ECLI:NL:GHSHE:2023:4136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.334.477_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over ontruiming wegens overlast door huurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Zeker Financiële Zorgverlening B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van een huurder, tegen Stichting TBV. De huurder wordt verweten ernstige overlast te veroorzaken, wat heeft geleid tot een kort geding waarin de kantonrechter de ontruiming van de woning heeft bevolen. De huurovereenkomst is op 7 juli 2021 gesloten, en sindsdien zijn er herhaaldelijk klachten over overlast ingediend door omwonenden. Ondanks waarschuwingen en gedragsaanwijzingen van de verhuurder, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter heeft in het vonnis van 11 oktober 2023 de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen een maand na betekening van het vonnis. De bewindvoerder heeft in hoger beroep negen grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de huurder. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de grieven van de bewindvoerder af. De ontruiming wordt als noodzakelijk beschouwd om de andere huurders te beschermen tegen de aanhoudende overlast. Het hof legt de proceskosten van het hoger beroep bij de bewindvoerder neer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.334.477/01
arrest van 12 december 2023
in de zaak van
Zeker Financiële Zorgverlening B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen
van
[appellant], wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna: de bewindvoerder en [appellant] ,
advocaat: mr. I. Stolting te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht,
tegen
Stichting TBV,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna: TBV,
advocaat: mr. P.L.T. Roks te Tilburg,
op het bij dagvaardingsexploot van 7 november 2023 ingeleide hoger beroep van het kortgedingvonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 11 oktober 2023 tussen de bewindvoerder als gedaagde en TBV als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak 1069170 VV EXPL 23-72)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van de bewindvoerder met grieven en producties, en de conclusie van eis;
  • de memorie van antwoord van TBV, met een productie;
  • de mondelinge behandeling, waarbij TBV de vooraf ingezonden productie 54 heeft ingebracht en de bewindvoerder de vooraf ingezonden producties 7 tot en met 10 heeft ingebracht.
2.2
Na gevraagd arrest heeft het hof een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op de stukken van het hoger beroep en van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1
Deze kortgedingzaak gaat in beroep voornamelijk over de door de verhuurder verlangde ontruiming wegens aan de huurder verweten overlast.
Uitgangspunten en feiten
3.2
Als gesteld en niet (voldoende) betwist, vormen de volgende feiten voor het hof het uitgangspunt.
a. TBV heeft bij op 7 juli 2021 gesloten huurovereenkomst de woning [adres] in [woonplaats] met ingang van 7 juli 2021 voor onbepaalde tijd aan [appellant] verhuurd tegen een overeengekomen huurprijs van laatstelijk € 469,70 per maand. Volgens artikel 9 van de huurovereenkomst zijn op deze overeenkomst de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte no. 20-01 van verhuurder van toepassing.
Met ingang van 21 februari 2022 is (ook) [persoon A] (hierna: [persoon A] ) in de basisregistratie personen van de gemeente Tilburg ingeschreven op het adres van de gehuurde woning.
In de periode van november 2021 tot en met mei 2022 heeft TBV meermalen klachten ontvangen over door [appellant] en/of [persoon A] veroorzaakte overlast, vooral veroorzaakt door ruzies tussen [appellant] en [persoon A] . Dat betreft o.a. overlastklachten blijkend uit meldingen van:
- [persoon B] in e-mails van 8, 10, 14, 15, 29 en 30 november 2021, 8 en 16 december 2021, alsmede 3, 5, 13 en 21 januari 2022;
- [wijkagent 1] in de e-mail van 10 januari 2022;
- [persoon B] in e-mails van 4, 8, 9, 12 en 13 februari 2022;
- [persoon C] in de e-mail van 6 februari 2022;
- [wijkagent 2] in de e-mail met politiemeldingen van 15 februari 2022;
- [wijkagent 2] in de e-mail d.d. 19 april 2022 met politiemeldingen van maart
en april 2022;
- [persoon B] in e-mails van 14 en 19 april 2022;
- [persoon C] in de e-mail van 16 mei 2022;
- [persoon B] in de e-mail uit mei 2022.
Na in deze periode door TBV aan [appellant] gezonden brieven van 24 januari 2022, 17 februari 2022, 22 februari 2022, 1 maart 2022, 9 maart 2022 en 3 mei 2022 en huisbezoeken op 17 februari 2022 en 8 maart 2022 waarin TBV [appellant] meermalen heeft gewaarschuwd voor en gedreigd met een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst, heeft TBV [appellant] op 29 juni 2022 een schriftelijke gedragsaanwijzing laten ondertekenen, die vermeldt:
“(…) Verhuurder krijgt vanaf donderdag 04 november 2021 meldingen van door u en/of uw vriendin veroorzaakte structurele overlast vanuit, of in de nabijheid van, de woning. (…) Dit gebeurde ook vaak onder de invloed van alcoholhoudende dranken en vaak in voor de nachtrust bestemde tijd.
