3.1.In overweging 2.1 tot en met 2.9 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Hetgeen [de werknemer] in grief 1 omtrent de feiten heeft opgemerkt, heeft het hof verwerkt in de hierna volgende weergave van de feiten onder 3.1.10 en 3.1.11. De feiten zijn verder niet betwist en vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds voldoende gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, tussen partijen vast.
3.1.1.[de werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1979, is op 28 februari 2022 bij [de werkgever] in dienst is getreden en vervulde laatstelijk de functie van chauffeur tegen een loon van € 2.262,40 bruto per vier weken exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
3.1.2.De arbeidsovereenkomst is destijds aangegaan voor de duur van zeven maanden en duurde tot en met 27 september 2022. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO-Textielverzorging van toepassing.
3.1.3.Op 7 juli 2022 heeft de leidinggevende van [de werknemer] (hierna: [leidinggevende] ) per e-mail aan HR binnen [de werkgever] doorgegeven dat is besloten het salaris van [de werknemer] te verhogen per 20 juni 2023.
Het uurloon van [de werknemer] bedroeg € 13,60 per uur over de periode 23 mei 2022 tot 19 juni 2022 (€ 2.176,00 per 4 weken) en is verhoogd naar € 14,14 per uur over de periode over de periode 20 juni 2022 tot 17 juli 2022 (€ 2.262,40 bruto per 4 weken) volgens de overgelegde loonstroken.
3.1.4.Op 14 juli 2022 heeft [de werknemer] per WhatsApp bericht aan [leidinggevende] gevraagd:
“
goedemorgen [leidinggevende] wil je vragen wanneer ik de vast contract mag ontvangen”.
[leidinggevende] appte daarop terug:
“(…)
zoals belooft heb ik je loon laten aanpassen per direct. je contact zal ik laten maken na mijn vakantie en zal door mezelf overhandigd worden aan jouw zoals beloofd. Afspraak is afspraak.”
3.1.5.Op 1 september 2022 heeft [de werkgever] [de werknemer] een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar aangeboden. Dit schriftelijk contract heeft hij die dag ook ondertekend.
3.1.6.Op 2 september 2023 in de ochtend heeft [de werknemer] per WhatsApp aan zijn leidinggevende geschreven:
“(…)
heb er ernstig over bezind gisteren. Ik ben te snel geweest met het tekenen van de verlenging van het contract. Wil jou dan ook vriendelijk verzoeken deze officieel als nietig te beschouwen! Ik werk mijn huidige contract gewoon uit tot en met 29 september. Je mag doorgeven aan [directeur][hof: directeur van [de werkgever] ]
dat ik mij de afgelopen maanden meer dan genoeg heb bewezen en dat het aankomend jaar hier niets aan gaat veranderen. Als het vertrouwen er nu nog niet is dan houdt het hoofdstuk [de werkgever] voor mij op.
Ik dank jou persoonlijk voor het vertrouwen en begrip voor mij! De afgelopen periode
Groetjes [de werknemer]”.
In een reactie daarop van dezelfde ochtend vraagt [leidinggevende] hem eveneens per WhatsApp na zijn route even binnen te lopen. Die middag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de werknemer] en [leidinggevende] .
3.1.6a. [de werknemer] heeft daarover verklaard op de zitting in eerste aanleg:
“
Besproken is toen dat [leidinggevende] nog met [directeur] zou gaan overleggen, hetgeen hij de dag daarvoor ook al had aangegeven. [de werknemer] geeft aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij bij ondertekening van een contract voor bepaalde tijd, afstand deed van mogelijkheden om een contract voor onbepaalde tijd te krijgen. (…) [leidinggevende] zei dat hij zou proberen [directeur] over te halen maar dat deze toch al zijn mening had gevormd. [leidinggevende] heeft toen wel aangegeven dat hij hem een werkgeversverklaring zou kunnen verstrekken zodat hij wat zekerheid had, ook als dat nodig zou zijn voor een krediet of hypotheek.”
3.1.7.Op 8 september 2023 (5.43 u) heeft [de werknemer] aan [leidinggevende] geappt:
“(...)
ik heb niet alleen goed nagedacht! maar heb ook collega chauffeurs gesproken die na 6 maanden een vast contract hebben gekregen, die in die 6 mnd ook eens ziek of te laat zijn geweest. Ik vindt het jammer dat het voor mij zo moet gaan, eerlijkheid wordt helaas op deze manier beloond ben 1 keer te laat geweest ziek had verband met pijn aan mijn voeten wat werkgerelateerd was.
