3.2.6Voertuig 2,
Merk : Giant
Type : Hybrid 4210
Framenummer : MYDZA17119000056
Kleur : Grijs
Het betrof hier een 2-wielig voertuig, fiets, als bedoeld in Hoofdstuk 5 afdeling 9 van de Regeling
voertuigen.
6. Een proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 11 september 2023, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte ter terechtzitting:
Ik ben niet in de berm gaan staan toen ik de fietser zag naderen. (…) Het is een hele vieze (
het hof begrijpt: nare) bocht.
Ik weet dat er aan weerszijden van het fietspad een strook gras is (
het hof begrijpt: de berm).
De vraag die het hof moet beantwoorden is of het verkeersgedrag van de verdachte naar strafrechtelijke maatstaven de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid. Bij die beoordeling komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt met zich dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van evenbedoelde bepaling. Ook geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vlg. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Het hof stelt daarnaast voorop dat in het algemeen de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van de verdachte niet opheft (Hof ’s‑Hertogenbosch 29 oktober 2003, VR 2004/64).
Overeenkomstig artikel 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, is de verdachte een bestuurder. Een goedgekeurde elektrische step volgt de regels van de bromfiets indien en voor zover deze step is goedgekeurd conform de Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen. Blijkens de verkeersongevallenanalyse is de door de verdachte bestuurde step geen goedgekeurde elektrische step. Het hof overweegt dat het vaker voorkomt dat zich in het verkeer voertuigen bevinden die niet zijn goedgekeurd, zoals bijvoorbeeld opgevoerde voertuigen. Het enkele feit dat de voertuigen niet zijn goedgekeurd brengt naar het oordeel van het hof nog niet met zich dat de – voor de wel goedgekeurde voertuigen – geldende verkeersregels niet van toepassing zijn. Het hof overweegt dat artikel 6 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 onverkort van toepassing is op bestuurders van een goedgekeurde elektrische step. Dat bepaalde luidt dat het voertuig op het fietspad moet rijden dat voor hem open staat.
Naar het oordeel van het hof brengt de enkele kwalificatie ‘niet goedgekeurd’ niet met zich dat bovenstaande verplichting niet van toepassing is op een niet goedgekeurde elektrische step. In dier voege is artikel 6 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 naar het oordeel van het hof wel van toepassing, als ware de elektrische step goedgekeurd.
Verdachte heeft verklaard dat zij om veiligheidsredenen niet tweemaal wilde oversteken. Zij was er wel van op de hoogte dat zij het rechterfietspad moest gebruiken.
De verdachte heeft op een niet-goedgekeurde elektrische step gereden op het fietspad dat niet voor haar rijrichting was bestemd, hetgeen naar het oordeel van het hof een verkeersovertreding oplevert. Een goedgekeurde step wordt als bijzondere bromfiets aangemerkt. Net als bij een goedgekeurde step, heeft ook deze niet goedgekeurde step een bestuurder die het fietspad aan de rechterzijde had dienen te gebruiken. Verdachte was hiervan ook op de hoogte, alleen vanwege het feit dat zij anders twee maal moest oversteken gebruikte zij het fietspad aan de verkeerde zijde van de weg.
De verdachte heeft over de verkeerssituatie waar de aanrijding heeft plaatsgevonden verklaard dat dit een ‘naar punt’ is en zij elke dag gebruik maakt van deze route. De verdachte was aldus een gewaarschuwd mens. Naar de verklaring van de verdachte heeft zij op enig moment de fietser aan zien komen, waarop zij hem tevergeefs trachtte te waarschuwen. De verdachte reed over het fietspad het - naar haar eigen zeggen - gevaarlijke punt tegemoet met een snelheid van 17 kilometer per uur en heeft zichzelf, ondanks de zich aandienende potentieel gevaarlijke verkeerssituatie, niet tot stilstand gebracht in de berm, die aan weerszijden van het fietspad aanwezig is, teneinde de fietser haar veilig en ongehinderd te kunnen laten passeren. Het hof is van oordeel dat dit als ongeschreven zorgvuldigheidsnorm in het verkeer wel van de verdachte, onder de gegeven omstandigheden, mocht worden verlangd, nu zij zich immers tegen het verkeer in als spookrijder, op het fietspad bevond.
Gelet op het geheel van gedragingen, de aard en ernst daarvan, in het licht bezien van de omstandigheden daar ter plaatse, is het hof van oordeel dat de verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. Mitsdien komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Het gegeven dat de verdachte wel als voetganger over het fietspad mocht lopen, brengt niet met zich dat er daarom geen sprake meer is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft immers niet als voetganger over het fietspad gelopen. De stelling van de verdediging dat de fietser bedacht had moeten zijn op de aanwezigheid van eventuele voetgangers op het fietspad baat de verdachte evenmin. Daarbij roept het hof in herinnering dat er een aanzienlijk verschil in snelheid bestaat tussen voetgangers en rijdende elektrische steps, zodat er ingeval van een tegemoetkomende voetganger op het fietspad meer ruimte en gelegenheid bestaat om een botsing te voorkomen dan bij een bestuurder van een elektrische step.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft op een elektrische step op een fietspad gereden waarop zij niet mocht rijden en vervolgens geen ruimte gegeven aan een haar tegemoetkomende fietser. Door deze gedragingen heeft zij een ernstig gevaar in het leven geroepen voor andere verkeersdeelnemers, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt. [slachtoffer] is daar het slachtoffer van geworden.
Het leed dat veroorzaakt is door het ongeval is groot. Het slachtoffer [slachtoffer] wordt, zo blijkt uit de slachtofferverklaring, nog dagelijks met zijn letsel geconfronteerd. Hij heeft lange tijd moeten revalideren en heeft nog steeds drie keer per week fysiotherapie. Er zijn financiële gevolgen en door het letsel kan hij zijn hobby en uitlaatklep in de horeca niet meer uitoefenen. Hij is veranderd en dit alles heeft een grote impact op hemzelf en het gezin.
Het hof heeft ook oog voor de persoonlijke situatie van de verdachte. Ook zij heeft het ongeval niet gewild. De verdachte zal nog geruime tijd aan een betalingsverplichting jegens [slachtoffer] moeten voldoen, terwijl zij kostwinnaar is van het gezin waarin haar zieke partner zich bevindt. Daarnaast heeft de verdachte er ter terechtzitting blijk van gegeven dat zij (zichtbaar) is aangeslagen door het ongeval.
Alles afwegende acht het hof een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, passend en geboden.
Op 28 september 2021 is onder de verdachte een zwarte elektrische step van het merk Ninebot, type E22e, in beslag genomen.
De verdachte heeft ter gelegenheid van het verhoor bij de politie verklaard dat de step eigendom is van haar vriendin [betrokkene] .
De rechtbank heeft de teruggave gelast van de step aan de beslagene. Nu het hof het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd dient hij opnieuw te beslissen op het beslag.
Het hof merkt de verdachte, tevens beslagene, aan als rechthebbende op de step, zodat de teruggave van de step wordt gelast aan de verdachte als rechthebbende. Het is het hof naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep genoegzaam gebleken dat de step het mede-eigendom is van de verdachte, nu de verdachte en [betrokkene] een gezamenlijke huishouding hebben en de verdachte heeft verklaard de step vaker te gebruiken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.