(…)
Bovengenoemde situatie is voor verhuurder onacceptabel, Huurder schiet tekort in de nakoming van de verplichtingen krachtens de huurovereenkomst. Verhuurder is echter bereid om huurder nog een laatste kans te geven. Huurder gaat uitdrukkelijk akkoord met onderstaande afspraken en is zich er van bewust dat, indien hij deze afspraken niet nakomt, verhuurder zich genoodzaakt ziet een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te starten vanwege slecht huurderschap.
(…)
Huurder zorgt ervoor dat hij en/of zijn vriendin geen overlast meer veroorzaken vanuit de woning en /of in de nabijheid daarvan.
Huurder is als contractant tevens verantwoordelijk voor het gedrag van zijn vriendin en/of andere bezoekers die aanwezig zijn in de woning. (...)”.
In de daaropvolgende periode van juni 2022 tot en met december 2022 heeft TBV opnieuw bij herhaling klachten ontvangen over door [appellant] en/of [persoon A] veroorzaakte overlast, waaronder gemelde overlastklachten blijkend uit meldingen van:
- [persoon D] , telefonisch maar neergelegd in de e-mail van 17 augustus
2022;
- niet genoemde melder, vastgelegd in een e-mail van 17 augustus 2022;
- wijkagent in een e-mail van 22 augustus 2022;
- [persoon D] in de e-mail van 21 november 2022;
- [wijkagent 1] in de e-mail van 22 november 2022.
Na in deze periode door TBV aan [appellant] gezonden brieven van 17 augustus 2022 en 30 augustus 2022, heeft TBV [appellant] op 6 december 2022 geschreven (met bijgevoegde vertaling in het Spaans, kennelijk ten behoeve van [persoon A] ):
“Ondanks eerder contact en waarschuwingen blijven u en uw vriendin overlast veroorzaken voor uw woonomgeving. Dit tijdens een ruzies tussen uw beiden.
(…)
Deze overlast moet direct stoppen
U zet echt uw huurovereenkomst op het spel. Het met regelmaat veroorzaken van overlast kan een rechter op verzoek van TBV wonen doen besluiten uw huurovereenkomst te ontbinden. (…)”
Op 12 augustus 2022 heeft de kantonrechter (zaak 9768962) vanaf 13 augustus 2022 wegens lichamelijke of geestelijke toestand een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [appellant] , met benoeming van de bewindvoerder.
In de periode van december 2022 tot en met 3 augustus 2023 heeft TBV opnieuw bij herhaling meermalen klachten van omwonenden ontvangen over door [appellant] en/of [persoon A] veroorzaakte overlast, waaronder overlastklachten blijkend uit meldingen van:
- [persoon D] , neergelegd in e-mail [wijkagent 1] van 2 februari 2023;
- [wijkagent 3] in twee e-mails van 21 maart 2023;
- [wijkagent 1] in e-mail van 27 maart 2023 2023;
- [wijkagent 3] in e-mail van 27 mei 2023.
Na in deze periode door TBV aan [appellant] gezonden brieven van 6 februari 2023 en 28 maart 2023 waarin de voortdurende overlast opnieuw werd gemeld, heeft TBV [appellant] bij brief van 3 augustus 2023 geschreven:
“(…) Ondanks eerdere waarschuwingen, gespreken en beloftes blijft de overlast vanwege ruzies tussen u en uw vriendin aanhouden. (…) De overlast voor omwonenden blijft aanhouden (…).
De politie heeft in 2023 al veel meldingen hierover ontvangen, te weten:
14 juli 2023 om 01.21 uur
23 juni 2023 om 00.26 uur
22 juni 2023 om 23.19 uur
22 juni 2023 om 11.29 uur
21 juni 2023 om 23.55 uur
04 juni 2023 om 02.06 uur
02 juni 2023 om 05.41 uur
26 mei 2023 om 22.21 uur
08 mei 2023 om 05.21 uur
24 maart 2023 om 23.35 uur
20 maart 2023 om 14.59 uur
19 maart 2023 om 22.25
04 februari 2023 om 22.35
Op donderdag 10 augustus 2023 om 15.30 uur kom ik bij u langs
(…)”
In de daaropvolgende periode na 3 augustus 2023 heeft TBV opnieuw overlastklachten ontvangen, waaronder overlastklachten blijkend uit meldingen van:
- [persoon C] in de e-mail van 5 augustus 2023;
- [wijkagent 1] in de e-mail van 5 augustus 2023;
- [persoon C] in de e-mail van 10 augustus 2023;
- [wijkagent 1] in de e-mail van 14 augustus 2023.
