[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
wonende te [adres verdachte] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 1 primair ten laste is gelegd. De rechtbank heeft het onder de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’ (feit 1 subsidiair), ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen’ (feit 2), ‘overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 3) en ‘overtreding van artikel 7, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994’ (feit 4), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden verbonden – kort gezegd – een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een alcoholverbod met urinecontrole en ademonderzoek.
Daarnaast is aan de verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair een ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd voor de duur van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto is door de rechtbank de teruggave gelast aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon, te weten [betrokkene] .
Tot slot is het jegens de verdachte verleende geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een alcoholverbod. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van 720 dagen met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, waarvan 417 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde en zich voor wat betreft het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van de onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling een beroep op extensief noodweerexces dan wel psychische overmacht toekomt en hij derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto (met een hoge, althans aanzienlijke, dan wel verhoogde, snelheid)
- (op of in de omgeving van de Keizersgracht) meermaals, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden,
- (op de Kleine Berg) in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden, en/of
- (vervolgens) een stuurbeweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto (met een hoge, althans aanzienlijke, dan wel verhoogde, snelheid)
- (op of in de omgeving van de Keizersgracht) meermaals, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden,
- (op de Kleine Berg) in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden, en/of
- (vervolgens) een stuurbeweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een personenauto (met een hoge, althans aanzienlijke, dan wel verhoogde, snelheid)
- (op of in de omgeving van de Keizersgracht) meermaals, althans eenmaal, in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden,
- (op de Kleine Berg) in de richting van die [slachtoffer] is gereden en/of is blijven rijden, en/of
- (vervolgens) een stuurbeweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een pui/voorgevel en/of een ruit, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Fiat 500) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven op/aan de Keizersgracht op of omstreeks 26 maart 2022, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [benadeelde 3] ) letsel en/of schade was toegebracht.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair
Het hof is, met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade, zodat het hof de verdachte zal vrijspreken van de onder feit 1 primair aan hem tenlastegelegde poging tot moord.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en het onder de feiten 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 26 maart 2022 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid
- in de omgeving van de Keizersgracht meermaals in de richting van die [slachtoffer] is gereden en is blijven rijden,
- op de Kleine Berg in de richting van die [slachtoffer] is gereden en
- vervolgens een stuurbeweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 26 maart 2022 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een pui en een ruit, die aan een ander toebehoorden, heeft vernield;
3.
hij op 26 maart 2022 te Eindhoven, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto (Fiat 500) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
4.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Eindhoven op de Keizersgracht op 26 maart 2022, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist, aan een ander, te weten [benadeelde 3] , schade was toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche Eindhoven, onderzoek Visconti, onderzoeksnummer OB2R-022025, gesloten d.d. 26 april 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1 tot en met 239.
Ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2022, dossierpagina 70, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Plaats delict : Kleine Berg, 5611 JT Eindhoven
Op 26 maart 2022 ben ik betrokken geweest bij een poging doodslag. Hierbij heeft de dader gebruik gemaakt van een voertuig, door meerdere malen op mij in te rijden. Ik voelde mij hierdoor zeer bedreigd en vreesde voor mijn leven.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2022, dossierpagina 61 tot en met 64, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
V: Wat heb jij toen vervolgens gedaan?
A: Ik ben naar de Kleine Berg gelopen. Dit was op de parkeerplaats bij de Kleine Berg.
Ik zag dat de man
(het hof begrijpt: verdachte [verdachte] )in een auto stapte en deze auto startte. De vrouw stapte bij deze man in de auto. Ik ben toen weggelopen in de richting van de straat met de kleine cafés.
Noot verbalisanten: wij tonen de verdachte een plattegrond van de omgeving. Hierbij wijst hij de Kleine Berg te Eindhoven aan.
V: Hoe zag deze auto eruit?
A: Dit betrof een wit klein autootje.
V: Wat gebeurde er toen?
A: Ik liep langs de auto en hij gooide ineens de auto in zijn achteruit. Ik zag dat hij mij daarbij wilde raken. Ik schrok hiervan en ben direct weggerend richting de straat met die cafés
(het hof begrijpt telkens, gelet op voornoemde noot verbalisanten: de Kleine Berg te Eindhoven). Vanaf de parkeerplaats ben ik over het paadje in de richting van de cafés gerend. Ik zag dat de man vervolgens in zijn auto over ditzelfde paadje achter mij aan kwam.
