Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 oktober 2022;
- de memorie van grieven, met twee producties;
- de memorie van antwoord met drie producties;
- de akte van [appellanten] ;
- de antwoordakte van [de B.V. 2] .
2.De feiten in hoger beroep
bij overschrijding van de onder artikel 8b bedoelde betalingstermijn, is de opdrachtgever van rechtswege in verzuim zonder dat een nadere ingebrekestelling vereist is. In dat geval is de opdrachtgever aan [de B.V. 2] vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan het tijdstip van volledige betaling van het openstaande bedrag rente verschuldigd van 2% per maand of een gedeelte daarvan. Naast het verschuldigde bedrag en de daarop verschenen rente, is de opdrachtgever tevens gehouden tot een volledige vergoeding van zowel de buitengerechtelijke incassokosten als de gerechtelijke incassokosten, daaronder begrepen de kosten voor advocaten, deurwaarders en incassobureaus. De buitengerechtelijke incassokosten worden gesteld op tenminste 15% van de totale bruto factuurwaarde met een minimum van 50,00.”
Betaling binnen 14 dagen na factuurdatum onder vermelding van: 16/0361/42095.” Op 1 oktober 2016 is de betalingstermijn verstreken. [appellanten] heeft deze factuur onbetaald gelaten tot op 21 oktober 2020. Hij heeft toen een bedrag van € 54.450,00 voldaan aan [de B.V. 2] , waardoor er vanaf die datum nog een bedrag van € 6.050,00 openstaat.
Ik heb nog navraag gedaan naar de vloer in de voerkeuken die volgens jou hellend uitgevoerd zou moeten zijn. In de bijlage is een foto toegevoegd van de tekeningen zoals deze met jou besproken zijn. De verlaging t.b.v. de dompelpomp is een initiatief geweest van [persoon] . Dit om te allen tijden het spuitwater deze richting in te spuiten, om vervolgens weg te kunnen pompen na het schoonmaken van de vloer
Wij hebben een rente nota ontvangen, dit is niet volgens de afspraak. Gelieve deze te crediteren.
3.Het geschil
4.De beoordeling
de vloer loopt naar de verkeerde kant af”. De onderbouwing daarvan is een email van 21 december 2016, waarin [appellanten] over de vloer opmerkt “
nu loopt hij af naar de andere kant, dit is gewoon niet goed.” en drie foto’s waarop een natte vloer te zien is. Metingen of foto’s waaruit blijkt dat de vloer werkelijk niet afloopt naar het putje voor de dompelpomp, ontbreken. Juist in hoger beroep, nadat door de rechtbank is geoordeeld dat deze stellingen van [appellanten] onvoldoende onderbouwd waren, had het op de weg van [appellanten] gelegen zijn stellingen over de oorzaak van de gestelde wateroverlast in relatie tot de gestelde tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomst van een duidelijke onderbouwing te voorzien, bijvoorbeeld aan de hand van een rapport van een andere aannemer of een bouwkundige. [appellant] heeft dat echter niet gedaan.
enhet verweer daartegen voor te leggen aan de overheidsrechter niet zo hoog te zijn dat toegang tot de rechter feitelijk onmogelijk wordt gemaakt. Tegelijkertijd is de capaciteit van de overheidsrechter om geschillen te beoordelen niet onbeperkt. Dat gegeven rechtvaardigt dat er wel enige (financiële) drempels zijn om een geschil aan de overheidsrechter voor te leggen, ook voor die partij die – uiteindelijk – in het gelijk wordt gesteld. De wettelijke regeling voorziet – gelet op die tegenstrijdige belangen – in een gedeeltelijke vergoeding van de proceskosten door de partij die in het ongelijk is gesteld. Op die hoofdregel bestaan verschillende uitzonderingen en het staat partijen vrij daarvan in hun contractuele verhouding af te wijken. Daartegenover staat dat de rechter ambtshalve bevoegd is de bedongen proceskosten te matigen tot bedragen die jegens de – verliezende – wederpartij redelijk zijn. In dit geval gaat het om een relatief standaard incassogeschil over een onbetaalde factuur, waartegen verweer wordt gevoerd. Het beding waarop [de B.V. 2] zich beroept is opgenomen in haar algemene voorwaarden, waarover niet is onderhandeld en die van toepassing kunnen worden, ook als [appellanten] niet op de hoogte was van de inhoud van dit beding. Het hof ziet in die omstandigheden aanleiding om te oordelen dat een proceskostenveroordeling conform het liquidatietarief jegens [appellanten] redelijk is en zal daarom de veroordeling van [appellanten] matigen tot de proceskosten conform het liquidatietarief. Daarmee is ook van dubbeltelling van de bedongen proceskosten met de ook toegewezen proceskosten geen sprake meer. Gelet op de ambtshalve matiging van de gevorderde proceskosten, heeft [appellanten] verder geen belang bij behandeling van de grieven 3 tot en met 5.