Nadat [appellant] (opnieuw) geen medewerking verleende aan een aangekondigd huisbezoek, heeft TBV [appellant] en de bewindvoerder bij brief van 21 augustus 2023 geschreven:
“Ondanks onze eerdere gesprekken, afspraken, een gedragsaanwijzing en de sommaties blijft u overlast veroorzaken. Er is regelmatig ruzie tussen u en uw vriendin en omwonenden ervaren hierdoor erg veel overlast.
Wij sturen u deze brief om aan te geven welke stappen wij nu zetten om de overlast te stoppen.
Beëindiging huurovereenkomst
Wij zijn verplicht om op te treden tegen overlast. Nu onze inspanningen niet tot resultaat hebben geleid, dwingt u ons om de huurovereenkomst te beëindigen. Dit kan op twee manieren: 1) u zegt zelf de huurovereenkomst op, of 2) wij starten een juridische procedure.
Zelf de huurovereenkomst opzeggen
Indien u ervoor kiest om zelf de huurovereenkomst op te zeggen, maak dan gebruik van bijgevoegd formulier "huuropzegging". Stuurt u dit formulier volledig ingevuld en ondertekend binnen twee weken na dagtekening van deze brief retour. Uw opzegtermijn is één maand.
Zegt u de huur niet zelf op?
Dan starten wij een juridische procedure. Aan de kantonrechter vragen we om de huurovereenkomst te beëindigen en u te veroordelen tot betaling van de juridische kosten.
Blokkade
Wij wijzen u er verder op dat u (en eventuele inwoners) de komende twee jaar wordt uitgesloten van huisvesting bij de woningcorporaties die zijn aangesloten bij Woning in Zicht. (…)”
Op 25 augustus 2023 heeft een incident plaatsgevonden tussen [appellant] en [persoon C] , wat werd gemeld door:
- [persoon C] in de e-mail van 28 augustus 2023;
- [wijkagent 1] in de e-mail van 28 augustus 2023, die vermeldt:
“(.. . ) Eerst betrokkene [appellant] gesproken, deze was verbaal agressief en stond op zenden. Hij gaf aan dat zijn buurvrouw ( [persoon C] ) hem het leven zuur maakt, hem filmt en hem probeert zijn woning uit te krijgen. Hij zei meerdere malen dat het moest stoppen of dat hij haar iets aan zou doen, haar gezicht ging verbouwen, enzovoorts. Met [appellant] was totaal geen gesprek te voeren. (…)
[persoon C] , bewoonster [huisnummer] gesproken. Een vriendin van haar was bij haar in de woning. Beide waren erg van streek, [appellant] zou op de deur hebben geslagen en hebben staan schreeuwen. (...) [persoon C] was bang maar wilde wel thuis blijven. Hierop aangegeven dat ze bij dreigende escalatie moet bellen en dat we dan met spoed komen. Waar kan, doorpakken bij nieuwe meldingen.
(...)”.
i. [persoon A] heeft de basisregistratie personen van de gemeente Tilburg aangegeven per 1 september 2023 te zijn verhuisd naar Eindhoven.
3.3
In dit met de dagvaarding van 19 september 2023 ingeleide geding heeft TBV gevorderd dat de kantonrechter de bewindvoerder uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot, samengevat:
ontruiming van de door [appellant] gehuurde woning,
betaling van € 1.317,79 aan huurachterstand tot en met 30 september 2023, met wettelijke rente,
betaling van € 469,70 voor iedere maand dat [appellant] vanaf 1 oktober 2023 van de woning gebruik blijft maken, met wettelijke rente,
betaling van de proceskosten, met nakosten.
3.4
Bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beroepen vonnis van 11 oktober 2023 heeft de kantonrechter de bewindvoerder veroordeeld tot, kort gezegd:
I. ontruiming van de door [appellant] gehuurde woning binnen één maand na betekening,
II. betaling van € 272,21 aan huurachterstand tot en met 27 september 2023, met wettelijke rente,
III. betaling van € 469,70 voor iedere maand dat [appellant] vanaf 1 oktober 2023 van de woning gebruik blijft maken, met wettelijke rente,
IV. betaling van de proceskosten, met nakosten.
3.5
Op 19 oktober 2023 heeft TBV het beroepen vonnis doen betekenen en de ontruiming van de door [appellant] gehuurde woning aangezegd tegen 30 november 2023.
3.6
In dit met de spoedappeldagvaarding van 7 november 2023 ingeleide beroep formuleert de bewindvoerder negen grieven. De bewindvoerder concludeert in de kern dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen, de vorderingen van TBV alsnog zal afwijzen en TBV uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot:
- terugbetaling van wat de bewindvoerder ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft
betaald, met wettelijke rente,
- betaling van de proceskosten van de eerste aanleg en het beroep, met nakosten.
