ECLI:NL:GHSHE:2023:3828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.332.400_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen tussenbeschikking curatele, niet-ontvankelijkheid van de curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een tussenbeschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarbij de curator van de betrokkene, [de betrokkene], onder curatele was gesteld. De curator, [de curator], heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter om haar te willen ontslaan, waarbij de curator de gelegenheid kreeg om een opvolgend curator voor te stellen. De mondelinge behandeling vond plaats op 30 oktober 2023, maar de curator en de overige belanghebbenden zijn niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking is en dat er geen mogelijkheid is om hoger beroep in te stellen tegen een tussenbeschikking, tenzij de rechter dit expliciet heeft toegestaan. Aangezien de kantonrechter niet heeft bepaald dat hoger beroep mogelijk is, heeft het hof de curator niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek in hoger beroep. De beslissing is op 16 november 2023 openbaar uitgesproken door mr. H. van Winkel, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 november 2023
Zaaknummer: 200.332.400/01
Zaaknummer eerste aanleg: 10193369 CU VERZ 22-177
in de zaak in hoger beroep van:
[de curator],
wonende te [woonplaats],
verzoekster hoger beroep,
verder te noemen: de curator,
advocaat: mr. D.P.F. Arens te ‘s-Hertogenbosch.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
[de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna: de betrokkene,
advocaat: voorheen mr. M.M.J.F. Sijben, thans zonder advocaat,
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 19 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 september 2023, heeft de curator verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het ontslag van de curator als ongedaan dan wel ingetrokken dient te worden beschouwd.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2023. Bij die gelegenheid is de advocaat van de curator gehoord.
2.3.
De curator en de overige belanghebbenden zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 11 januari 2023.

3.De feiten

3.1.
Bij beschikking van 24 december 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, [de betrokkene] onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [de curator] tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter overwogen, de curator te willen gaan ontslaan en de curator eerst in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na dagtekening van de beschikking een bereidverklaring te overleggen van een te benoemen opvolgend curator. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.3.
De curator kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Voor het hof aan de inhoudelijke behandeling van het verzoek toe kan komen, dient de vraag te worden beantwoord of de curator ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen de bestreden beschikking.
4.2.
Op grond van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan hoger beroep van tussenbeschikkingen slechts tegelijk met de eindbeschikking worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
Voor het onderscheid tussen een (al dan niet gedeeltelijke) eindbeschikking en een tussenbeschikking is volgens vaste rechtspraak doorslaggevend of door middel van een beslissing in het dictum van de beschikking een eind is gemaakt aan het geschil omtrent enig deel van het verzochte.
4.3.
De bestreden beschikking is een zuivere tussenbeschikking en niet ook gedeeltelijk een eindbeschikking, nu de kantonrechter (nog) geen eind heeft gemaakt aan het geschil: te weten het ontslag van de curator. Dat de kantonrechter heeft overwogen voornemens te zijn de curator te ontslaan, maakt dat niet anders. Integendeel, de kantonrechter heeft expliciet in het dictum van de bestreden beschikking opgenomen dat de beslissing wordt aangehouden tot na ontvangst van een bereidverklaring van een te benoemen curator. Tegen een tussenbeschikking staat geen hoger beroep open anders dan tegelijk met de eindbeschikking, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Niet is gebleken dat de kantonrechter heeft bepaald dat tegen de bestreden beschikking hoger beroep kan worden ingesteld.
Dat onder de beschikking staat dat er hoger beroep mogelijk is, maakt dat niet anders. Volgens vaste jurisprudentie kan een onjuiste rechtsmiddelenclausule behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan niet is gebleken, er niet toe leiden dat de geldende wettelijke bepalingen aan de kant worden gezet. Partijen mogen voorts niet ervan uitgaan dat aan een zodanige mededeling van de griffier een beslissing van de rechter ten grondslag ligt (zie bijvoorbeeld HR 4 oktober 1996, ECLI:NL:HR:1996: ZC2164 (NJ 1997, 63) en de conclusie van de A-G, HR 26 september 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZC2441 (NJ 1998, 7) en HR 27 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4041).
4.4.
Gelet op het voorgaande zal het hof de curator niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep.

5.De beslissing

Het hof:
verklaart de curator niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, H. van Winkel en E.J.M. van Engelen en is in het openbaar uitgesproken door mr. H. van Winkel op 16 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.