ECLI:NL:GHSHE:2023:4113

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
200.325.248_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen raadsheren van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Op 5 april 2023 heeft de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch de strafzaak tegen verzoeker behandeld. Tijdens deze zitting heeft verzoeker de raadsheren mondeling gewraakt, waarna het geding werd geschorst. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking op 19 april 2023 in raadkamer behandeld. Verzoeker heeft in zijn verzoek aangevoerd dat hij het gehele rechtssysteem wantrouwt en heeft geprobeerd de gehele rechtspraak te wraken. De raadsheren hebben in hun schriftelijke reacties aangegeven dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de rechterlijke onpartijdigheid zouden kunnen aantasten.

De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek voor zover hij de gehele rechtspraak heeft willen wraken. Het verzoek tot wraking van de specifieke raadsheren is ook niet ontvankelijk verklaard, omdat het niet voldoet aan de motiveringseis van artikel 513 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die de onpartijdigheid van de raadsheren in gevaar zouden kunnen brengen. Daarom is het verzoek buiten behandeling gesteld en is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Rolnummer: 200.325.248/01
Wrakingsnummer: Wr 398-07-2023
Uitspraak: 19 april 2023
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch
gegeven op het mondelinge verzoek van 5 april 2023 als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), gedaan tijdens de openbare terechtzitting in de zaak met parketnummer [parketnummer] , aanhangig bij de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof, van:
[verzoeker] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna na te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van mrs. M.L.P. van Cruchten, F.P.E. Wiemans en Ch.N.G.M. Starmans (hierna: de raadsheren).

1.Het procesverloop

1.1.
Op 5 april 2023 heeft de meervoudige strafkamer van dit hof, bestaande uit de raadsheren, in hoger beroep de strafzaak tegen verzoeker behandeld. Tijdens deze terechtzitting heeft verzoeker de raadsheren mondeling gewraakt. Het geding is toen geschorst.
1.2.
Verzoeker is door het secretariaat van de wrakingskamer schriftelijk bericht dat zijn verzoek in behandeling is genomen.
1.3.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking, zonder daaraan voorafgaande zitting, in raadkamer van 19 april 2023 behandeld en bepaald dat op het verzoek zal worden beslist.

2.Het standpunt van verzoeker

Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn verzoek tot wraking, blijkens het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 5 april 2023, onder meer het volgende aangevoerd:
“Ik wraak het hof. Ik wraak de griffier. Ik wraak de officier van justitie. Ik wraak het hele gerechtsgebouw. Ik wraak de hele rechtspraak in het binnen- en buitenland. U voorzitter vraagt mij wat de reden van de wraking is. Ik wantrouw het hele rechtssysteem, De persoon die u heeft uitgenodigd, die bij de tafel zit waar ik een briefje heb gelegd, is een dode. Ik heb het hele gebouw gewraakt. Ik heb het hele geografische gebied van binnen en buiten gewraakt.”
3. Het standpunt van de raadsheren
3.1.
Mr. Starmans heeft in zijn schriftelijke reactie d.d. 11 april 2023 kenbaar gemaakt niet te berusten in het verzoek tot wraking. Voorts heeft mr. Starmans aangevoerd dat het de vraag is of verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek nu het verzoek reeds werd gedaan voordat de behandeling van de zaak een aanvang had genomen en er geen concrete feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 512 en 513 Sv, aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd.
3.2.
Mr. Wiemans heeft in zijn schriftelijke reactie d.d. 17 april 2023 kenbaar gemaakt niet te berusten in het verzoek tot wraking. Voorts heeft mr. Wiemans aangevoerd dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het verzoek vanwege het ontbreken van enige valide wrakingsgrond dan wel dient dit verzoek volgens hem te worden afgewezen.
3.3.
Mr. Van Cruchten heeft niet (tijdig) gereageerd op het verzoek van de wrakingskamer om (schriftelijk) te reageren op het verzoek tot wraking.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Ingevolge artikel 513, lid 2, Sv moet een wrakingsverzoek worden gemotiveerd. Dit houdt in dat het verzoek de feiten of omstandigheden dient te vermelden waardoor volgens de verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Een verzoek voldoet niet aan de motiveringseis als iedere motivering ontbreekt. Daarvan is slechts sprake als ondubbelzinnig kan worden vastgesteld dat in het verzoek geen enkel feit en geen enkele omstandigheid is vermeld waaruit kan volgen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de desbetreffende rechter schade kan lijden of dat daarvoor een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat. Een dergelijk verzoek kan niet worden aangemerkt als een wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv.
4.3.
De kern van het verzoek tot wraking houdt in dat verzoeker vanwege zijn wantrouwen in het gehele rechtssysteem – kort gezegd en naar het hof begrijpt – de gehele rechtspraak wraakt. Uit artikel 512 Sv blijkt dat een wrakingsgrond gelegen moet zijn in feiten of omstandigheden die de persoon van de rechter betreffen en de wraking alleen gericht kan zijn tegen de rechters die de zaak behandelen. Verzoeker is dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor zover hij hiermee heeft beoogd de gehele rechtspraak - en aldus niet alleen de raadsheren - alsmede de griffier en de “officier van justitie” (waarvoor de wrakingskamer leest: de advocaat-generaal) te wraken.
Voor zover het verzoek moet worden opgevat als een verzoek tot wraking specifiek gericht tegen de raadsheren overweegt de wrakingskamer dat verzoeker ten aanzien van de raadsheren geen concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen meebrengen dat de rechterlijke onpartijdigheid bij dit hoger beroep schade zou kunnen leiden. Het onderhavige verzoek voldoet daarmee niet aan de eis dat het verzoek tot wraking is gemotiveerd (artikel 513 lid 2 Sv) en kan dus niet worden aangemerkt als wrakingsverzoek in de zin van artikel 512 Sv. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek buiten behandeling laten.
4.4.
De wrakingskamer ziet in het als misbruik van het wrakingsmiddel te kwalificeren standpunt van verzoeker als weergegeven onder 2. aanleiding toepassing te geven aan artikel 515, lid 4, Sv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebben op de procedure met parketnummer [parketnummer] , zal daarom niet in behandeling worden genomen.

5.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het verzoek tot wraking;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de zaak met parketnummer [parketnummer] niet in behandeling zal worden genomen;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, het Openbaar Ministerie en de raadsheren mrs. M.L.P. van Cruchten, F.P.E. Wiemans en CH.N.G.M. Starmans alsmede aan de gemachtigde van de benadeelde partij, [gemachtigde] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom (voorzitter), A.M.G. Smit en P.M. Arnoldus-Smit, in tegenwoordigheid van mr. T. Kuijs als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
De griffier is buiten staat deze beslissing te ondertekenen