3.7
TBV weerspreekt de grieven en concludeert naar de kern genomen dat het hof het beroepen vonnis zal bekrachtigen en de bewindvoerder uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen in de proceskosten van het beroep, inclusief nakosten en salaris advocaat.
Rechtsstrijd in hoger beroep
3.8
De bewindvoerder voert geen grieven aan tegen de op vordering van TBV uitgesproken
veroordeling IItot betaling van € 272,21 aan huurachterstand tot en met 27 september 2023 en
veroordeling IIItot betaling van € 469,70 voor iedere maand dat [appellant] vanaf 1 oktober 2023 van de woning gebruik blijft maken. Hierdoor liggen deze beslissingen buiten het door de grieven ontsloten gebied.
3.9
Met
grief 1klaagt de bewindvoerder dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat TBV in het gelijk wordt gesteld en dat [appellant] niet in de gehuurde woning mag blijven wonen en hij deze moet ontruimen.
Met deze verder niet afzonderlijk toegelichte grief loopt de bewindvoerder vooruit op de andere grieven. Deze grief ligt eigenlijk in het verlengde van de andere grieven, mist zelfstandige betekenis en behoeft als zodanig geen afzonderlijke bespreking.
Of dit beroep leidt tot andere (dan door de kantonrechter gegeven) beslissingen, hangt af van de -hierna nog te onderzoeken- andere grieven.
Spoedeisend belang
3.1
Met
grief 2komt de bewindvoerder op tegen het oordeel van de kantonrechter dat TBV voldoende spoedeisend belang heeft bij de in kort geding gevorderde voorziening.
Deze grief 2 kan als zodanig nergens toe leiden, omdat het hof het voor kort geding vereiste spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening zelf en naar de actuele toestand dient te onderzoeken.
3.11
Het hof oordeelt het voor kort geding vereiste spoedeisend belang van TBV bij de in beroep voorliggende voorziening op dit moment nog steeds aanwezig.
Dat spoedeisend belang volgt al uit de aard van de verlangde voorziening. TBV verlangt als toegelaten instelling in de zin van artikel 19 Woningwet immers bescherming van haar (andere) huurders tegen de al ca. 22 maanden durende inbreuk op hun rustig en veilig woongenot door ernstige overlast, die aan [appellant] valt toe te rekenen. Ondanks herhaalde waarschuwingen duurde die overlast volgens TBV voort en werd het zelfs steeds erger, totdat het uitmondde in een agressief en (be)dreigend optreden van [appellant] tegenover buurvrouw [persoon C] op 25 augustus 2023. Dat geen incidenten meer zijn gemeld sinds dit kort nadien met de inleidende dagvaarding aanhangig gemaakte geding, laat volgens TBV onverlet dat met name haar huurder [persoon C] nog steeds gevoelens van onveiligheid en angst ervaart door de aanwezigheid van [appellant] in de gehuurde woning.
Of dit alles terecht is en de aan het hof voorliggende vordering van TBV in kort geding toewijsbaar zal blijken, is een andere kwestie en zal het hof hierna onderzoeken.
Ontruiming binnen een maand
3.12
De
grieven 3 tot en met 7lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Hiermee komt de bewindvoerder op tegen de op vordering van TBV uitgesproken
veroordeling Itot ontruiming van de door [appellant] gehuurde woning binnen één maand na betekening.
3.13
In dit kort geding dient het hof te oordelen op basis van alle omstandigheden van het geval en een afweging van de belangen van partijen, mede in het licht van de aard van de zaak, een voorlopige beoordeling van de zaak en actuele feiten en omstandigheden. Daarbij stelt het hof in dit geval verder voorop dat [appellant] als huurder verplicht is om zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde woning als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW) en niet alleen voor eigen gedragingen aansprakelijk is maar ook voor de gedragingen van anderen die zich met zijn goedvinden in de gehuurde woning bevinden (artikel 7:219 BW), hetgeen te meer geldt voor zover [appellant] , betrokken bij de overlastgevende ruzies, daarmee zelf is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8743.
Voor zover TBV haar vorderingen heeft onderbouwd met een beroep op artikel 6 van de (als prod. 1. bij inl. dagvaarding) overgelegde Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst onzelfstandige woonruimte 20-01 gaat het hof daaraan voorbij, nu volgens artikel 9 van de huurovereenkomst op deze overeenkomst de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte no. 20-01 van toepassing zijn, maar déze voorwaarden niet zijn overgelegd.