Ik dank jou persoonlijk voor jou oprechtheid jij bent voor mij een zeer goed mens.
Ik pas voor het 1 jarig contract zal vertrekken per 29 september.
Groetjes [de werknemer] ”
3.1.7a. Op de vraag van de kantonrechter tijdens de zitting in eerste aanleg waarom [de werknemer] aan [leidinggevende] schrijft te passen voor een éénjarig contract heeft [de werknemer] ter zitting in eerste aanleg verklaard dat hij druk wilde zetten bij zijn werkgever.
3.1.8.Op 8 september 2023 (6.45 u) heeft [leidinggevende] daarop met een spraakbericht als volgt gereageerd:
“(…)
Ik heb naar mijn gevoel [de werknemer] in alle eerlijkheid gehandeld op basis van jouw prestaties van het laatste jaar en hetgeen wat ik heb meegekregen jammer genoeg van [voormalig leidinggevende][hof: voormalig leidinggevende [de werknemer] ]
, zeg maar, in de tijd dat ik niet dat stuk heb meegekregen. Ik ben heel eerlijk en open geweest naar jou en wat we jou kunnen bieden. Ik heb je zelf gezegd dat ik extra dat werkgeversverklaring wil doen.(…)
Kijk, als je dan op basis van alles wat ik toch gedaan heb voor jou, toch beslist om weg te gaan, zou ik het echt oprecht jammer vinden, maar dan zijn mijn speelkaarten jammer genoeg ook op en dan, ja, nogmaals heel jammer, maar dan is dat toch een beslissing die je zelf hebt genomen, ken ik het mezelf niet kwalijk nemen, [de werknemer] . Ik heb het goed voor jou voor ogen, ik wil je alles bieden wat ik kan bieden, maar ik moet me toch ook wel binnen de lijntjes proberen te houden. Dus als dat echt je eindbeslissing is, laat me dat toch maar nog eens een keer weten ter bevestiging en dan laat ik Christel wel een brief maken dat 29 september jammer genoeg je laatste dag zal zijn bij [de werkgever] .(…)”
3.1.9.Op 8 september 2023 (7.08 u) heeft [de werknemer] in reactie daarop aan [leidinggevende] geappt:
“(…)
nogmaals volgens [voormalig leidinggevende] en [betrokkene 1] was ik schijnbaar 1 van de beste chauffeurs, ben 1 keer te laat geweest je kan bellen náár [betrokkene 2] en vragen hiertrent. en in verband met mijn voeten ziek thuis geweest na het gesprek met Hr en met jou ben ik terug gaan werken met een bijrijder erbij voor 1 week voor de rest is er niets geweest in die afgelopen maanden, als ik hoor van collega's dat zij ook ziek en te laat zijn geweest en toch een vaste aanstelling hebben gekregen ben ik van mening dat ik hier niet correct wordt behandeld, nogmaals
waardeer ik jou oprechtheid en begrip van de afgelopen periode. Maar ook ik ben altijd eerlijk geweest en heb mij 200 procent ingezet stond altijd laar om te helpen zelfs op mijn vrije dagen en zaterdagen of tussendoor extra ritten Vandaar dat ik dit niet kan accepteren ook heb ik een vaste aanstelling bij [firma] laten vallen voor [de werkgever].”
3.1.10.[leidinggevende] heeft [de werknemer] daarop om 8:55 uur verzocht om op kantoor binnen te lopen zodat zij dit op een goede manier kunnen afsluiten.
Die middag heeft een gesprek plaatsgevonden waarover [de werknemer] ter zitting in eerste aanleg heeft verklaard:
“
Toen is het ontslag voorgelegd en hem verteld dat hij op 9 september niet meer hoefde te komen werken”.
3.1.11.In een brief gedateerd 8 september 2022, volgens [de werknemer] op 8 september 2022 al aan hem ter ondertekening voorgelegd en volgens [de werkgever] alleen op 9 september aan [de werknemer] verzonden, staat onder meer:
“
dat jouw tijdelijke arbeidsovereenkomst per 27 september 2022 van rechtswege eindigd.(...)
Met ingang van vrijdag 8 september 2022 t/m 27 september 2022 (einddatum) wordt je vrijgesteld van werkzaamheden, met behoud van loon(…)”.