Ik ben teruggelopen richting de Keizersgracht. Ik zag dat de man mij over dit pad met hoge snelheid volgde en we kwamen weer uit op de parkeerplaats.
Ik ben toen gaan rennen voor mijn leven richting de straat met de cafés. Toen ik in de straat liep met de cafés, zag ik hem mij tegemoet rijden. Ik zag dat het deze auto weer was. Ik zag dat hij ineens zijn stuur omgooide en daarbij een winkelpui ramde. Mijn geluk was dat er een bus geparkeerd stond. Ik heb mijzelf toen achter deze bus in veiligheid gebracht. Ik ben toen echt gaan rennen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 6 juni 2022, opgenomen in de aanvulling op het einddossier, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 6 juni 2022 verhoorde ik de getuige:
Voornamen : [getuige 1]
Achternaam : [getuige 1]
Geboortedatum : [geboortedatum]
Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan de getuige het volgende mede:
Dat ik haar belde naar aanleiding van een incident, welke op 26 maart 2022 op de Keizersgracht in Eindhoven had plaatsgevonden.
De getuige verklaarde:
Ik stond op de parkeerplaats aan de Keizersgracht. Het was mij opgevallen dat er een man met een donkere huidskleur
(het hof begrijpt telkens: aangever [slachtoffer] )op de parkeerplaats stond. Op een gegeven moment kwamen er een blanke kale man
(het hof begrijpt telkens: verdachte [verdachte] )en een blanke vrouw aanlopen. Volgens mij was dit een koppel. In ieder geval hoorden ze bij elkaar.
Ik hoorde dat er een woordenwisseling tussen de man en de vrouw en de donkere man ontstond.
Ik zag dat de kale man op een gegeven moment in een auto stapte. Het was een klein model witte auto, zijnde een Fiat 500 met een rood dak. Ik zag dat de bestuurder van de kleine auto, de kale man dus, tot drie keer toe, bewust op de donkere man inreed. Dit alles gebeurde op de parkeerplaats. De donkere man werd niet geraakt.
De donkere man verliet op een gegeven moment de parkeerplaats. De blanke man kon op de plaats waar de donkere man het parkeerterrein verliet, niet met de auto komen.
Het laatste wat ik heb waargenomen is dat de kale man het parkeerterrein met hoge snelheid verliet.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 april 2022, dossierpagina 151 tot en met 153, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op 25 maart 2022 ben ik op stap gegaan in Eindhoven. Op 26 maart 2022 omstreeks 02.45 uur zijn wij vertrokken van Stratumseind.
Toen wij over de Kleine Berg fietsten, zag ik een kleine witte personenauto ons tegemoet komen rijden. Ik zag dat de vonken van de auto spatte. De bestuurder van de auto reed echt als een gek. Ik schat de snelheid op 80 km/u omdat hij ons tegemoet kwam rijden en ons echt met hoge snelheid passeerde. Toen hij ons gepasseerd was, hoorde en zag ik dat hij tegen een gevel aan reed. Ik zag dat er een man op de kruising stond. Het was een lange negroïde man. Ik zag dat de negroïde man weg moest springen om een aanrijding met de witte auto te voorkomen. De man kon nog maar net opzij springen om een aanrijding te voorkomen.
Ik zag dat het een witte Fiat 500 betrof.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2022, dossierpagina 74 en 75, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op zaterdag 22 maart 2022
(het hof begrijpt, gelet op de inhoud van de overige bewijsmiddelen: zaterdag 26 maart 2022)waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met de ondersteuning in de gemeente Eindhoven.
Omstreeks 03.00 uur hoorden wij dat er op de Keizersgracht
(het hof begrijpt telkens: te Eindhoven)een witte Fiat 500 met een rood dak, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , in was gereden op een persoon.
Hierop reden wij richting de Keizersgracht. Enkele minuten later hoorden wij dat de Fiat 500 op de Kleine Berg
(het hof begrijpt telkens: te Eindhoven)stond.
Omstreeks 03.05 uur reden wij de Kleine Berg in. Wij zagen dat de genoemde Fiat 500 met de voorzijde stilstond tegen het pand Kleine Berg [huisnummer] . Wij zagen dat het glas en de gevel van het pand [huisnummer] kapot waren. Tegenover de Fiat 500 stond een man met een bebloed hoofd. Dit betrof de later aangehouden verdachte [verdachte] . Wij hoorden van omstanders dat deze man de bestuurder van de Fiat 500 was. Ik, [verbalisant 2] , riep naar de man dat hij was aangehouden. Wij hoorden dat [verdachte] riep: “Ik had die kankerneger dood moeten rijden, ik zweer het ik had hem dood moeten rijden!”.
