6.1.In overweging 3.1 tot en met 3.15 van het bestreden vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
6.1.1.Op 29 september 2016 heeft [appellanten] de offerte van 24 september 2016 van [x] aanvaard. Daarmee hebben partijen een overeenkomst van aanneming gesloten voor het realiseren van een aanbouw aan de zijgevel van de woning van [appellanten] Partijen zijn een vaste aanneemsom van € 42.850,00 overeengekomen.
Op de overeenkomst zijn de ‘algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden [x] Bouw & Verbouw’ (verder: de algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 6 van de algemene voorwaarden staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
2. Klachten van de koper, die betrekking hebben op gebreken aan zaken die uiterlijk waarneembaar zijn, moeten door de koper binnen 3 dagen na levering (of binnen 3 dagen na factuurdatum), aan ons ter kennis worden gebracht. (…)
3. Gebreken die ten tijde van de levering niet uiterlijk waarneembaar waren, noch bij een zorgvuldige en tijdige controle konden blijken, moeten door de koper binnen 5 werkdagen na het aan het licht treden van deze gebreken aan ons ter kennis worden gebracht op de wijze als vermeld in lid 2. (…)”
6.1.2.[x] is op 27 oktober 2016 gestart met de uitvoering van de werkzaamheden.
6.1.3.[x] heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden facturen gestuurd voor een bedrag van in totaal € 42.850,00. [appellanten] heeft daarvan € 39.850,00 voldaan.
6.1.4.Tussen partijen is discussie ontstaan over de voortgang van de werkzaamheden.
6.1.5.In het schrijven van 17 januari 2017 van [appellanten] aan [x] staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Zoals al meerdere keren is gezegd hebben wij twijfels over de voortgang van het project en zijn we ook van mening dat we meer betaald hebben dan u geleverd heeft. Daarom hebben we de betaling van de facturen van 19-12-2016 opgeschort, zolang u de afspraken niet nakomt en ons dus geen vertrouwen geeft.
In het telefonisch contact dat we gisteren 16-01-2017 hebben gehad, is kenbaar geworden dat we er samen niet uit gaan komen. U spreekt zichzelf continue tegen en veel gemaakte afspraken zijn niet nagekomen. Daarom stellen we u middels deze brief in gebreke en eisen we om uiterlijk binnen een week na dagtekening van deze brief:
1) de werkzaamheden te hervatten en nakoming van alle eerder gemaakte
afspraken inzake de voortgang;
2) Een detailplanning met opleverdatum, zoals reeds eerder verzocht en
toegezegd.
Een termijn van één week vinden we redelijk vanwege het feit dat we al het bovenstaande meerdere keren kenbaar hebben gemaakt en omdat de afspraken die er gemaakt zijn, niet werden nagekomen.
Indien u niet aan onze eisen tegemoet komt dan:
1) Behouden we ons het recht voor om de resterende werkzaamheden door
een derde te laten uitvoeren met de kosten voor uw rekening. Langer
uitstel kunnen we niet meer dulden i.v.m. de levering van de keuken door
derden.
2) Stellen wij u nu reeds voor dan aansprakelijk voor alle kosten en schaden
voortvloeiende uit het niet nakomen van uw verplichtingen. (…)”
6.1.6.[x] heeft hier vervolgens per e-mail van 18 januari 2017 op gereageerd, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Mijnfinalevoorstel:
A.s. maandag 23 januari 2017 hervatten wij de werkzaamheden.
Ik ga vervolgens uit van ca. ‘n 2-tal volle werkweken.
Oplevering derhalve uiterlijk begin week 06-2017.
Ik geef er de voorkeur aan, ik ken de werkwijze van keukenboeren helaas maar al te goed, dat ik zelf rechtstreeks contact op neem met de betreffende leverancier om de levering/plaatsing ’n week op te schuiven.
Dit i.v.m. de hoogte van de door hun zgn. te maken extra kosten wegens opslag.
De uitvoering van deze planning geschiedt slechts op grond van de volgende voorwaarde:
resteert per d.d. heden nog te voldoen
(afgerond op hele euro’s) € 8.023,00
op vrijdag 20 januari 2017
bijgeschreven op onze rekeningvóór17:00 uur
maakt u een bedrag naar ons over, groot€ 4.023,00
resteert alsdan € 4.000,00
op vrijdag 27 januari 2017
bijgeschreven op onze rekening vóór 17:00 uur
maakt u een bedrag naar ons over, groot€ 1.000,00
resteert alsdan€ 3.000,00
Dit laatste bedrag maakt u in zijn geheel naar ons over op de dag van oplevering.
(…)
Nogmaals en tot slot:
Mijn finale voorstel is concreet en redelijkerwijs bezien ook gewoon haalbaar resp. uitvoerbaar.
Dat gaan we dus ook doen, op grond van het voormelde financiële plaatje bovenaan deze pagina.
