ECLI:NL:GHSHE:2023:3637

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
20-002064-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake oplichting, valsheid in geschrift en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld voor oplichting, valsheid in geschrift en mishandeling. De zaak betreft meerdere parketnummers, waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als anderen en gebruik te maken van hun persoonsgegevens om leveringsovereenkomsten voor elektriciteit, aardgas en water af te sluiten. Daarnaast heeft de verdachte een zorgovereenkomst valselijk opgemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de persoonlijke gegevens van de slachtoffers heeft misbruikt, wat heeft geleid tot financiële voordelen voor hemzelf. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 160 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks door het bewezenverklaarde handelen is veroorzaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002064-20
Uitspraak : 6 oktober 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, van 22 september 2020, dat bij herstelvonnis van 26 oktober 2020 is hersteld, in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 02-665434-17, 02-011291-17 en 02-224551-19, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 4 tenlastegelegde, alsmede van het in de zaak met parketnummer 02-011291-17 primair tenlastegelegde. De rechtbank heeft de overige tenlastegelegde feiten bewezenverklaard, die gekwalificeerd als:
  • oplichting, meermalen gepleegd (
  • valsheid in geschrift (
  • verduistering in dienstbetrekking (
  • mishandeling (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 2.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige gedeelte is de vordering niet-ontvankelijk verklaard en is bepaald dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voorts is de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Zeeland-West-Brabant vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 220 uren subsidiair 110 dagen hechtenis. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 14,69, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard. Met betrekking tot de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze moet worden toegewezen tot een bedrag van € 2.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de benadeelde partij heeft de verdediging primair bepleit dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, subsidiair toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] tot een bedrag van €14,60 respectievelijk € 800,00.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 02-665434-17:hij in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 16 juli 2016 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of aan een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst te weten levering van elektriciteit en/of aardgas, in elk geval van enig goed/dienst, hebbende verdachte met voren

omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij [bedrijf 1] telefonisch een leveringsovereenkomst voor elektriciteit en/of aardgas aangevraagd en/of daarbij de navolgende persoonsgegevens opgegeven:
- naam: [benadeelde 2]
- adres: [adres 1]
- postcode: [adres 1]
- plaats: [adres 1]
- telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
- e-mailadres: [e-mailadres 1]
- bankrekeningnummer: [rekeningnummer 1]
- geboortedatum: [geboortedatum benadeelde 2] ,
waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of dienstverlening aan het hiervoor genoemde leveringsadres, op basis van de afgesloten overeenkomst:
op naam van [benadeelde 2]
met daarin opgenomen bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ;
2.hij op of omstreeks 9 januari 2015 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, en/of (elders) in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een zorgovereenkomst valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door valselijk in/op die zorgovereenkomst te vermelden
- als budgethouder [benadeelde 2] en/of
- als vertegenwoordiger [verdachte] en/of
- als zorgverlener [aangeefster] en/of
die zorgovereenkomst valselijk te voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde 2] en/of die zorgovereenkomst valselijk te voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [aangeefster] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.hij in of omstreeks de periode van 5 november 2015 tot en met 18 mei 2016 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het verlenen van een dienst, te weten levering van water, in elk geval van enig goed/dienst, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telefonisch bij [bedrijf 2] een leveringsovereenkomst voor water aangevraagd en/of daarbij de navolgende persoonsgegevens opgegeven:
- naam: [aangeefster]
- e-mailadres: [e-mailadres 1]
- telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
- leveringsadres: [adres 1]
- bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
en/of op 18 mei 2016 telefonisch de contactgegevens gewijzigd, waarbij het eerder opgegeven e-mailadres werd verwijderd en het correspondentieadres aangepast in [adres 2] , zijnde (destijds) het woon-verblijfadres van genoemde [aangeefster] , waardoor [bedrijf 2] werd bewogen tot boven omschreven afgifte en/of dienstverlening aan het hiervoor genoemde leveringsadres, op basis van de afgesloten overeenkomst:
op naam van [aangeefster]
met daarin het opgenomen bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] ;