3.14
TBV voert aan dat [appellant] ondanks afspraken, waarschuwingen en zelfs een gedragsaanwijzing, zich niet als goed huurder gedraagt door de al sinds november 2021 bij herhaling veroorzaakte ernstige overlast aan omwonenden, die het woongenot en veiligheidsgevoel van andere huurders ernstig aantast.
De bewindvoerder erkent dat in het verleden overlast is veroorzaakt, maar zegt dat sommige overlastmeldingen [appellant] onbekend waren of anders moeten worden uitgelegd.
3.15
Het hof overweegt dat zoals ook uit de vaststaande feiten volgt, al vrij snel na ingang van de huurovereenkomst sprake was van overlastveroorzakend gedrag vanuit of rond de gehuurde woning. Sinds november 2021 is ca. 22 maanden lang bij herhaling ernstige overlast gemeld door omwonende huurders van TBV, van wie het woongenot en veiligheidsgevoel werd aangetast. Die overlast werd met name veroorzaakt door de vele ruzies van [appellant] met de bij hem inwonende [persoon A] en het daarmee gepaard gaande geschreeuw, luide gekrijs, gehuil, slaan met deuren, gooien van voorwerpen en fysieke geweld.
3.16
De bewindvoerder voert aan dat [appellant] een rugzak(je) heeft en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de overlast, die volgens de bewindvoerder met name het gevolg is van de omstandigheid dat ex-partner [persoon A] na de beëindiging van hun slechte relatie niet uit de gehuurde woning wilde vertrekken en dat [appellant] niet bij machte was om haar vertrek uit de gehuurde woning te bewerkstelligen. [persoon A] kon eerst ook geen andere woning verkrijgen, maar sinds haar vertrek uit de gehuurde woning per 1 september 2023 is de overlastgevende situatie volgens de bewindvoerder geëindigd en zijn er ook geen overlastmeldingen meer.
3.17
Het hof volgt voornoemd betoog van de bewindvoerder echter niet. Het hof stelt voorop dat toerekenbaarheid geen vereiste is voor ontbinding. In zoverre staat in de bodemprocedure een verminderde of niet-toerekenbaarheid niet aan ontbinding van de huurovereenkomst in de weg.
Voorts neemt het hof in aanmerking dat [persoon A] niet bij alle aan [appellant] verweten misdragingen aanwezig is geweest. Daarenboven hebben [appellant] en [persoon A] de overlast veelal gezamenlijk veroorzaakt (vgl rov. 3.13).
Verder wijst TBV er terecht op dat ondanks herhaalde interventies van hulpverlenende instanties en van de politie, de overlastmeldingen na november 2021 bleven binnenkomen.
Ook TBV heeft [appellant] sinds november 2021 bij herhaling aangesproken en aangeschreven over de voordurende overlast en geconfronteerd met nadrukkelijke waarschuwingen, een gedragsaanwijzing, een dreigende ontbinding van de huurovereenkomst en zelfs ‘laatste kansen’ geboden om de overlast te stoppen en de gehuurde woning te kunnen behouden.
Verder schrijft bijvoorbeeld [persoon E] (begeleider Tof Wonen) in zijn e-mail van 20 september 2023 wel dat [appellant] :
“(…) heeft zich de afgelopen jaren begeleidbaar opgesteld en heeft stappen gezet om o.a. zijn (impulsieve) reactieve gedrag aan te passen. De situatie met zijn buurvrouw is voor [appellant] een reactie die voorkomt[het hof begrijpt: voortkomt]
uit zijn trauma, waarbij hij zich in een hoek gedreven voelt. (…)”.
Maar dat [appellant] niet verantwoordelijk mag worden gehouden voor het eigen gedrag, blijkt onvoldoende. Zo schrijft bijvoorbeeld [persoon F] (casuscoördinator Veiligheidsteam) in haar e-mail van 28 augustus 2023 over [appellant] en/of [persoon A] :
“(…) Midge[hof: [appellant] ]
kan niet verantwoordelijkheid nemen voor zijn eigen acties. Probeert zijn probleem bij de hulpverlening neer te leggen. Naar beiden toe benadrukt dat zij zelf verantwoordelijk zijn en dat er momenten genoeg waren om het te laten stoppen maar dat ze er zelf voor kiezen om het in stand te houden. (…)
De door de bewindvoerder bedoelde omstandigheid is hooguit een factor die in de belangenafweging ten gunste van [appellant] gewicht in de schaal legt, maar maakt niet zonder meer de belangen van TBV en haar omwonende huurders) ondergeschikt aan die van [appellant] .
3.18
De vorenbedoelde waarschuwingen, gedragsaanwijzing, dreigende ontbinding van de huurovereenkomst en geboden ‘laatste kansen’ van TBV hebben niet tot een wezenlijke vermindering van de overlastmeldingen geleid. Het heeft ook niet voorkomen dat omwonenden het overlastgevend gedrag van [appellant] zelfs als gewelddadig en/of bedreigend hebben ervaren.