6.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2022, dossierpagina 80 en 81, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en[verbalisant 5] :
Op zaterdag 26 maart 2022, omstreeks 03.30 uur, kregen wij de opdracht te gaan naar de Kleine Berg in Eindhoven. Aldaar zou een verdachte aangehouden zijn voor poging doodslag. Wij kregen de opdracht om de ambulance te assisteren bij het vervoeren van deze verdachte.
Ik, [verbalisant 4] , ben mee in de ambulance gestapt met de verdachte.
Ik hoorde in de ambulance dat de verdachte opgaf te zijn [verdachte] , geboren [geboortedag] 1975.
Ik hoorde tijdens de rit naar het ziekenhuis dat de ambulancebroeder vroeg aan de verdachte wat er precies was gebeurd. Ik hoorde de verdachte zeggen dat hij op zijn hoofd was geslagen met een lifehamer door een man, dat hij hierdoor enorm boos werd, dat hij de autosleutels van zijn vriendin had afgepakt, dat hij vervolgens in de auto was gestapt en vervolgens plank gas heeft gegeven om deze man dood te rijden. Ik hoorde de verdachte zeggen: “Ik wilde hem dood rijden!”, “Ik heb expres het gaspedaal zo diep mogelijk ingedrukt, want ik wilde hem dood maken!”, “Ik ben wel vier keer op en neer gereden om hem dood te rijden.”
7.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2022, dossierpagina 98 tot en met 104, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 26 maart 2022 werden camerabeelden gevorderd bij [benadeelde 1] , gelegen aan de Kleine Berg [huisnummer] te Eindhoven en verkregen.
De camera heeft zicht op de openbare weg, de Kleine Berg te Eindhoven. De Kleine Berg betreft een éénrichtingsweg. Het verkeer uit de richting van de Bergstraat mag deze weg in rijden. Deze weg is gesloten voor het verkeer komende uit de richting van de Hoogstraat/Grote Berg.
Door mij, verbalisant, werd een gedeelte van de gevorderde camerabeelden bekeken. Hierop zag ik, verbalisant, het volgende:
Ik zie een groepje fietsers, over de Kleine Berg, komende uit de richting Bergstraat, fietsen. Daarachter loopt een negroïde manspersoon
(het hof begrijpt: aangever [slachtoffer] )uit dezelfde richting.
Als het groepje fietsers uit beeld verdwijnt, zie ik dat de genoemde manspersoon in één snelle beweging naar links, gezien zijn looprichting, naar de overzijde van de straat rent, richting een geparkeerde bus. Tegelijkertijd rijdt uit de richting van de Hoogstraat/Grote Berg, dus tegen het verkeer in, een witkleurige personenauto van het merk Fiat 500 met grote snelheid in de richting van de genoemde persoon. Ik, verbalisant, zie dat de afstand tussen de genoemde man en de genoemde auto heel kort is. Vervolgens botst de rechtervoorzijde van de auto tegen een gebouw en komt de auto tot stilstand.
Als de auto tot stilstand komt, zie ik dat een donker geklede man met een kaal hoofd uit de bestuurderszijde van de genoemde auto stapt. Het signalement van deze persoon komt overeen met verdachte [verdachte] .
8.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof d.d. 22 november 2023, voor zover inhoudende:
Op 26 maart 2022 was ik op de parkeerplaats gelegen aan de Keizersgracht te Eindhoven. Aldaar kreeg ik een woordenwisseling met aangever [slachtoffer] . (..)
Op enig moment ben ik in de auto gestapt. Ik probeerde achter hem aan te gaan. Ik wilde hem graag pakken. (..)
Ik stapte in de auto, omdat het te voet niet lukte. Aangever [slachtoffer] liep telkens weg. Ik heb de autosleutels van mijn vriendin afgepakt. Ik dacht: als ik hem zo niet kan pakken, dan doe ik het met de auto. Uiteindelijk ben ik tot stilstand gekomen tegen een winkelpui op de Kleine Berg te Eindhoven.
Ten aanzien van het onder de feiten 2, 3 en 4 bewezenverklaarde
Het hof volstaat, gelet op de omstandigheid dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten heeft bekend en dienaangaande geen vrijspraak is bepleit, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.