ECLI:NL:GHSHE:2023:3856

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
20-000958-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kabels en snoeren met wederrechtelijke toe-eigening op afgesloten terrein

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De politierechter had de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, waarbij zij zich toegang tot een afgesloten terrein had verschaft door middel van inklimming. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd gelast.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, terwijl de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 april 2021 op een milieustraat in Geertruidenberg kabels en snoeren heeft weggenomen die toebehoorden aan een benadeelde partij. Het hof oordeelde dat de verdachte zich feitelijke heerschappij over de goederen had verschaft en dat er sprake was van wederrechtelijke toe-eigening.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Tevens werd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, opgelegd bij een eerder vonnis, gelast. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000958-23
Uitspraak : 20 november 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats te Breda, van 27 maart 2023 met parketnummer 02-101305-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 02-284138-19, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
De politierechter heeft hetgeen de verdachte is tenlastegelegd als feit 1 primair bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De politierechter heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde gevangenisstraf van 2 weken en deze omgezet in een taakstraf van 28 uren, te vervangen door 14 dagen hechtenis. De politierechter heeft de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
Door de raadsvrouw van de verdachte is bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Omvang hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg gevoegd en een vordering strekkende tot vergoeding van de door haar geleden schade ingediend. De benadeelde partij is door de politierechter niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. Nu de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd, is deze vordering thans niet meer aan de orde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 14 april 2021, in de gemeente Geertruidenberg (te Raamsdonksveer) (Forellenweg), een aantal kabels en/of snoeren, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen (vanaf een aldaar gelegen bedrijfsterrein en/of milieustraat) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl zij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiairzij op of omstreeks 14 april 2021, in de gemeente Geertruidenberg (te Raamsdonksveer) (Forellenweg), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door haar, verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een aantal kabels en/of snoeren en/of overige goederen van hun/haar/zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren), die/dat geheel of ten dele aan een ander of anderen toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde] , weg te nemen (vanaf een aldaar gelegen bedrijfsterrein en/of milieustraat) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) hun/haar/zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, samen met haar mededader(s), althans alleen, zich heeft begeven naar dat terrein en/of die milieustraat en/of een hoeveelheid gereedschap (waaronder een kniptang) en/of handschoenen en/of (hoofd-)lamp en/of tassen en/of rugzakken met zich mee heeft gevoerd en/of (daarmee) onder en/of door een aldaar gelegen hekwerk is gekropen en/of gegaan en/of op dat terrein en/of die milieustraat zoekend heeft rondgekeken naar goederen van hun/zijn/haar gading en/of naar een of meerdere zeecontainers is gelopen en/of in een of in een zeecontainer heeft gezeten en/of gelegen en/of een of meerdere kabels en/of snoeren heeft doorgeknipt en/of van apparaten heeft afgeknipt en/of die kabels en/of snoeren in een tas en/of rugzak heeft gestopt en/of gedaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairzij op 14 april 2021, in de gemeente Geertruidenberg te Raamsdonksveer een aantal kabels en snoeren, toebehorende aan [benadeelde] , heeft weggenomen vanaf een milieustraat met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Dongemond, proces-verbaalnummer PL2000-2021092895, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie, gesloten d.d. 26 april 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-111.

1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 april 2021 (dossierpagina’s 5-6), voor zover inhoudende als de verklaring van aangever [benadeelde] :

Op woensdag 14 april 2021, omstreeks 02.50 uur, zag ik op de camerabeelden, dat er
twee mensen op het afgesloten terrein van mijn milieustraat (
het hof begrijpt: de milieustraat gelegen aan [adres]) liepen.
Zij waren beiden donker gekleed, hadden een lampje op hun voorhoofd en hadden een hond bij. Ik zag dat zij bij de containers met ingeleverde spullen liepen met vooral printplaten, koper en dergelijke.
(…)
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2021 (dossierpagina 9), voor zover inhoudende als het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op woensdag 14 april 2021, omstreeks 03:10 uur, (…) kreeg ik (…) de melding om te gaan naar [adres] . Aldaar zou door de eigenaar van het bedrijventerrein een aantal personen op het terrein gezien zijn.
(…)
Toen ik ter plaatse was ben ik samen met mijn diensthond [naam] het terrein opgegaan.
(…)
Al snel zag ik de later te noemen vrouwelijke verdachte [verdachte] op het terrein.

3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2021 (dossierpagina’s 10-11), voor zover inhoudende als het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op woensdag 14 april 2021 omstreeks 03.05 uur kwamen wij ter plaatse op de locatie
aan [adres] . Ik zag ter plaatse dat deze locatie de
milieustraat van de gemeente Geertruidenberg betrof.
(…)
Vervolgens zag ik een vrouw lopen in het schijnsel van mijn zaklamp.
(…)
Vervolgens zag ik dat hoofdagent [verbalisant 2] , tezamen met zijn diensthond, bij een openstaande zeecontainer stond.
(…)
Ik heb vervolgens een onderzoek ingesteld in de zeecontainer. Ik zag dat er in de
zeecontainer grote plastic bakken stonden met hierin voornamelijk elektrische
apparaten. Ik zag dat er aan het einde van de zeecontainer tegen een oude koelkast
een groot model rugtas stond. (…) Ik zag dat er in de 'backpack' kabels van
elektrische apparaten en elektriciteitssnoeren zaten. Naast deze 'backpack' lag er een
tweetal elektrische apparaten waarvan de kabels waren afgeknipt. Tevens zag ik bij
deze elektrische apparaten een kniptang liggen.

4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 april 2021 (dossierpagina’s 26-30), voor zover inhoudende als de verklaring van de verdachte:

V: Je bent vanmorgen woensdag 14 april om 03:18 uur aangehouden op [adres] . Vertel eens wat er is gebeurd.
A: Ja ik had mijn hond mee. (…).
V: Hoe ben je op het afgesloten terrein van de milieustraat gekomen?
A: Aan een kant is het hek helemaal los. Een tijdje geleden schoot mijn hond het terrein op en ik ben er toen achteraan gelopen. Sindsdien ga ik er wel eens naar toe.
(…)
V: De rugzak is die van jou?
A: Ja.
(…)
V: Heb jij die kabels in de tas gedaan of samen?
A: Ik heb dat zelf gedaan.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het aan de verdachte als primair tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden verklaard nu er slechts sprake is geweest van een poging tot diefstal. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte het terrein niet is afgegaan en zij aldaar is aangetroffen met de goederen in haar tas. Tevens is aangevoerd dat – zo begrijpt het hof het verweer – bij de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak, nu de verdachte ervan uitging dat hetgeen zij in haar tas heeft gestopt afval betrof.
Ten aanzien van het bestanddeel ‘wegnemen’ heeft de Hoge Raad overwogen dat is vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden (vlg. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627). Bij de beoordeling van de feitelijke heerschappij kan de omvang van het weg te nemen voorwerp van belang zijn. Van zulks wegnemen zal ook sprake zijn indien de rechthebbende de greep en/of het zicht op het voorwerp reeds heeft verloren.
Ten aanzien van het ‘oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening’ en de toebehorenseis heeft te gelden dat de vraag of een goed aan een ander toebehoorde een beoordeling in het concrete geval vergt, veelal aankomend op de uiterlijke verschijningsvorm. Als algemene regel heeft te gelden dat vooropgesteld dient te worden dat elke zaak, door mensenhand gemaakt of bewerkt, geacht mag worden een eigenaar te hebben, tenzij het tegendeel uit de concrete omstandigheden blijkt. De geldelijke waarde die de zaak nog vertegenwoordigt kan een belangrijke indicatie zijn dat de eigendom van een zaak niet is prijsgegeven. Daarnaast kunnen aanwijzingen voor het wel of juist niet prijsgeven van de eigendom gelegen zijn in hetgeen bekend is over de plaats waar het goed onbeheerd is achtergelaten, de wijze waarop dat is gebeurd en de redenen waarom het beheer is opgegeven (vgl. HR 11 april 1967, ECLI:NL:HR:1967:AB4447,
NJ1967/417).
Van het geval dat het weggenomen goed aan niemand (meer) toebehoort, dient te worden onderscheiden de situatie dat de verdachte die een goed wegneemt ten tijde van het wegnemen in de veronderstelling verkeert dat het goed op dat moment niet aan een ander toebehoort.
Het hof overweegt dat door het afgeven van de goederen aan de milieustraat de oorspronkelijke eigenaars van de goederen daarvan afstand hebben gedaan. Deze goederen zijn daarna evenwel gaan toebehoren aan (de milieustraat van) [benadeelde] en zijn in zoverre geen res nullia (vgl. HR 4 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4470).
De verdachte moet hebben beseft dat de goederen aan een ander toebehoorden, mede gelet op het feit dat de goederen zich op een afgesloten terrein bevonden in een container en de verdachte dit terrein in het holst van de nacht heeft betreden om naar eigen zeggen ‘door afval te struinen’. Het hof overweegt in dat verband dat het een feit van algemene bekendheid is dat kabels van elektrische apparaten en elektriciteitssnoeren kostbare en recyclebare materialen bevatten en derhalve in het economisch verkeer een geldelijke waarde hebben,
Het hof overweegt dat de verdachte de goederen – mede gelet op de aard en omvang daarvan - aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken door die goederen in haar tas te stoppen, daarmee heeft zij de goederen weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De verweren van de verdediging worden derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van enkele kabels die toebehoorden aan (de milieustraat van) [benadeelde] . Een diefstal is een ergerlijk feit dat inbreuk maakt op het eigendomsrecht. Daarbij is met de afwikkeling van de diefstal enige tijd gemoeid voor de eigenaar.
Ten bezware van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende haar d.d. 18 september 2023, waaruit volgt dat de verdachte meermaals onherroepelijk is veroordeeld terzake van soortgelijke feiten, welke veroordelingen haar kennelijk er niet van hebben weerhouden om zich wederom schuldig te maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
Het is het hof niet gebleken dat de verdachte – zoals haar raadsvrouw stelt – detentieongeschikt dient te worden geacht. Dat de verdachte lijdt aan claustrofobie en medische zorg nodig heeft doet daar niet aan af.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 11 mei 2020 onder parketnummer 02-284138-19. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, zal de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast.
Het hof overweegt dat uit voormeld uittreksel justitie documentatie niet zonder blijkt dat de ten uitvoer te leggen voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf reeds is geëxecuteerd. Voor zover dat wel het geval is of blijkt te zijn, komt dit aan de orde bij de executie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 mei 2020, parketnummer 02-284138-19, te weten: een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. S. Riemens, voorzitter,
mr. R. Lonterman en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker, griffier,
en op 20 november 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.