Voor zover de bewindvoerder inbrengt dat twee omwonende huurders op 21 november 2023 een voorbedrukt stuk hebben ondertekend (waarin zij verklaren) dat zij geen geluidsoverlast van [appellant] hebben ondervonden en dat zij zich niet door hem bedreigd hebben gevoeld, kent het hof daaraan weinig gewicht toe. Zo blijkt uit andere ingebrachte stukken dat in ieder geval ondertekenaar [persoon D] in november 2021 en augustus 2022 al meermalen “
huiselijk geweld”bij de politie heeft gemeld en in februari 2023 bij de politie heeft geklaagd over
“ruzie (…) gebonk en geschreeuw”vanuit de gehuurde woning. Dat die voorbedrukte verklaring blijkens de mondelinge behandeling bedoeld was voor de periode na 25 augustus 2022, maakt dit niet anders.
Het gedrag van [appellant] is op 25 augustus 2023 geëscaleerd in agressief en (be)dreigend optreden tegenover buurvrouw [persoon C] , waar de politie bij aanwezig is geweest. [wijkagent 1] heeft daarover geschreven in de onder rov. 3.2.h). geciteerde e-mail van 28 augustus 2023. [persoon C] zelf heeft daarover geschreven in de e-mail van 28 augustus 2023:
“(…) Afgelopen vrijdagavond 25 aug. rond 22:15u begon de buurman van [huisnummer] met veel geweld en agressie tegen mijn voordeur te trappen. Ik heb gelijk de politie gebeld (…)
Wat ik heb begrepen is dat hij een brief heeft ontvangen dat hij voor de rechtbank moet verschijnen betreft huisuitzetting en dat hij mij daarvan nu de schuld geeft. Waar ik destijds bang voor was, is nu gebeurd. Hij richt zijn agressie en geweld nu op mij, en ziet mij als enige aanstichter van zijn huisuitzetting.
Ik heb mijn deur niet opengedaan, hij was zo agressief en heeft mij bedreigd met "ik stamp je helemaal in elkaar en ik stamp je kop in elkaar". (…)
Ik durf nu mijn deur niet meer uit, en al helemaal niet zonder mes o.i.d. in het geval dat. (…)”
Dat [persoon C] zich door het langdurige en voortdurende overlastgevend gedrag van [appellant] steeds angstiger is gaan voelen en zij zich thans nog steeds ernstig bedreigd voelt, blijkt genoegzaam uit haar e-mail van 21 november 2023, waarin zij haar gevoelens en ervaringen met [appellant] beschrijft en o.m. schrijft:
“(…) Ook zijn er tijden geweest dat ik niet zonder een mes o.i.d. de deur uit ging of überhaupt de deur uit durfde en wachtte ik altijd totdat de buurman was vertrokken van huis. Omdat de buurman bedreigingen naar mij uitte.
(…)
Op vrijdagavond 25 augustus, had ik een vriendin op visite, toen plotseling de buurman op mijn voordeur begon in te trappen, te schelden en mij te bedreigen met de woorden: “Kom dan naar buiten, ik maak je kapot!”, “Als ik je tegenkom, ga je eraan!”...
Na deze bedreiging ben ik wekenlang met een hamer of mes op zak de deur uit gegaan en heb ik nu standaard een keukenmes bij mijn voordeur liggen.
Ik voel mij absoluut niet veilig in mijn eigen woning of buiten in mijn buurt. Omdat ik weet dat de buurman daar nog woont n hij weet waar ik woon. En ook al is zijn vrouw/vriendin inmiddels voor de zoveelste keer vertrokken, waar ik overigens geen vertrouwen meer in heb dat dit ook zo blijft.
Ik voel mij niet veilig en het woongenot is ver te zoeken zolang de buurman daar woont, en dit zal ook zeker nog een lange tijd gaan duren dat dit voor mij terugkomt, ook al moet hij vertrekken.”
3.19
Voor zover de bewindvoerder betoogt dat [appellant] op 25 augustus 2023 overprikkeld heeft gereageerd op de situatie dat [persoon C] al meer dan een jaar met geluids- en beeldopnames inbreuk maakte op zijn persoonlijke levenssfeer/privacy en hij bovendien toen zelf de politie heeft gebeld waardoor de situatie toen niet is uitgemond in een handgemeen, vormt dat geen rechtvaardiging voor zijn gedrag.