Het laatste woord in deze (géén discussie meer !!!) is aan u. (…)”
6.1.7.[appellanten] heeft bij e-mail van 20 januari 2017 aan [x] laten weten dat hij het voorstel accepteert. In deze e-mail staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Na juridisch advies te hebben ingewonnen bij een jurist, gaan we alsnog akkoord met het voorstel van 18-1-2017.
In dat kader zullen we dan ook vandaag overgaan tot betaling, conform hetgeen voorgesteld.
Zoals uw voorstel aangeeft, worden de werkzaamheden maandag 23 januari hervat.
Begin week 6 is de oplevering.
De keuken is inmiddels verzet. (..)”
6.1.8.[appellanten] heeft de bedragen van € 4.023,00 en € 1.000,00 als genoemd in de brief van [x] van 18 januari 2017 tijdig aan [x] betaald.
6.1.9.Op 26 januari 2017 heeft [x] een e-mail aan [appellanten] gestuurd. Deze e-mail heeft als onderwerp ‘planning’ en daarin staat onder meer:
“(…)
Door de recent opgelopen vertraging moet ik wat switchen met mijn mensen, m.n. met de stukadoors. (…)
De planning is nog steeds zo dat we medio week 06 alles kunnen opleveren. (…)”
6.1.10.In de e-mail van 27 januari 2017 van [appellanten] aan [x] staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Daarbij wil ik nog benadrukken dat oplevering begin week 6 is en niet medio
week 6. De tegelzetter begint 7/8 februari. (…)”
6.1.11.In de e-mail van 3 februari 2017 van [appellanten] aan [x] staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
De stukadoor had er over dat de dakramen pas maandag geplaatst gaan worden. En hij eventueel pas donderdag klaar zou zijn. We nemen aan dat dit zo is aangezien er geen planning van jou gekomen is.
Daarom hebben we weer advies ingewonnen bij onze jurist, hij adviseert het volgende:
we moeten je nogmaals attenderen op de openstaande werkzaamheden die op dinsdag
7 februari, dag van de oplevering, klaar dienen te zijn.
- plaatsen van dakramen achter
- dakgoten plaatsen + aansluiten op riolering
- isoleren dakraam
- stucplaat monteren en stuccen
- ramen buitenkant isoleren
- nokpannen isoleren
- dakpannen slijpen dakraam
- alles schoon en opgeruimd opleveren.
We zijn akkoord gegaan met jouw voorwaarden van 18-1-2017. Wij hebben aan je eis voldaan door de betaling op tijd te voldoen.
We willen je eraan herinneren dat je de oplevering begin week 6 hebt gezet. Dit is het fatale termijn. Dit geeft ons het recht om alle kosten die we moeten maken bij een te late oplevering op jou te verhalen. (…)”
6.1.12.[x] heeft hierop bij e-mail van 6 februari 2017 gereageerd. In deze e-mail staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Bovendien blijkt helaas (!) uit alles dat u er geen enkel vertrouwen meer in heeft dat wij deze opdracht én op tijd én op een voor u acceptabele wijze tot een goed einde zullen brengen.
En wij hebben er geen enkel vertrouwen meer in dat u, óók al zouden wij voldoen aan de gemaakte afspraken, de finale termijn à € 3.000,00 gaat voldoen.
Kort samengevat: ’n wel zéér vervelende, of eigenlijk meer ’n onwerkbare situatie !
Na een wel zeer serieus en uitvoerig overleg met mijn mensen het afgelopen weekend doe ik dan ook het volgende weloverwogen voorstel.
01.
Wij stoppenper directmet onze werkzaamheden.
02.
Uiterlijk a.s. woensdag heeft u alle materialen in huis t.b.v. het isoleren van de nokpannen.
03.
In week 05 heeft u alle materialen in huis t.b.v. de dakgoten voor- en achterzijde.
04.
De 2 nieuwe kozijnen b.g. worden aan de buitenzijde op een professionele wijze door ons afgekit.
05.
Het in week 05 uitgevoerde stucwerk is uiteraard voor mijn rekening.
06.
Het resterende bedrag, groot € 3.000,00 (drieduizend euro), zal door ons worden
gecrediteerd resp. behoeft door u niet meer te worden voldaan.
07.
Ik wil per omgaande graag een kwaliteitsbeoordeling aangaande het tot nu toe uitgevoerde stucwerk.
08.
De huissleutels, thans nog inmijnbezit, zullen uiterlijk a.s. dinsdag worden ingeleverd.
E.e.a. zoals hierboven omschreven :tegen finale kwijting over en weer. (…)”
6.1.13.[appellanten] heeft hierop bij e-mail van 7 februari 2017 gereageerd. In dit schrijven staat dat zij niet langer aanspraak maakt op nakoming maar op vervangende schadevergoeding ingevolge artikel 6:87 BW en dat zij een derde in de arm neemt om de werkzaamheden af te ronden. Verder staat in deze e-mail, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Nu u op geen enkele wijze een constructieve oplossing hebt willen verzorgen, zullen cliënten
niet langer aanspraak maken op nakoming uwerzijds, doch slechts op vervangende schadevergoeding ex. artikel 6:87 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat zij een derde in de arm zullen nemen, teneinde de werkzaamheden af te ronden. De te maken kosten zullen daarbij op u worden verhaald.