3.1.12.Op 9 september 2022 (8:33 uur) heeft [de werknemer] per WhatsApp aan [leidinggevende] gemeld:
“(...)
ik ben beschikbaar om aan het werk te gaan”, waarop [leidinggevende] terug appte:
“
werken is dus niet mogelijk aangezien jij zelf hebt aangegeven te stoppen(...)
per direct”, waarop [de werknemer] terugschreef:
“(...)
zoals ik gister middag na mijn dienst en deze morgen heb aangegeven ben ik gewoon beschikbaar om mijn werk voort te zetten”.
3.1.13.In een e-mail van 9 september 2022 aan [de werknemer] heeft [leidinggevende] bericht:
“
in ons gesprek van 8 september 2022 heb jij persoonlijk aangegeven per direct te willen stoppen met je werkzaamheden bij [de werkgever] B.V. Dit respecteren wij en hebben dit dan ook formeel vastgelegd. Omdat ik geen contact met je krijg stuur ik je hierbij de getekende bevestigde einde dienstverband van rechtswege. Hiervoor verwijs ik naar de bijlage in deze e-mail, een kopie hiervan zal ik je ook aangetekend versturen.”
3.1.4.De door [de werknemer] in kort geding (onder meer) gevorderde toelating tot zijn werkplek en doorbetaling van loon vanaf 27 september 2022, heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 1 december 2022 (procedure/zaaknummer 10140060/CV EXPL 22-4650) toegestaan. [de werknemer] heeft daarna ook weer gewerkt en heeft loon ontvangen.
Het geding in eerste aanleg bij de kantonrechter
3.2.1.In eerste aanleg verzocht [de werknemer] primair:
(1) een verklaring voor recht dat [de werkgever] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de arbeidsovereenkomst en dat [de werkgever] niet heeft gehandeld als goed werkgever;
(2) voor recht te verklaren primair dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 28
september 2022 er een is voor onbepaalde tijd en nog niet is beëindigd, subsidiair dat die
arbeidsovereenkomst met ingang van die datum er een is voor bepaalde tijd (tot en met 27
september 2023) en nog niet is beëindigd;
(3) nietigverklaring dan wel vernietiging van de bij brief van 8 september 2022 gedane
opzegging per 28 september 2022 van (primair) de arbeidsovereenkomst van onbepaalde
tijd, (subsidiair) die van bepaalde tijd;
(4) [de werkgever] te veroordelen om aan [de werknemer] het achterstallige loon over de loonperiode 10 en
11 (2022) te betalen, zijnde € 3.312,80 bruto, alsmede de wettelijke verhoging en wettelijke
rente daarover;
(5) [de werkgever] te veroordelen tot doorbetaling van het loon over loonperiode 12 (te weten na 7
november 2022) totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, alsmede de
wettelijke verhoging daarover, te vermeerderen met wettelijke rente;
(6) toelating op de werkplek op straffe van een dwangsom;
(7) [de werkgever] te veroordelen tot het verstrekken van loonspecificaties, op straffe van een
dwangsom.
Subsidiair verzocht [de werknemer] :
(8) voor recht te verklaren dat [de werkgever] ernstig en/of verwijtbaar heeft gehandeld en
toerekenbaar tekort is geschoten in nakoming van de arbeidsovereenkomst alsmede dat
[de werkgever] niet heeft gehandeld als een goed werkgever jegens [de werknemer] ;
(9) voor recht te verklaren primair dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 28
september 2022 er een is voor onbepaalde tijd, subsidiair dat die arbeidsovereenkomst met
ingang van die datum er een is voor bepaalde tijd (tot en met 27 september 2023)
(10) [de werkgever] te veroordelen tot betaling van € 2.450,93 bruto aan gefixeerde
schadevergoeding zoals bedoeld in art. 7:672 lid 11 BW,
(11) € 691,42 aan transitievergoeding,
(12) € 73.153,68 bruto aan billijke vergoeding,
alle te vermeerderen met wettelijke rente en het
(13) op straffe van een dwangsom verschaffen van bruto/netto specificaties hierover;
(14) [de werkgever] te veroordelen de opgebouwde nog niet opgenomen vakantiedagen aan [de werknemer]
uit te betalen;
(15) [de werknemer] te ontheffen wan de postcontractuele bedingen uit de arbeidsovereenkomst en
[de werkgever] te veroordelen hem op straffe van een dwangsom een positief neutraal getuigschrift
te verstrekken.