3.2
Het hof kent gewicht toe aan het door de bewindvoerder ingeroepen belang van [appellant] bij behoud van de gehuurde woning. Volgens de bewindvoerder biedt die woning hem de benodigde veilige omgeving met weinig prikkels en ruimte voor zichzelf. Een gedwongen vertrek uit de gehuurde woning maakt [appellant] volgens de bewindvoerder dakloos, wat ook voor zijn behandelaars en begeleiders (van verschillende hulpverlenende instanties zoals Novadic-Kentron en Tof Wonen) onoverkomelijke problemen zou opleveren en waardoor [appellant] zou kunnen terugvallen in alcohol- en middelengebruik, hetgeen zijn medische toestand (ADHD en PTSS) zal verergeren, aldus de bewindvoerder.
Ook die belangen wegen in dit geval echter minder zwaar dan de belangen van TBV.
Zo kan het hof er niet aan voorbijzien dat [persoon E] (begeleider Tof Wonen) in zijn e-mail van 20 september 2023 schrijft dat het behoud van de gehuurde woning voor [appellant] belangrijk is en hij pleit voor het behoud ervan, maar ook dat hij erkent:
“(…) dat het feitelijk gezien zo is dat als [appellant] zijn woning verliest, de hulpverlening wel doorgang kan vinden. Echter is het zo dat er dan minder goed gewerkt kan worden aan de resultaatgebieden die zijn gesteld in het zorgplan. (…)”
Verder schrijft klinisch [psycholoog] in haar schriftelijke verklaring van 19 oktober 2023:
“(…) Qua vorm van behandeling leek cl aanvankelijk gemotiveerd voor psychologische behandeling vanwege traumata in het verleden die mn invloed hebben op zijn denken/voelen/handelen binnen interpersoonlijk contact. Dit blijkt steeds te bedreigend voor cl om zich aan over te geven. Symptoombehandeling in de vorm van agressie regulatie kwam niet van de grond. Client richt zich meer op de korte termijn en vindt dat het goed gaat. Hij doelt met "praattherapie" op kunnen ventileren van emoties en iemand die meedenkt over praktische problemen. (…)”
Hieruit volgt dat [appellant] zich met name openstelt voor
"praattherapie"en die vindt doorgaans niet in de eigen woning van de cliënt/patiënt plaats. Een vertrek uit de gehuurde woning staat behandeling of begeleiding van [appellant] dus niet zonder meer in de weg.
3.21
Dat sinds het vertrek van [persoon A] uit de gehuurde woning per 1 september 2023 vooralsnog geen overlastmeldingen meer zijn gedaan, laat onverlet dat -gezien al het voorgaande- de langdurige ernstige overlast en aantasting van het woongenot en veiligheidsgevoel voor (omwonende huurders van) TBV, te verwachten valt dat de bodemrechter een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde woning zal toewijzen.
3.22
Alles in onderlinge samenhang in aanmerking nemend, brengt afweging van de wederzijdse belangen van partijen het hof in dit kort geding ook tot het oordeel dat de kantonrechter de door TBV gevorderde ontruiming terecht heeft toegewezen. Dat het hof
-evenals de kantonrechter- aan belangen van [appellant] minder gewicht toekent dan de bewindvoerder wenst, betekent nog niet dat die belangen buiten beschouwing worden gelaten. Anders dan de bewindvoerder klaarblijkelijk meent, betekent het alleen dat daaraan bij de belangenafweging minder gewicht wordt toegekend dan de bewindvoerder hoopt.
3.23
Voor zover de bewindvoerder klaagt dat de door de kantonrechter bepaalde ontruimingstermijn van één maand te kort is, verwerpt het hof die klacht. Terwijl in kort geding een termijn van veertien dagen niet ongebruikelijk is, heeft de kantonrechter vanwege de omstandigheden van dit geval een ruimere ontruimingstermijn van één maand gegund. Het hof onderschrijft dat oordeel en ziet geen aanleiding voor een nog langere termijn. Daarbij is van belang dat de tot ontruiming aanleiding gevende omstandigheden uiteindelijk aan [appellant] zelf zijn toe te rekenen. Bovendien had [appellant] al sinds begin 2022 duidelijk moeten zijn dat de veroorzaakte overlast voor TBV onacceptabel was en daadwerkelijk tot een beëindiging van de huurrelatie kon leiden. Dat niet alleen op grond van het huisbezoek in februari 2022, maar ook vanwege de brieven waarin TBV al:
- op 24 januari 2022 aan [appellant] heeft geschreven:
“(…)Ik sommeer u om er voor te zorgen dat de overlast stopt
anders kan dit gevolgen hebben voor uw huurovereenkomst. (…)”
- op 17 februari 2022 heeft geschreven:
“(…)Ik sommeer u nogmaals om deze overlast te doen stoppen
en zoals ik in mijn brief van 24 januari 2022 ook al aangaf kan het veroorzaken van overlast gevolgen hebben voor uw huurovereenkomst. U dient deze brief als een waarschuwing te beschouwen. (…)”
- op 1 maart 2022 aan [appellant] heeft geschreven:
“(…)Ik heb contact gehad met uw begeleider van Tof Wonen en de wijkagent
en wij komen nogmaals samen bij u langs om de gemelde overlast nogmaals met u te
bespreken en u nogmaals duidelijk te maken dat deze overlast moet stoppen.
