ECLI:NL:GHSHE:2023:4148

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
20-001342-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. J. Platschorre
  • mr. G.C. Bos
  • mr. R. Lonterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 2000 en woonachtig in België, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met een verbod op basis van de Opiumwet. De politierechter had hem een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en handhaving van de straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was en dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs in de auto. Het hof oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was, omdat de verdachte toestemming had gegeven. Het hof achtte bewezen dat de verdachte op 22 januari 2023 in Prinsenbeek 50 gram cocaïne en 292 gram heroïne had vervoerd. De verdachte werd schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en kreeg een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd. Tevens werd de in beslag genomen cocaïne onttrokken aan het verkeer. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn mentale problemen, geen aanleiding gaven om van het oriëntatiepunt voor de straf af te wijken.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001342-23
Uitspraak : 8 december 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 mei 2023, in de strafzaak met parketnummer 02-020888-23 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter veroordeeld voor ‘
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’. Aan de verdachte is een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen voor het tenlastegelegde tot dezelfde straf als opgelegd door de politierechter. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd het voorwerp te onttrekken aan het verkeer.
Door de verdediging is primair vrijspraak bepleit omdat de aangetroffen drugs niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd nu de doorzoeking van de auto onrechtmatig is verricht. Subsidiair heeft de verdediging als grond voor vrijspraak aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de drugs in de auto. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Prinsenbeek, gemeente Breda, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 50 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 292 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 januari 2023 te Prinsenbeek, gemeente Breda, opzettelijk heeft vervoerd 50 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 292 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
In de volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde einddossier van de Landelijke Eenheid, procesverbaalnummer PL2000-2023019186, sluitingsdatum 31 januari 2023, pagina 1 tot en met 22.
1.
het proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2023 (pg. 3-4 en 12), voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op zondag 22 januari 2023 waren wij belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A16.
Wij zagen dat een personenauto, Seat Leon, voorzien van het Spaanse kenteken [kenteken] , een melding gaf op de Automatic Numberplate Recognition (ANPR). Wij zagen op de autosnelweg A16 het voertuig vervolgens daadwerkelijk rijden.
Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de Backer en Ruebweg te Prinsenbeek [
hof: gelegen in de gemeente Breda], maakte ik, [verbalisant 4] , mij kenbaar als zijnde politie middels het tonen van mijn politielegitimatiebewijs. De bestuurder toonde mij desgevraagd zijn rijbewijs, Belgische verblijfskaart en het bij het voornoemde kenteken horende kentekenbewijs. Uit het aan mij verstrekte rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2000.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb hierop een onderzoek ingesteld in het voertuig. […] Ik zag dat er aan de bijrijderszijde van het voertuig aan het dashboard beschadigingen te zien waren. Ik zag namelijk dat er aan de rechterzijkant van het dashboard aan de randen van een plastic kap, gerafeld plastic te zien was. Dit kan erop duiden dat de kap al eerder verwijderd kan zijn geweest. Hierop heb ik de plastic kap los geklikt. Ik zag direct achter de plastic kap een dicht geseald, rechthoekig pakket in de ruimte achter de plastic kap lag.
Hierop heb ik het aangetroffen pakket in beslag genomen.
2.
het proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2023 (pg. 6-7), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan ter beschikking werden gesteld door [verbalisant 3] , Landelijk Flexibel Interventieteam.
Deze partij was inbeslaggenomen bij de verdachte: [verdachte] , [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] .
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
- 2550503: 50 gram (netto) wit poeder
- 2550526: 292 gram (netto) bruin blok
Sporenlijst:
SIN: AAQA4489NL
Goednummer: 2550519
Monster: 2,02 gram
SIN: AAPG2488NL
Goednummer: 2550529
Monster: 2,45 gram
De genoemde bemonstering is, voorzien van de vereiste Spoor Identificatie Nummer, via Team Forensische Opsporing verzonden aan het Nederlands Forensisch Instituut waarbij is verzocht onderzoek in te stellen naar de aard en samenstelling hiervan.
3.
het afzonderlijke proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 7 februari onderzochten wij de navolgende monsters met vermoedelijk verdovende middelen.
De verkregen data van de meting van elk monster is ter beschikking gesteld aan de
deskundige van het NFI.