U dient dit schrijven derhalve op te vatten als een omzettingsverklaring. Zodra de hoogte van de betreffende tekortkoming vaststaat, zal ik u hiervan in kennis stellen. U dient hierbij ernstig rekening te houden met het feit dat de kosten die de vertraging met zich meebrengen eveneens op u zullen worden verhaald. Voorts wordt u in de gelegenheid gesteld dit bedrag aan cliënten te vergoeden. Hierbij merk ik namens cliënten op dat het nog openstaande bedrag ad € 3.000,- met de nog te maken kosten zal worden verrekend. (…)”
6.1.14.[appellanten] heeft de uitgevoerde werkzaamheden door een tweetal deskundigen laten beoordelen.
6.1.14.1. De heer [naam 1] van [bedrijf 2] (verder: [bedrijf 2] ) heeft op
24 februari 2017 de werkzaamheden geïnspecteerd. In de rapportage van 30 mei 2017 staat dat er een veelvoud aan fouten zijn gemaakt en dat daarvoor de volgende kosten zijn begroot respectievelijk geïndiceerd:
- --
kosten:
no:
omschrijving:
begroting:
indicatie:
1 herstellen RC waarde nieuw metselwerk
€
7.154,71
2 herstellen RC waarde dak incl houten balklaag etc
€
8.035,10
3 corrigeren constructie op gebied penanten - poeren - opleg etc
€ 10.868,01
4 inbrengen stalen hoeklijn In plaats van stalton latei
€
3.124,88
5 aanbrengen open stootvoegen buitenblad
€
376,84
6 waterkerende folie boven stelkozijn
€
1.664,16
7 toegepaste funderingsstrook voldoende sterkte?
€
1.640,05
€ 3.000,00
8 dichting tussen kozijn en metselwerk
€
193,49
9 lijst opdrachtgever heden met werkzaamheden die intitieel niet gemaakt
€
6.011,18
10
aanpassen zwaarte houten balklaag irt constructieve berekening
€
921,25
11
raamdorpelsteen voorgevel vervangen
€
200,00
€
39.989,67
€
3.200,00
totaal excl. BTW
€ 43.189,67
BTW 21%
€ 9.069,83
totaal incl. BTW
€ 52.259,50
[bedrijf 2] heeft in totaal € 3.678,52 in rekening gebracht voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden.
6.1.14.2. De heer [naam 2] van [bedrijf 1] heeft op 24 april 2017 de constructies van de aanbouw beoordeeld. In zijn brief van 2 mei 2017 heeft hij (onder meer) geconstateerd dat de gordingen niet voldoende zijn en dat de balklaag verzwaard en de binnenlatei vervangen moet worden, adviseert hij om de oplegging in zijn geheel te herzien, en schrijft hij dat de fundering dient te worden onderzocht en eventueel moet worden aangepast.
6.1.15.Bij brief van 22 juni 2017 en bij e-mail van 18 juli 2017 heeft [appellanten] aan [x] verzocht om de geconstateerde tekortkomingen en de aansprakelijkheid daarvoor te erkennen, en om een voorschot op de schadevergoeding te betalen. [x] heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.
6.1.16.Eind 2017 heeft op verzoek van [appellanten] een geotechnisch onderzoek door
Inpijn-Blokpoel plaatsgevonden. Voor dit onderzoek is € 1.633,50 in rekening gebracht.
6.1.17.Op 17 mei 2018 heeft [de B.V.] een rapportage uitgebracht waarin staat dat de herstelkosten voor de fundering, anders dan door [bedrijf 2] begroot niet
€ 3.000,00 maar € 12.800,00 bedragen.
De procedure in eerste aanleg
6.2.1.In deze procedure heeft [appellanten] na eiswijziging, samengevat, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [x] veroordeelt:
1. om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te voldoen € 69.996,12 [het hof begrijpt: € 68.996,12], te vermeerderen met de wettelijke rente over € 57.562,22 vanaf 27 maart 2018,
2. in de proces- en nakosten.
6.2.2.[appellanten] legt aan deze vorderingen, kort samengevat, ten grondslag dat [x] tekort geschoten is in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [appellanten] maakt geen aanspraak op nakoming, maar in plaats daarvan op betaling van een bedrag aan vervangende schadevergoeding van € 68.996,12. Dit bedrag bestaat uit de kosten om het werk door een derde te laten voltooien (€ 52.259,50), de (onderzoeks)kosten van [bedrijf 2]
(€ 3.678,52) en van Inpijn-Blokpoel (€ 1.633,50), de kosten van herstel van de gebreken die na het uitbrengen van deze omzettingsverklaring geconstateerd zijn (€ 9.800,00) en de buitengerechtelijke incassokosten (€ 1.614,60).
6.2.3.[x] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
6.2.4.In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellanten] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [x] begroot op € 3.111,00.
De procedure in hoger beroep