Zowel primair als subsidiair heeft [de werknemer] verzocht [de werkgever] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.2.Aan dit verzoek heeft [de werknemer] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[de werkgever] is met [de werknemer] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan tijdens een gesprek op 13 juni 2022. Het WhatsApp bericht van 14 juli 2022 bevestigt volgens [de werknemer] de afspraak die is gemaakt op 13 juni 2022. Daarin wordt immers door [de werknemer] gevraagd waar het vast contract blijft, waarop [leidinggevende] heeft meegedeeld dat het contract na de vakantie zal worden gemaakt want afspraak is afspraak. Dat sprake was van een vaste aanstelling blijkt volgens [de werknemer] ook uit het WhatsAppbericht van een collega van 7 juli 2022 die hem meldt dat hij blij is dat [de werknemer] blijft.
Subsidiair hebben partijen volgens [de werknemer] op 1 september 2022 een overeenkomst voor bepaalde tijd gesloten. [de werknemer] heeft aangevoerd dat de berichten die hij heeft verzonden op 2 september 2022 en 8 september 2022 via WhatsApp allemaal zijn verstuurd in een hevige gemoedstoestand zodat [de werkgever] als werkgever [de werknemer] niet mag houden aan zijn mededeling dat hij niet akkoord zou gaan met de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat hij de berichten heeft verstuurd in een hevige gemoedstoestand blijkt volgens [de werknemer] ook uit zijn bericht van 9 september 2022 waarin hij aangeeft beschikbaar te zijn om aan het werk te gaan.
3.2.3.Bij wijze van zelfstandig tegenverzoek heeft [de werkgever] verzocht:
( a) te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst op 27 september 2022 van rechtswege is geëindigd en [de werknemer] per die datum niet langer in dienst is bij [de werkgever] ;
( b) [de werknemer] te veroordelen tot terugbetaling van de vanaf 28 september 2022 door [de werkgever] aan hem betaalde bruto loon, binnen 14 dagen na deze beschikking;
( c) [de werknemer] te veroordelen tot teruggave van de bedrijfseigendommen die hij nog onder zich heeft, waaronder de sleutel en de bedrijfskleding, binnen vijf dagen na deze beschikking op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag althans een ander bedrag, te vermeerderen met rente;
subsidiair/voorwaardelijk voor geval de arbeidsovereenkomst per 28 september 2022 is blijven voortduren:
( d) te verklaren voor recht dat er sprake is van verlenging van hooguit één jaar te rekenen vanaf 28 september 2022 zodat de arbeidsovereenkomst uiterlijk op 27 september 2023 van rechtswege zal eindigen;
zowel primair als subsidiair met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten.
3.2.4.In de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde bestreden beschikking heeft de kantonrechter:
- [de werkgever] veroordeeld tot het betalen aan [de werknemer] van de opgebouwde maar nog niet opgenomen vakantie-uren;
- voor recht verklaard dat de arbeidsovereenkomst op 27 september 2022 van rechtswege is geëindigd en dat [de werknemer] per die datum niet langer in dienst is bij [de werkgever] ;
- [de werknemer] veroordeeld tot terugbetaling van het vanaf 28 september 2022 door [de werkgever] aan hem betaald bruto loon, binnen 14 dagen na betekening van de beschikking;
- [de werknemer] veroordeeld tot teruggave van alle bedrijfseigendommen die hij nog onder zich heeft waaronder de sleutel en de bedrijfskleding en bepaald dat [de werknemer] bij niet-voldoening hieraan binnen vijf dagen na betekening van deze beschikking een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag, zulks tot een maximum is bereikt van € 10.000,00;
- [de werknemer] veroordeeld in de proceskosten;
- het meer of anders verzochte afgewezen.
Het geding in hoger beroep
3.3.1.[de werknemer] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. [de werknemer] heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beroepen beschikking en tot het alsnog integraal toewijzen van zijn verzoeken en afwijzen van de tegenverzoeken van [de werkgever] met veroordeling van [de werkgever] in de proceskosten in beide instanties, een en ander bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking.
3.3.2.[de werkgever] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking met veroordeling van [de werknemer] in de proceskosten in beide instanties bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking.
3.3.3.[de werknemer] is woonachtig in België. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de herschikte EEX-Verordening. Ingevolge artikel 21 lid 1 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht.