ECLI:NL:GHSHE:2023:4139

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.332.025_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens herstelvonnis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A. Verstijnen, had hoger beroep ingesteld tegen een herstelvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 24 november 2022 was gewezen. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep een herstelvonnis betreft, zoals bedoeld in artikel 31 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel bepaalt dat tegen de verbetering of weigering daarvan geen voorziening openstaat. Hierdoor is de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De procedure begon met een rolbeslissing van het hof op 19 september 2023, waarin werd geconstateerd dat het vonnis van 24 november 2022 een herstelvonnis was. De appellant werd in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over zijn ontvankelijkheid in hoger beroep, maar heeft geen akte genomen op de roldatum van 10 oktober 2023. De geïntimeerde, N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij, vertegenwoordigd door mr. A.Y. Messchaert, heeft wel een antwoordakte ingediend.

Het hof heeft in zijn beoordeling bevestigd dat het vonnis van de kantonrechter kwalificeert als een herstelvonnis en dat de appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn hoger beroep. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 2.135,-- aan griffierecht en € 591,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.332.025/01
arrest van 12 december 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. G.A. Verstijnen te Oss,
tegen
N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij,
gevestigd te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.Y. Messchaert te Hilversum,
als vervolg op de door het hof op 19 september 2023 gegeven rolbeslissing in het hoger beroep van het onder zaaknummer 9537679 \ CV EXPL 21-5366 gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 24 november 2022.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 19 september 2023;
  • de antwoordakte van geïntimeerde van 24 oktober 2023.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest.

2.De beoordeling

2.1.
In genoemde rolbeslissing is geconstateerd dat het vonnis waarvan beroep van 24 november 2022 een vonnis is tot verbetering van een kennelijke fout ex artikel 31 Rv. Omdat artikel 31 lid 4 Rv bepaalt dat tegen de verbetering of weigering daarvan geen voorziening open staat, is appellant in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep. De zaak is daartoe verwezen naar de rol van 3 oktober 2023, ambtshalve peremptoir. Op die roldatum heeft appellant verzocht om uitstel, waarna de zaak is verwezen naar de rol van 10 oktober 2023, ambtshalve peremptoir. Op die rol heeft appellant geen akte genomen. Geïntimeerde heeft daarna een antwoordakte genomen.
2.2.
Het hof overweegt als volgt. In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter beslist op twee verzoeken van partijen nadat op 22 september 2022 eindvonnis was gewezen. Het hof onderschrijft het oordeel van de rolraadsheer in de rolbeslissing dat het vonnis waarvan beroep kwalificeert als een herstelvonnis als bedoeld in artikel 31 Rv. In dit vonnis heeft de kantonrechter immers beslist op twee verzoeken van respectievelijk gedaagde (thans appellant) en eiseres (thans geïntimeerde) tot verbetering van (1) een kennelijke verschrijving in een overweging in het eindvonnis van 22 september 2022 en (2) een kennelijke discrepantie tussen de in het eindvonnis in de overwegingen gegeven beslissing en de beslissing in het dictum van dat vonnis. Het eerste verzoek heeft de kantonrechter afgewezen. Het tweede verzoek is toegewezen.
Op grond van het bepaalde in artikel 31 lid 4 Rv staat tegen de verbetering of de weigering daarvan geen voorziening open. Dat betekent dat appellant niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.3.
In het petitum van de appeldagvaarding van 21 februari 2023 vordert appellant onder meer eiseres in eerste aanleg in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans deze te ontzeggen als zijnde ongegrond en onbewezen.
Voor zover appellant hiermee beoogt in hoger beroep te komen tegen het eindvonnis van 22 september 2022 is hij ook daarin niet-ontvankelijk. De appeltermijn tegen dat vonnis verstreek immers op 22 december 2022.
2.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellant worden veroordeeld in de proceskosten met de wettelijke rente, zoals door geïntimeerde is gevorderd. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Daarom zal het hof de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden (ECLI:NL:HR:2022:853).

3.De uitspraak

Het hof:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellant in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van geïntimeerde op € 2.135,-- aan griffierecht en op € 591,50 aan salaris advocaat (½ punt liquidatietarief II), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na betekening van dit arrest tot de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2023.
griffier rolraadsheer