Goednummer: PL2000-2023019186-2550519 […]
Totale hoeveelheid: 2,02 g […]
Spoor identificatienr.: AAQA4489NL
Bijzonderheden: Monster t.b.v. fo van bronpartij 2550503 (50 gram)
Goednummer: PL2000-2023019186-2550529 […]
Totale hoeveelheid: 2,45 g […]
Spoor identificatienr.: AAPG2488NL
Bijzonderheden: Monster t.b.v. fo van bronpartij 2550526 (292 gram)
4.
het afzonderlijke rapport NFiDENT van 7 februari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van rapporteur ing. [rapporteur] :
De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1
Kenmerk: AAQA4489NL
Omschrijving FO: brokken, wit, uit 50 gram
Conclusie: bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
5.
het afzonderlijke rapport NFiDENT van 7 februari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van rapporteur ing. [rapporteur] :
De ontvangen data voldoen aan de gestelde criteria voor het NFiDENT-proces. De resultaten en conclusie van het onderzoek zijn vermeld in tabel 1.
Tabel 1
Kenmerk: AAPG2488NL
Omschrijving FO: poeder en brokjes, bruin, uit 292 gram
Conclusie: bevat heroïne
Heroïne is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
6.
het proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2023 (pg. 8), voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op zondag 22 januari 2023 deed ik verbalisant [verbalisant 8] onderzoek naar de
reisbeweging van het voertuig dat het Spaanse kenteken [kenteken] voerde en waarin de
verdachte zich verplaatste voor het moment dat hij werd aangehouden. Het genoemde kenteken werd door de politie eerder in een referentiebestand geplaatst in verband met ondermijnende criminaliteit. Bij het invoeren van het genoemde kenteken in het voor mij beschikbare systeem waarin de politie de reisbewegingen van ingevoerde voertuigen kan nagaan, zag ik het volgende:
- 22 januari 2023 13:22 uur A16 li 72.2 Nederland in (noordelijke richting)
- 22 januari 2023 13:38 uur A16 li 44.3 Moerdijk
- 22 januari 2023 13:49 uur A16 li 20.1 Brienenoord
- 22 januari 2023 14:59 uur A16 re 20.1 Brienenoord (zuidelijke richting)
- 22 januari 2023 15:12 uur A16 re 44.3 Moerdijk
Op 18 januari 2023 en 19 januari 2023 zag ik dat het voertuig soortgelijke
reisbeweging maakte. Alleen op 18 januari 2023 zag ik dat deze reisbeweging laat in de avond plaats vond. Maar ook deze dagen zag ik dat het voertuig maar ongeveer een uur in de omgeving Rotterdam is voordat deze weer richting de Belgische grens rijdt.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat
vrijwillige en ondubbelzinnige toestemming voor het doorzoeken van de auto door de verdachte ontbreekt, nu onduidelijk is of hij de Nederlandse taal voldoende machtig was om de situatie te begrijpen. Voorts is niet gebleken van concrete omstandigheden die een verdenking en aldus een doorzoeking rechtvaardigden. De onrechtmatige doorzoeking levert een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek op waarmee inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden van de aangetroffen drugs. Voor een veroordeling resteert onvoldoende bewijs. Bovendien is aan de verdachte op straat geen cautie medegedeeld terwijl hij evident door de politie werd bevraagd als verdachte;
ij de verdachte geen meer of mindere mate van bewustheid en daarmee wetenschap van de drugs kan worden vastgesteld. Volgens de raadsman is het enkel rijden in een (huur)auto waarin kennelijk - niet direct toegankelijke - drugs liggen verstopt, onvoldoende voor een veroordeling.
Het hof overweegt als volgt.
Ad a.
Het hof begrijpt dat de verdediging primair een beroep doet op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
De Hoge Raad heeft in onder meer zijn arresten van 30 maart 2004 [1] en 19 februari 2013 [2] uiteengezet wanneer sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en aan welke (wettelijke) voorwaarden moet worden voldaan voordat toepassing kan worden gegeven aan één van de in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen. In zijn arresten van 1 december 2020 [3] heeft de Hoge Raad nadere overwegingen gegeven over de beperking tot vormverzuimen die zijn begaan bij ‘het voorbereidend onderzoek’ tegen de verdachte en de toepassingsvoorwaarden voor de rechtsgevolgen van strafvermindering, bewijsuitsluiting respectievelijk niet-ontvankelijkverklaring in de vervolging. De Hoge Raad merkt in die arresten op dat in het strafproces centraal staat dat de rechter, met inachtneming van de regels van een eerlijk proces, zoveel mogelijk een inhoudelijk oordeel velt over de beschuldiging die jegens de verdachte wordt geuit en zo recht spreekt in de concrete zaak. Op de strafrechter rust niet de taak en verantwoordelijkheid de rechtmatigheid en de integriteit van het optreden van politie en justitie als geheel te bewaken. De strafrechter is daartoe ook niet in staat. Toepassing van artikel 359a Sv kan ertoe strekken dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) wordt gewaarborgd. Daarnaast berust de beantwoording van de vraag of een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, en zo ja de wijze waarop dat gebeurt, in de kern op een afweging van belangen. Daarbij gaat het om de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen – waaronder de belangen van waarheidsvinding en van de bestraffing van de daders van strafbare feiten – en de belangen die verband houden met de handhaving van grondrechten en de bevordering van een normconform verloop van het voorbereidend onderzoek.
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim.
In het proces-verbaal van bevindingen van 22 januari 2023 van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (dossierpagina’s 3-4 en 12 van het procesdossier) relateert verbalisant [verbalisant 4]
“Nadat het voertuig tot stilstand was gebracht op de Backer en Ruebweg te Prinsenbeek, maakte ik, [verbalisant 4] , mij kenbaar als zijnde politie middels het tonen van mijn politielegitimatiebewijs. […] Ik, [verbalisant 4] , kon [verdachte] goed begrijpen in het Nederlands en [verdachte] begreep mij ook. [verdachte] vertelde mij dat hij in België woonde en daarom Nederlands sprak. […] Ik, [verbalisant 4] , vroeg aan [verdachte] of hij op dit moment verboden spullen bij zich had zoals: verdovende middelen, wapens, veel geld of gestolen goederen. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Nee nee. Ik rook niet. Je mag in de auto kijken." Ik, [verbalisant 4] , vroeg vervolgens aan [verdachte] specifiek of wij zijn voertuig mochten doorzoeken en dat wij dat heel goed gingen doen en ook kappen los gingen halen. Wij, [verbalisant 4] , [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat [verdachte] met twee armen naar de auto wees en hoorden [verdachte] zeggen dat hij dit geen probleem vond.”Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de Nederlandse taal voldoende machtig is. Bovendien is de verdachte woonachtig in [woonpl] , behorend tot het Nederlandstalig deel van België . Aan de verdachte is expliciet gevraagd of het voertuig mocht worden doorzocht en met hem is de voorgenomen gang van zaken besproken, hetgeen door de verbalisanten nauwkeurig is gerelateerd. Het daaropvolgende handgebaar van de verdachte houdt naar het oordeel van het hof - in samenhang bezien met zijn eerdere uitlating dat in de auto mag worden gekeken - een uitdrukkelijke toestemming in voor het doorzoeken van de auto. Op dat moment was nog geen sprake van een verdenking c.q. verhoorsituatie en was het geven van de cautie niet vereist.
Gelet op het vorenstaande is het hof, met de advocaat-generaal, van oordeel dat de doorzoeking van de auto niet onrechtmatig was en aldus geen sprake is geweest van een vormverzuim. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ad b.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte zich niet bewust was van de harddrugs in de auto wordt door het hof eveneens verworpen. Naar het oordeel van het hof kan uit het strafdossier worden afgeleid dat de verdachte de enige inzittende was van het voertuig. Voorts blijkt uit het dossier dat in dit voertuig:
- er diverse plastic kappen van het interieur los zaten dan wel beschadigd
waren;
- er diverse schroeven misten welke deze plastic kappen van het
interieur bij elkaar zouden moeten houden;
- er aan de bijrijderszijde van het voertuig aan het dashboard beschadigingen te zien waren;
- er aan de rechterzijkant van het dashboard aan de randen van een plastic kap, gerafeld plastic te zien was.
- het gesealde pakket, met naar later bleek de daarin verpakte verdovende middelen, eenvoudig bereikbaar werd door deze plastic kap los te klikken.
Voorts acht het hof de verklaring van de verdachte dat hij in een huurauto reed, ongeloofwaardig. De verdachte kan geen huurovereenkomst overleggen, de door hem genoemde huurprijs per dag komt niet overeen met de genoemde huurprijs per twee weken en het huren van een voertuig met Spaans kenteken in België dan wel Nederland acht het hof niet aannemelijk. Daarnaast past het hoge totaalbedrag van de huur (2500 euro volgens de verklaring van de verdachte op pagina 16) in het geheel niet bij de hoogte van het inkomen van de verdachte zoals genoemd in zijn verhoor op pagina 16, te weten 2000 tot 2200 euro per maand. Nu bovendien de gereden route van de auto niet klopt met hetgeen de verdachte daarover heeft verklaard toen hij een stopteken had gekregen, te weten dat hij twee dagen in Den Haag was geweest bij een neef (pagina 4), zich een patroon van soortgelijke reisbewegingen heeft voorgedaan op twee eerdere dagen en de verdachte hieraan geen tegenwicht heeft geboden in de vorm van een nadere verklaring, doordat hij zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen, concludeert het hof dat de verdachte moet hebben geweten van de aanwezigheid van de harddrugs in de auto.
Op grond van het bovenstaande en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van 50 gram cocaïne en 292 gram heroïne. De drugs zijn aangetroffen in het voertuig dat door de verdachte werd gebruikt en bestuurd. Het lag, in een geseald pakket, verstopt in het interieur van het dashboard aan de bijrijderszijde. Uit de omstandigheden van het aantreffen van de drugs kan worden afgeleid dat de drugs bedoeld waren voor de handel. De handel in harddrugs vormt een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte is voorbij gegaan aan het gegeven dat harddrugs, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren. Bovendien is algemeen bekend dat die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of andere strafbare feiten trachten te bekostigen en daarmee forse overlast in de maatschappij veroorzaken. De verdachte heeft met zijn handelen enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Ter terechtzitting van zowel de politierechter als het hof is de verdachte niet in persoon verschenen. Bevraagd door de politie heeft de verdachte evenmin verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting (LOVS-oriëntatiepunten). Voor het vervoeren van 200 tot 500 gram harddrugs geldt als LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Naast de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 4 oktober 2023 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, heeft het hof tevens acht geslagen op de door de verdediging ter terechtzitting aangevoerde omstandigheden dat de verdachte momenteel kampt met mentale problemen en ter behandeling is opgenomen in een psychiatrische instelling in Spanje. Volgens de verdediging houdt oplegging van een gevangenisstraf in dat de behandeling van de verdachte in Spanje stagneert en hij zijn baan in België verliest.
Het hof ziet in de aangevoerde omstandigheden echter geen reden om af te wijken van het eerdergenoemde oriëntatiepunt dan wel de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk op te leggen zoals verzocht door de verdediging. Immers komt het behoud van de baan van de verdachte niet direct in het gedrang, nu de verdachte kennelijk reeds onbetaald verlof bij zijn Belgische werkgever heeft kunnen opnemen vanwege zijn klinische opname in Spanje en zijn mogelijk ambulante behandeling aldaar. Daarnaast weet het hof onvoldoende over het thans lopende traject in Spanje en de status ervan om daarmee rekening te kunnen houden in de strafoplegging. Schriftelijke bescheiden daaromtrent ontbreken. Het hof zal dan ook een gevangenisstraf opleggen gelijk aan het oriëntatiepunt, hetgeen van langere duur is dan de door de advocaat-generaal gevorderde twee maanden. Naar het oordeel van het hof doet de strafeis van de advocaat-generaal onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde.
Alles afwegende zal het hof aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beslag
Onder de verdachte is 50 gram cocaïne (goednummer G2550503) inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven. Het hof overweegt dat het tenlastegelegde en bewezenverklaarde onder meer is begaan met betrekking tot de inbeslaggenomen drugs.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de drugs dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het hof zal dan ook hiertoe besluiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
50 gram cocaïne (goednummer G2550503).
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. G.C. Bos en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier,
en op 8 december 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533
2.HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5321