(…)
Door het veroorzaken van overlast voldoet u niet aan de huurvoorwaarden
en dit kan gevolgen hebben voor uw huurovereenkomst. (…) U dient zich als een goed huurder te gedragen.”
- op 9 maart 2022 heeft geschreven:
“Op dinsdag 08 maart 2022 ben ik bij u op bezoek geweest. Uw begeleider van Tof Wonen, [persoon E] , was ook aanwezig bij het gesprek.
(…)
U wilt uw woning niet verliezen
dus ik reken op uw medewerking om de overlast per direct te stoppen.
Bij (een) nieuwe melding(en) van overlast wordt het dossier doorgestuurd
naar onze advocaat waarna een juridische procedure wordt opgestart met als doel uw huurovereenkomst te ontbinden. Zoals ik aangaf in ons gesprek is dit echt uw laatste waarschuwing.
(…)
De bovenstaande tekst is voor uw vriendin ook vertaald naar het Spaans zodat u haar deze brief ook kunt laten lezen zodat ook bij haar de noodzaak duidelijk wordt
om de overlast voor omwonenden te stoppen. (…)”
Dat het TBV ernst was en de onacceptabel geachte overlast daadwerkelijk tot een beëindiging van de huurrelatie kon leiden, had [appellant] te meer duidelijk moeten zijn na de nadien zelfs nog herhaalde aanschrijvingen en waarschuwingen van TBV in bijvoorbeeld de onder rov. 3.2.c geciteerde gedragsaanwijzing en de onder rov. 3.2.d geciteerde brief van 6 december 2022.
3.24
Al het voorgaande doet het hof concluderen dat de grieven 3 tot en met 7 doel missen en de kantonrechter veroordeling I terecht heeft uitgesproken.
Uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.25
Met
grief 8klaagt de bewindvoerder over de door de kantonrechter uitgesproken uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Ook het hof oordeelt de verlangde uitvoerbaarverklaring bij voorraad evenwel toewijsbaar. Naar aard en strekking is dit kort geding niet constitutief gericht op de ontbinding van de overeenkomst, maar gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening of ordemaatregel die meteen voor tenuitvoerlegging vatbaar is. Het gerechtvaardigd belang daarbij voor de aan TBV toegewezen veroordeling tot ontruiming van de gehuurde woning wordt verondersteld en onder meer ter voorkoming dat een rechtsmiddel alleen wordt aangewend om uitstel van executie te verkrijgen, dient tot uitgangspunt dat TBV die veroordeling meteen mag (doen) uitvoeren. Afwijking daarvan oordeelt het hof in dit geval niet gerechtvaardigd.
Slotsom
3.26
De bewindvoerder biedt bewijs aan, maar het beperkte kader van dit kort geding leent zich niet voor (nader) feitenonderzoek en/of bewijslevering.
3.27
Alles bij elkaar brengt het hof tot de slotsom dat de grieven worden verworpen.
In het licht van de voornoemde beslissingen heeft de kantonrechter de bewindvoerder terecht als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de eerste aanleg veroordeeld, zodat ook de hiertegen opgeworpen
grief 9doel mist.
Het beroepen vonnis moet worden bekrachtigd voor zover dat in hoger beroep voorligt
Wat de bewindvoerder verder nog aanvoert, bevat geen concrete feiten die het hof anders doen beslissen.
Het hof zal de bewindvoerder als de in beroep in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van het hoger beroep veroordelen. Het hof begroot deze aan de zijde van TBV op:
- griffierecht € 783,--
- nakosten € 173,-- (plus € 90,-- salaris en de explootkosten van betekening als de bewindvoerder niet binnen veertien dagen na aanschrijving betaalt en de uitspraak daarna wordt betekend)
- salaris gemachtigde
€ 2.366,--(2 punten tarief II)
Totaal € 3.322,--
Het hof zal als volgt beslissen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het beroepen vonnis van 11 oktober 2023 voor zover dat aan het hof voorligt;
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 3.322,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, bij niet tijdige voldoening te vermeerderen met € 90,-- aan salaris en de explootkosten van betekening terzake nakosten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders in beroep gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.W. van Rijkom en C.B.M. Scholten van Aschat en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2023.
griffier rolraadsheer