3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] is op 4 mei 2015 bij [XX] in dienst getreden en is werkzaam als operator in ploegendienst tegen een maandsalaris van € 2.313,57 bruto exclusief emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Slagersbedrijf van toepassing (hierna genoemd "de cao").
Eind 2019 zijn de bedrijfsactiviteiten van [XX] overgeheveld naar [XY] en is [geïntimeerde] mee overgegaan naar [XY] . Er is sprake van overgang van onderneming. Met ingang van 1 januari 2020 is [geïntimeerde] in dienst van [XY] en ontvangt hij zijn salaris van [XY] .
De cao bevatte in de periode van 1 april 2015 tot en met 31 december 2018 (01-04-2015 t/m 31-03-2016 en 01-04-2016 t/m 30-09-2017 in artikel 18 lid 2 en 01-10-2017 t/m 31-12-2018 in artikel 24 lid 2) de volgende bepaling met betrekking tot de definitie van ploegenarbeid (productie 6 bij de dagvaarding):
"Onder ploegenarbeid wordt het volgende verstaan.
a. Het betreft 2 groepen van onderscheidende werknemers.
b. Er moet sprake zijn van het daadwerkelijk overdragen van werkzaamheden.
c. Overlap van diensten maximaal 1 uur per dienst.
d. De diensten dienen afwisselend te zijn en elkaar op te volgen.
e. De diensten bestrijken regelmatig en systematisch ongunstige uren.
f. Werknemers moeten alle voorkomende diensten in het ploegenrooster in regelmaat
draaien.
g. Arbeid verricht in ploegendiensten die in de ochtend en de middag plaatsvinden en
niet in de avond en nacht."
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] na wijziging van eis bij akte van 25 juni 2020 – zakelijk weergegeven – de veroordeling van [XX] en [XY] , hoofdelijk, tot betaling van achterstallige ploegentoeslag over de jaren 2015 tot en met 2018 (€ 14.442,66 bruto), vermeerderd met vakantiegeld hierover (€ 1.155,41 bruto), met de wettelijke verhoging over beide bedragen, met de wettelijke rente over deze drie posten, met buitengerechtelijke incassokosten (€ 930,98) en met de proceskosten, inclusief nakosten, een en ander onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto-specificatie op straffe van verbeurte van een dwangsom, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.2Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij in de periode van 2015 tot en met 2018 voor [XX] werkzaamheden heeft verricht in diensten die zich volgens de toen geldende cao lieten kwalificeren als ploegenarbeid waarvoor een bijzondere toeslag op het overeengekomen loon van toepassing was. [XX] heeft die toeslag niet betaald. Onduidelijk is wie van beide gedaagden, [XX] of [XY] nu de werkgever is. [geïntimeerde] heeft niet ingestemd met een dienstverband bij [XY] , maar kan niet uitsluiten dat sprake is geweest van een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:663 BW. Mocht dat al zo zijn, dan is [XX] naast [XY] gedurende een jaar na de overgang nog hoofdelijk verbonden voor de nakoming van verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst die voor dat tijdstip zijn ontstaan.
3.2.3.[XX] en [XY] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.Nadat een comparitie was bevolen en gehouden, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 28 januari 2021 (hierna: het tussenvonnis) aan [geïntimeerde] opgedragen te bewijzen dat hij in zijn functie als operator gedurende de periode van 1 april 2015 tot en met 31 december 2018 werkzaamheden heeft verricht die kwalificeren als het "daadwerkelijk overdragen van werkzaamheden".
3.2.5.In het eindvonnis van 3 februari 2022 (hierna: het eindvonnis) heeft de kantonrechter [geïntimeerde] in de bewijslevering geslaagd geacht. Op grond daarvan heeft de kantonrechter geoordeeld dat de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden inderdaad kunnen worden aangemerkt als ploegenarbeid in de zin van de toentertijd toepasselijke cao’s. Omdat onbetwist was dat de daarvoor verschuldigde ploegentoeslag niet was uitgekeerd, zijn de vorderingen van [geïntimeerde] tegen beide gedaagden hoofdelijk toegewezen, met maximering van de mogelijk te verbeuren dwangsommen.