Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ),geboren op [geboortedatum ] 2016 te [geboorteplaats] .
hierna te noemen: de moeder,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de moeder, bijgestaan door mr. Van Haperen;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] .
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
5.De motivering van de beslissing
Bij dit verzoek vindt u het raadsrapport met daarin de onderbouwing voor het verzoek.”In het bijgevoegde raadsrapport is vervolgens onder de conclusie op pagina 27 opgenomen: “
Er isweleen ondertoezichtstelling nodig voor [minderjarige 1] , om de volgende redenen:….”Vervolgens zet de raad daaronder gemotiveerd uiteen waarom naar diens mening is voldaan aan de voorwaarden voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling ex. artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). De ouders zijn in de gelegenheid gesteld om tegen dit verzoek van de raad verweer te voeren en de vader heeft deze kans blijkens het verweerschrift eerste aanleg d.d. 25 juli 2023 ook benut. Met de moeder is het hof daarnaast van oordeel dat de aard van de zaak zich verzet tegen een onverkorte toepassing van het wettelijke bewijsrecht (artikel 284 lid 1 Rv).
De raad verschilt met de GI van mening over de uitvoering van de ondertoezichtstelling, nu het de raad wel haalbaar lijkt dat de moeder behandeling aangaat en dat de ouders daarnaast parallel met een traject tot ouderschapsreorganisatie gaan starten. Als er nu een jaar wordt geacht op de resultaten van de behandeling van de moeder, is [minderjarige 1] nog een jaar langer verstoken van voorlichting over wie zijn moeder is en wordt de afstand alleen maar groter. De vader stelt dat hij de kinderen niet bij de moeder wil weghouden, maar tegelijkertijd heeft de vader een fors wantrouwen jegens de moeder. [minderjarige 1] moet de kans krijgen om zelf een beeld te vormen over zijn moeder, maar in de situatie bij de vader thuis krijgt hij deze kans niet. Nog los van de behandeling van de moeder zijn er meerdere punten waaraan moet worden gewerkt, waaronder de oudercommunicatie, waardoor de ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
De moeder heeft er echter ongeacht het verloop van de EMDR geen vertrouwen in dat de vader zal meewerken aan contactherstel tussen de moeder en [minderjarige 1] . Daarvoor lijkt het wantrouwen van de vader richting de moeder te groot. Gelet hierop dient nu al te worden ingezet op het verbeteren van de oudercommunicatie. Deze oudercommunicatie is uiteindelijk ook van belang voor het contactherstel tussen [minderjarige 1] en de moeder.
De moeder heeft niet de intentie om [minderjarige 1] uiteindelijk van de vader af te pakken. [minderjarige 1] heeft een stabiele plek bij de vader, maar de moeder wil wel dat [minderjarige 1] weet waar hij vandaan komt en wie zijn moeder is. Dit is temeer van belang nu blijkt dat [minderjarige 1] een negatief beeld heeft over de moeder en mogelijk angst heeft voor haar.
Naast dat de moeder EMDR gaat volgen, dient gelijktijdig ook gewerkt te worden aan de oudercommunicatie. Het vertrouwen tussen de ouders is weg en de moeder acht de ouders niet in staat om in het vrijwillige kader de onderlinge communicatie te verbeteren.