Zaak met parketnummer 02-011291-17:

primairhij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 juli 2016 tot en met 27 juli 2016 te Clinge, gemeente Hulst en/of Hulst en/of De Klinge (België), tezamen en in verenging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen en/of heeft laten wegnemen een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 4960 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] zich (telkens) de/het weg te nemen geld/goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht en/of heeft laten brengen door middel van een valse sleutel, te weten door (onbevoegd) gebruik te maken en/of door (onbevoegd) gebruik te laten maken van de bankpas ( [rekeningnummer 3] ) en/of de (bij die bankpas horende) pincode;
subsidiairhij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 juli 2016 tot en met 27 juli 2016 te Clinge, gemeente Hulst en/of Hulst en/of De Klinge (België), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 4960 euro), in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten als mentor en/of (persoons)begeleider, in elk geval anders dan door misdrijf, (al dan niet in opdracht van hem, verdachte,) onder zich had/hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Zaak met parketnummer 02-224551-19:hij op of omstreeks 9 september 2019 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) tegen zijn (boven)lichaam te duwen waardoor die [slachtoffer] op de/het trottoir/weg ten val is gekomen.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder parketnummer 02-011291-17 primair en subsidiair tenlastegelegde:
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het in vereniging, althans alleen, plegen van diefstal van een of meer geldbedrag(en) toebehorende aan [benadeelde 1] , dan wel het in vereniging, althans alleen, plegen van verduistering in dienstbetrekking. Uit het onderzoek volgt weliswaar dat de verdachte regelmatig contanten pinde of liet pinnen met de bankpas van [benadeelde 1] , waar verdachte in de tenlastegelegde periode werkzaam was als begeleider, maar het hof kan – bij gebrek aan een overzicht of een onderbouwing waaruit volgt welke uitgaven feitelijk ten behoeve van de begeleiding zijn of moeten zijn gedaan – niet vaststellen of de verdachte de door hem opgenomen bedragen alsmede de contanten die namens hem zijn opgenomen, al dan niet gedeeltelijk, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Het hof zal de verdachte om die reden vrijspreken van het onder parketnummer 02-011291-17 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 02-224551-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 02-665434-17:hij in de periode van 15 april 2015 tot en met 16 juli 2016 te Hoogerheide met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het verlenen van een dienst te weten levering van elektriciteit en aardgas, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en/of bedrieglijk bij [bedrijf 1] telefonisch een leveringsovereenkomst voor elektriciteit en aardgas aangevraagd en daarbij de navolgende persoonsgegevens opgegeven:

- naam: [benadeelde 2]
- adres: [adres 1]
- postcode: [adres 1]
- plaats: [adres 1]
- telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
- e-mailadres: [e-mailadres 1]
- bankrekeningnummer: [rekeningnummer 1]
- geboortedatum: [geboortedatum benadeelde 2] ,
waardoor [bedrijf 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en dienstverlening aan het hiervoor
genoemde leveringsadres, op basis van de afgesloten overeenkomst:
op naam van [benadeelde 2]
met daarin opgenomen bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ;
2.hij op 9 januari 2015 te Hoogerheide een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een zorgovereenkomst valselijk heeft opgemaakt, door valselijk in die zorgovereenkomst te vermelden
- als budgethouder [benadeelde 2] en
- als vertegenwoordiger [verdachte] en
- als zorgverlener [aangeefster] en
die zorgovereenkomst valselijk te voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [benadeelde 2] en die zorgovereenkomst valselijk te voorzien van een handtekening welke moest doorgaan voor de handtekening van [aangeefster] , met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
3.hij in de periode van 5 november 2015 tot en met 18 mei 2016 te Hoogerheide met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het verlenen van een dienst, te weten levering van water, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en bedrieglijk telefonisch bij [bedrijf 2] een leveringsovereenkomst voor water aangevraagd en daarbij de navolgende persoonsgegevens opgegeven:
- naam: [aangeefster]
- e-mailadres: [e-mailadres 1]
- telefoonnummer: [telefoonnummer 2]
- leveringsadres: [adres 1]
- bankrekeningnummer: [rekeningnummer 2]
en op 18 mei 2016 telefonisch de contactgegevens gewijzigd, waarbij het eerder opgegeven e-mailadres werd verwijderd en het correspondentieadres aangepast in [adres 2] , zijnde (destijds) het woon-verblijfadres van genoemde [aangeefster] , waardoor [bedrijf 2] werd bewogen tot boven omschreven afgifte en dienstverlening aan het hiervoor genoemde leveringsadres, op basis van de afgesloten overeenkomst:
op naam van [aangeefster]
met daarin het opgenomen bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] ;

Zaak met parketnummer 02-224551-19:hij op 9 september 2019 te Hoogerheide [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht tegen zijn bovenlichaam te duwen waardoor die [slachtoffer] op de weg ten val is gekomen.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Parketnummer 02-665434-17
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, onderzoeksnummer ZB2R016080, gesloten d.d. 8 mei 2017 (pg. 1-1088). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Waar het hof het relaasproces-verbaal als bewijsmiddel heeft gebruikt liggen hieraan doelmatigheidsredenen ten grondslag en heeft het hof zich ervan vergewist dat de inhoud hiervan berust op onderliggende processen-verbaal.
Feiten 1 en 3

1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 mei 2016 met bijlagen (pg. 239-250), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] :

(pagina 239)
Op 26 april 2016 kreeg ik een brief van het incassobedrijf ' [bedrijf 3] '. In deze brief stond dat ik nog een schuld van € 668,11 open had staan bij [bedrijf 1] . Ik was erg verbaasd omdat ik helemaal geen contract had afgesloten bij de [bedrijf 1] . Hierop heb ik contact opgenomen met de [bedrijf 1] . De vrouw van de klantenservice vertelde mij dat zij een kopie van de leveringsovereenkomst (
toevoeging hof: zou)toe zenden. Op 29 april 2016 heb ik deze kopie per post van de [bedrijf 1] ontvangen. Ik zag dat op deze leveringsovereenkomst een groot deel van mijn gegevens vermeld stonden. Zoals mijn naam, adres en geboortedatum. Deze kloppen ook. Ik zag tevens dat er als mobiel nummer het nummer [telefoonnummer 1] vermeld stond. Dit is niet mijn telefoonnummer en ik wist ook niet van wie dit nummer wel was. Hetzelfde gold voor het vermelde emailadres. Dit betrof [e-mailadres 1] . Dit is niet mijn emailadres.
(pagina 240)
Wat mij opviel is dat als bankrekeningnummer was vermeld ' [rekeningnummer 1] '. Dit rekeningnummer is in 2014 op mijn naam afgesloten door een man genaamd [verdachte] [
het hof begrijpt: verdachte]. Ik krijg geld via Persoonsgebonden Budget. [verdachte] had toen voorgesteld om mijn PGB geld te beheren. Het genoemde rekeningnummer wordt echter verder niet door mij gebruikt. Ik krijg de rest van mijn geld namelijk op een rekening van de ING. Ik ben toen samen met mijn moeder gaan uitzoeken van wie het telefoonnummer en het e-mailadres (genoemd op de leveringsovereenkomst van [bedrijf 1] ) was. Wij zagen dat in oude papieren vermeld stond dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] het telefoonnummer van [verdachte] betrof. Een paar dagen later kwam [verdachte] langs bij ons huis. Ik hoorde toen dat hij vertelde dat het emailadres [e-mailadres 1] het mailadres van zijn bedrijf was.
(pagina 241)
Aangeefster overhandigde mij een leveringsovereenkomst van het bedrijf [bedrijf 1] .
(pagina 244)
[bedrijf 1]
[benadeelde 2]
Rotterdam, 29 april 2016
Onderwerp: kopie leveringsovereenkomst
Beste mevrouw, heer [benadeelde 2] ,
Onlangs heeft u een van onze energieadviseurs gesproken en heeft u gevraagd om een kopie van de leveringsovereenkomst die afgesloten is op uw naam voor het adres: [adres 1]
. Hierbij sturen wij u de contractbevestiging met de leveringstarieven zoals deze per e-mail is verzonden op 15 april 2016 [
het hof begrijpt: 15 april 2015] naar het e-mailadres: [e-mailadres 1] .
(pagina 245)
Uw gegevens
Naam: [benadeelde 2]
Adres: [adres 1]
Postcode: [adres 1]
Plaats: [adres 1]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
E-mailadres: [e-mailadres 1]
Geboortedatum: [geboortedatum benadeelde 2]
Rekeningnummer: [rekeningnummer 1]
Klantnummer: [nummer 1]
[bedrijf 1] 3 jaar
(pagina 246)
[bedrijf 1] 3 jaar
Uw contract loopt tot 1 juli 2018. Uw levering gaat in op 15 april 2015.
(pagina 247)
Gegevens eerste rekeninghouder
Naam: Mevrouw [benadeelde 2]
Geboortedatum: [geboortedatum benadeelde 2]
Adresgegevens:
Straat en huisnummer [adres 1]
Postcode en plaats: [adres 1]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
E-mailadres: [e-mailadres 2]

2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 12 april 2017 (pg. 82-91), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:

(pagina 83)
V: Waar verblijf je?
(pagina 84)
A: [adres 1] .
V: Sinds wanneer woon je daar?
A: Sinds 2010.
V: Met wie woon je daar?
A: Met [medeverdachte 4] en mijn dochter [naam dochter] .
V: Is het gezin nog groter?
A: Ja, [aangeefster] (het
hof begrijpt: [aangeefster]) is de oudste dochter van [medeverdachte 4] uit een vorig huwelijk.
(pagina 85)
V: Welke bedrijven staan op jouw naam? En op naam van je partner?
A: Op mijn naam [bedrijf 4] , op [medeverdachte 4] haar naam staat officieel [bedrijf 5] . Maar ik regel de zaken van [bedrijf 5] .
(pagina 89)
V: Wat is/zijn je mobiele telefoonnummers?
A: Van mijzelf [telefoonnummer 1] , dat is hetzelfde nummer als ik gebruik voor [bedrijf 4] . Het staat op mijn naam.

3. Het relaasproces-verbaal d.d. 8 mei 2017 (pg. 237), opgesteld door verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudende:

Het bedrijf met de handelsnaam ' [bedrijf 4] ’, bleek te zijn geregistreerd onder nummer [nummer 2] en als startdatum 01-08-2014 te hebben. Als werkzame persoon was opgegeven [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , sinds 01-08-2014 in functie.

4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 april 2017 (pg. 703-715), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :

(pagina 704)
V: Wie heeft de aanmelding gedaan voor jullie adres [adres 1] bij de [bedrijf 1] ?
A: [verdachte]
[het hof begrijpt: de verdachte]regelde dat.
(pagina 705)
V: Begrijp ik dat [verdachte] de werkzaamheden binnen het bedrijf [bedrijf 5] uitvoerde?
A: Ja. Hij was de drijvende kracht binnen de onderneming [bedrijf 5] .

5. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juli 2016 (pg. 806-810), voor zover inhoudende als verklaring van de aangeefster [aangeefster] :

(pagina 806)
Ik doe aangifte van identiteitsfraude en oplichting, gepleegd door (..) mijn stiefvader [verdachte] . Dit is nu al zo een jaar aan de gang, tot aan heden worden er nog steeds dingen op
mijn naam gezet. Hiervoor heb ik geen toestemming gegeven.
(pagina 807)
Ik ben er toen achter gekomen dat [verdachte] en mijn moeder verscheidende dingen op mijn naam hadden laten
[toevoeging hof: zetten].
(pagina 808)
Ik heb brieven van [bedrijf 2] gevonden. Blijkbaar stond het water van de woning, van mijn moeder en [verdachte] , ineens op mijn naam.

6. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2016 (pg. 902-911), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] :

(pagina 903)
O: U hebt aangifte gedaan van identiteitsfraude. Hierbij bleek verdachte [verdachte] een [bedrijf 2] contract te hebben afgesloten op uw naam, zonder uw medeweten of toestemming.
(pagina 905)
V: En [toevoeging hof: welke rekening heb/had je] bij Triodos?
A: Hier heb ik 1 rekening. Dit is [rekeningnummer 2]
V: Hoe ben je aan de rekening bij Triodos gekomen?
A: Mijn moeder had deze geopend. In 2010 toen ik 13 was, kreeg ik zakgeld 25 euro. De eerste paar maanden had ik mijn pas in bezit. In 2011 had ik mijn Triodos pinpas niet meer in mijn bezit, toen had mijn moeder en [verdachte]
[het hof begrijpt: de verdachte]de pas. Alle af -en bijschrijvingen vanaf 2011 gingen buiten mij om. Mijn pincode van deze pas moest ik afgeven.

7. Het proces-verbaal van bevindingen [bedrijf 2] d.d. 30 maart 2017 m.b.t. [aangeefster] (pg. 977-978), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :

(pagina 977)
Inzake het onderzoek naar de identiteitsfraude van [aangeefster] heb ik door middel van een vordering de historische gegevens opgevraagd bij energieleverancier [bedrijf 2] . Op 5 november 2015 werd [aangeefster] bij hen als klant voor het afnemen van water geregistreerd. Deze registratie vond telefonisch plaats bij een medewerker van de frontoffice van de [bedrijf 2] . Hierbij werd door de medewerker als e-mailadres [e-mailadres 1] en als telefoonnummer ‘ [telefoonnummer 2] ’ ingevuld. Verder werd als titel: ‘De heer’ en als voorkeurskanaal: 'E-mail’ ingevuld.
Opgemerkt zij dat (de heer) [verdachte] volgens de Kamer van Koophandel ingeschreven staat als eigenaar van een bedrijf genaamd ‘ [bedrijf 4] ’. Tevens is bij het onderzoeksteam bekend geworden dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik was bij [verdachte] . Het leveringsadres betrof [adres 1] , wat als woonfunctie werd aangeduid. Tevens werd gemeld dat de klant niet reeds een leverancier had. Het IBAN-rekeningnummer betrof [rekeningnummer 2] .
(pagina 978)
Na opgevraagde informatie bleek het rekeningnummer [rekeningnummer 2] te zijn afgegeven op naam van [aangeefster] .

8. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank d.d. 8 september 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

Het e-mailadres
[e-mailadres 1]is van mij. De officier van justitie zegt dat [benadeelde 2] heeft verklaard dat zij samen met mij de bankrekening [rekeningnummer 1] heeft geopend. De officier van justitie vraagt of ik dan wel kennis droeg van deze rekening en of ik de beschikking had over het rekeningnummer. Ja natuurlijk, ik wist wat het nummer was.
Feit 2

1. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 13 mei 2016 met bijlagen (pg. 303-336), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 2] :

(Pagina 304)
V: Wie is [verdachte]
A: (…) Ik vroeg [verdachte] om mij te helpen het PGB te beheren. Ik heb nooit zorg gehad, maar het ging om activiteiten. Denk dan aan skiën, karten...
De reden dat ik PGB krijg is omdat [verdachte] dit voor mij had aangevraagd. (…)
[verdachte] heeft dat aangevraagd en de SVB heeft dat goedgekeurd. Er is volgens mij geen contract over wat nou de bedoeling was van dat geld. Ik heb er in elk geval geen zorg van gekregen. De activiteiten die wij deden heeft [verdachte] betaald. Dat kon hij dan declareren via PGB. (…)
(pagina 308)
O: Je verklaarde dat de SVB een drietal contracten had aangaande jouw PGB. Hiervan heb je ook papieren afgegeven aan het politiebureau op 9 juli 2016. Deze papieren zijn met de computer ingevulde wijziging formulieren.
O: Op een formulier staat zorgverlener [aangeefster] .
V: Heeft [aangeefster] zorg verleend aan jou?
A: Nee
(pagina 316)
Zorgovereenkomst
1. Budgethouder (werkgever)
Voorletters en achternaam: [benadeelde 2]
Geboortedatum: [geboortedatum benadeelde 2]
(pagina 317)
2.2.
Gegevens vertegenwoordiger
Voorletters en achternaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum] 1972
3. Zorgverlener
Voorletters en achternaam: [aangeefster]
Geboortedatum: [geboortedatum aangeefster]
IBAN voor het loon: [rekeningnummer 4]
(pagina 318)
5. Looptijd van de zorgovereenkomst
Wanneer gaat de zorgovereenkomst in?: 02-01-2015
(pagina 322)
Datum: 09-01-2015
Handtekening budgethouder en vertegenwoordiger
Handtekening zorgverlener
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 8 juli 2016 met bijlagen (pg. 251-302), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde 2] :
(pagina 252)
Ik heb contact opgenomen met de Sociale verzekeringsbank en ik heb hier navraag gedaan naar de bestaande zorgovereenkomsten. Hiervan kreeg ik te horen dat er drie zorgovereenkomsten bekend waren bij de SVB. Ik gaf aan dat ik nooit een zorgovereenkomst heb getekend. Ik heb deze handtekeningen nooit gezet, ik heb deze overeenkomsten nooit gezien.
Ik heb vervolgens contact opgenomen met de CZ. Ik vroeg of ik nog zorgovereenkomsten had lopen. Ik kreeg vervolgens zorgovereenkomsten. Er zaten twee overeenkomsten tussen welke ik wel zelf heb ondertekend. Dit zijn overeenkomsten tussen [verdachte] en mij. Er is ook duidelijk te zien dat hier verschil in mijn handtekeningen zit, met de nagemaakte.
(pagina 253)
Opmerking verbalisant: Er is duidelijk een verschil te zien in de handtekeningen, waarvan de aangeefster zegt dat zij deze wel zelf heeft gezet, en welke er zijn vervalst.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 11 april 2017 (pg. 703-715), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :
(pagina 707)
V: Wie stelt deze zorgovereenkomst en zorgbeschrijving op?
A: [verdachte] heeft deze opgesteld.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 27 oktober 2016 (pg. 902-911), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [aangeefster] :
(pagina 905)
V: Welke rekening heb/had je bij ING?
A: [rekeningnummer 4] (…)
V: Wie had de bankpasjes van jouw rekeningen van Triodos en ING tot de beschikking?
A: Vanaf 2011 [verdachte] en mijn moeder.
V: Sinds wanneer (welke datum) heb jij geen beschikking over de bankpasjes en jouw rekeningen?
A: Vanaf 2011. (…)
V: Heb jij zelf wel eens op de ING-rekening via internet gebankierd?
A: Nee pas toen ik mijn eigen pinpas in het bezit had in 2016.
(pagina 909)
V: Wat weet je van de zorgovereenkomst die je als bijlage 8 van je aangifte hebt gevoegd [
het hof begrijpt: de zorgovereenkomst opgenomen als bijlage 8 van de aangifte van [aangeefster] , pagina 878-884 en op pagina 316]?
A: Ik heb die zorgovereenkomst niet zelf opgesteld. Ik heb ook nooit zorg aan [benadeelde 2] verleend. Ik heb die overeenkomst ook niet zelf ondertekend.
A: ik ben geen zorgverlener. Die handtekening die van mij zou zijn, is vals.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof d.d. 22 september 2023, voor zover inhoudende:
U, voorzitter, houdt mij een zorgbeschrijving voor die op 9 januari 2015 is ondertekend door [benadeelde 2] (
het hof begrijpt: een zorgbeschrijving bij zorgovereenkomst, pagina 103-104 van het dossier ‘Onderzoeksinfo en Bevelen’). Ik schrijf alle zorgbeschrijvingen en typ ze later uit. Ik zie twee handtekeningen op de zorgbeschrijving. De handtekening van [benadeelde 2] op de zorgovereenkomst komt niet overeen met de handtekening op de zorgbeschrijving.
Parketnummer 02-224551-19
De pagina’s van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, registratienummer PL2000-2019216639, gesloten d.d. 9 oktober 2019 (pg. 1-41). Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 9 september 2019 (pg. 13-15), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
(pagina 13)
Op 9 september 2019 was ik op [adres 1] . Op het genoemde adres woont [verdachte] [
het hof begrijpt: de verdachte]. [verdachte] kwam naar mij toe gelopen. Ik stond op dat moment op het trottoir, voor de voortuig [
het hof begrijpt: voortuin] van zijn woning. Toen hij tot mij was gelopen,
(pagina 14)
gaf hij mij een harde duw met twee handen. Hij duwde mij hard tegen mijn bovenlijf. Daardoor kwam ik ten val. Ik viel op de rechterzijde van mijn lijf. Ik viel van het trottoir op de weg. Hierdoor voelde ik pijn. Het bleek mij ook dat ik letsel had, want ik zag dat ik bloedde. Het bleek dat ik diverse verwondingen had in mijn gezicht, namelijk rechterwenkbrauw, rechter jukbeen, rechter bovenlip, onder mijn kin en aan mijn handen heb ik wat wondjes. Ook de nagel van mijn linker middelvinger is doormidden gescheurd en bebloed.
2. Een geschrift inhoudende een geneeskundige verklaring met medische informatie met betrekking tot [slachtoffer] , opgesteld en ondertekend d.d. 13 september 2019 door dr. [naam arts] , arts (pg. 29), voor zover inhoudende:
A. Uitwendig waargenomen letsel:
* Barst wond kin +/- 2 cm, oppervlakkige schaafwonden op rechterwenkbrauw, jukbeen, bovenlip.
* Ingescheurde nagel middelvinger links met wond.
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 09/09/2019
F. Geschatte duur van de genezing: 2 weken
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 9 september 2019 (pg. 30-31), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige] :
(pagina 30)
Op 9 september 2019 was ik aan [adres 1] . Ik was daar samen met [slachtoffer] .
(pagina 31)
Op het moment dat ik samen met [slachtoffer] een klein aanhangwagentje het trottoir op duwde, zag ik de bewoner [
het hof begrijpt: de verdachte] [slachtoffer] een duw geven. Ik zag dat de bewoner [slachtoffer] aan de voorzijde duwde. Door die duw viel [slachtoffer] . Hij viel achterover en tijdens zijn val draaide hij opzij. Ik zag dat [slachtoffer] daardoor gewond was in zijn gezicht en aan zijn hand en het bloedde.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit en daartoe – op gronden zoals nader verwoord in de pleitnota – in de kern aangevoerd:
  • dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder feit 1 en feit 3 tenlastegelegde het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Er is geen technisch bewijs voorhanden waaruit blijkt dat de verdachte de overeenkomsten heeft afgesloten of waaruit blijkt dat de verdachte telefonisch contact heeft gehad met [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] met betrekking tot het afsluiten van overeenkomsten. De enkele gedachte dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad om de overeenkomsten af te sluiten en het beweerde motief dat hij zou hebben gehad, biedt onvoldoende bewijs om de verdachte aan te merken als de doorgever van de foutieve informatie aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ;
  • dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder feit 2 tenlastegelegde niet uit het dossier blijkt wie de zorgovereenkomst heeft ingevuld en er geen bewijs is voor het valselijk opmaken van die zorgovereenkomst. De verklaringen van aangeefsters [benadeelde 2] en [aangeefster] zijn onvoldoende onderbouwd en bovendien onbetrouwbaar, waardoor zij terzijde dienen te worden geschoven, aldus de verdediging;
  • dat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-011291-17 tenlastegelegde het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. In de visie van de verdediging kan er, gelet op de tijdstippen van de aangifte, alsmede van het verhoor van getuige [getuige] en het tijdstip dat de vermeende mishandeling heeft plaatsgevonden, niet worden uitgesloten dat er contaminatie heeft plaatsgevonden tussen de afgelegde verklaringen.
Het hof overweegt als volgt.

Parketnummer 02-665434-17, feit 1 en feit 3

Het hof stelt op grond van het dossier het navolgende vast. Op de leveringsovereenkomst van [bedrijf 1] staat aangeefster [benadeelde 2] als klant geregistreerd, terwijl zij de overeenkomst niet had afgesloten. Op de leveringsovereenkomst stond de naam van aangeefster vermeld, met het telefoonnummer van de verdachte en het e-mailadres van het bedrijf [bedrijf 4] , de eenmanszaak van de verdachte, vermeld. Het bankrekeningnummer dat op de overeenkomst is vermeld staat op naam van aangeefster. Aangeefster heeft daarover verklaard dat dit rekeningnummer op haar naam is afgesloten door de verdachte en niet door haar wordt gebruikt. Het adres dat is opgegeven voor de levering van de elektriciteit en aardgas, [adres 1] , is het adres waar de verdachte sinds 2010 feitelijk woonde met zijn vrouw [medeverdachte 4] .
Uit het verhoor van [medeverdachte 4] bij de politie volgt dat de verdachte de aanmelding bij [bedrijf 1] heeft gedaan voor [adres 1] .
Op de leveringsovereenkomst van [bedrijf 2] stond [aangeefster] als klant vermeld, terwijl uit de aangifte van [aangeefster] volgt dat zij de deze overeenkomst juist niet heeft afgesloten. Het bankrekeningnummer dat aan [bedrijf 2] was doorgegeven is stond op naam van aangeefster, maar zij heeft verklaard dat haar moeder en de verdachte haar bankpas van Triodos sinds 2011 in hun bezit hadden en dat zij haar pincode en pas destijds aan hen heeft moeten afgeven.
Uit onderzoek bleek dat de registratie bij [bedrijf 2] telefonisch had plaatsgevonden bij een medewerker. Hierbij werd door de medewerker als e-mailadres [e-mailadres 1] en als telefoonnummer ‘ [telefoonnummer 2] ’ ingevuld. Verder werd als titel: ‘De heer’ en als voorkeurskanaal: 'E-mail’ ingevuld. Het hof gaat, gelet op de combinatie en volgorde van de cijfers in het opgegeven telefoonnummer bij het aangaan van de leveringsovereenkomst met [bedrijf 2] , ervan uit dat de laatste twee cijfers abusievelijk zijn verwisseld en dat het hier aldus gaat om het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
De verdachte heeft verklaard dat hij sinds 2010 woonachtig is op [adres 1] , dat het bedrijf [bedrijf 4] zijn eenmanszaak is en dat het e-mailadres behorende bij het bedrijf van hem is, evenals het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij wetenschap had van het bankrekeningnummer van [benadeelde 2] .
Schakelbewijs
Het hof overweegt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten (HR 14 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5496). Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten, dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als modus operandi).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde op essentiële punten overeenkomt met het onder 3 tenlastegelegde. Het hof stelt vast dat bij beide feiten gebruik is gemaakt van een leveringsovereenkomst op naam gesteld van personen voor wie de verdachte tot op zekere hoogte zorg droeg, te weten als beheerder van PGB gelden bedoeld voor [benadeelde 2] , en als stiefvader van [aangeefster] en dat ook de bankrekening voor de betalingen op naam van die [benadeelde 2] en [aangeefster] stond, terwijl (onder meer) de verdachte, die op dat moment woonachtig was op [adres 1] , zijnde het adres waarop de elektriciteit en aardgas alsmede het water van [bedrijf 1] respectievelijk [bedrijf 2] werden geleverd, van die goederen en dienstverlening genoot. Daarbij heeft de verdachte bij zowel [bedrijf 1] als bij [bedrijf 2] zijn eigen e-mailadres en telefoonnummer opgegeven, kennelijk om te voorkomen dat [benadeelde 2] en [aangeefster] via communicatie vanuit [bedrijf 1] en [bedrijf 2] naar hun respectievelijke klanten zouden kunnen achterhalen dat op hun naam en voor hun rekening een leveringsovereenkomst was afgesloten. Naar het oordeel van het hof is er dan ook sprake van een op essentiële onderdelen overeenkomende modus operandi en het hof zal dan ook het bewijs ten aanzien van feit 3 als steunbewijs voor het bewijs ten aanzien van feit 1 gebruiken en omgekeerd.
Daarnaast overweegt het hof dat de aangeefsters geen enkel belang hebben gehad bij een op hun naam afgesloten leveringsovereenkomst voor elektriciteit en aardgas, dan wel voor water. [benadeelde 2] was bovendien niet eens woonachtig op het adres waaraan door [bedrijf 1] geleverd werd. Het hof gaat dan ook uit van de verklaringen van [benadeelde 2] en [aangeefster] en schuift de andersluidende verklaring van de verdachte terzijde.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het verdachte is geweest die de leveringsovereenkomsten bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft aangevraagd en daarbij een valse naam heeft aangenomen, namelijk die van [benadeelde 2] en [aangeefster] en daarbij mededelingen heeft gedaan aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] die als leugenachtig kunnen worden aangemerkt. Hij heeft zich immers voorgedaan als [benadeelde 2] en [aangeefster] , maar hij heeft zijn eigen contactgegevens en adres doorgegeven. Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van bankrekeningen die op naam stonden van aangeefsters. Door de combinatie van deze mededelingen van persoonsgegevens en andere persoonsgebonden gegevens – een samenweefstel van verdichtsels – heeft verdachte bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen over welke persoon in werkelijkheid de contractant bij de leveringsovereenkomst was en via welke communicatiemiddelen de contractant bereikbaar was, waardoor [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn bewogen tot het leveren van energie/aardgas en water op het adres van verdachte.
Het hof verwerpt het bewijsverweer van de verdediging, gelet op het hiervoor overwogene.

Parketnummer 02-665434-17, feit 2

Op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat op de zorgovereenkomst als budgethouder [benadeelde 2] is vermeld, als vertegenwoordiger de verdachte en als zorgverlener [aangeefster] , dat die zorgovereenkomst ingaat op 2 januari 2015 en op 9 januari 2015 zou zijn ondertekend door [benadeelde 2] en [aangeefster] . In de zorgovereenkomst is vermeld dat de verdachte als vertegenwoordiger door [benadeelde 2] is gemachtigd en namens [benadeelde 2] de formulieren invult, met de zorgverlener overlegt en contacten onderhoudt.
Uit de verklaringen van aangeefsters [benadeelde 2] en [aangeefster] volgt dat zij voornoemde zorgovereenkomst hebben opgesteld noch ondertekend en dat hun handtekeningen vervalst zijn. [aangeefster] heeft verklaard dat zij nooit zorg heeft verleend aan [benadeelde 2] en uit de verklaring van [benadeelde 2] volgt eveneens dat [aangeefster] nooit haar zorgverlener is geweest.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij destijds de vertegenwoordiger van [benadeelde 2] was en dat hij degene was die de zorgovereenkomsten invulde. De verdachte heeft voorts verklaard dat de handtekening van [benadeelde 2] geen overeenkomst toont met de handtekening van die [benadeelde 2] op een zogenaamde zorgbeschrijving, die, zo volgt uit het dossier, wél door haar is ondertekend.
Het hof gaat uit van de verklaringen van [benadeelde 2] en [aangeefster] , die consistent zijn en steun vinden in elkaar. Het hof acht het buiten twijfel dat de verdachte als beheerder van het PGB van [benadeelde 2] en als vertegenwoordiger van [benadeelde 2] de aan het PGB gelieerde zorgovereenkomst valselijk heeft ingevuld en ondertekend. Het hof is van oordeel dat aangeefsters – anders dan de verdachte die als stiefvader van [aangeefster] de beschikking had over haar ING-rekening – geen belang hebben om een zorgovereenkomst in te vullen en te ondertekenen in strijd met de waarheid, namelijk door [aangeefster] als zorgverlener van [benadeelde 2] op te geven en [benadeelde 2] als budgethouder.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de zorgovereenkomst enkel heeft ingevuld en deze door [benadeelde 2] en [aangeefster] in zijn bijzijn heeft laten tekenen, in het licht van de andersluidende verklaring van aangeefster alsmede gelet op het hiervoor onder parketnummer 02-665434-17 feit 1 en feit 3 overwogene, ongeloofwaardig.
Het hof verwerpt dan ook het bewijsverweer van de verdediging en komt tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 2 tenlastegelegde.

Parketnummer 02-224551-19

De beslissing dat de bewezenverklaarde feiten door de verdachte zijn begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd vindt zijn weerlegging in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:

oplichting.

Het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

valsheid in geschrift.

Het in de zaak met parketnummer 02-224551-19 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] , door zich voor te doen als een ander en gebruikt te maken van de bankrekeningen van aangeefsters. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift waardoor hij het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer in documenten, in het onderhavige geval een zorgovereenkomst, moet kunnen worden gesteld, ernstig heeft geschaad. Het hof acht dit kwalijk, met name omdat verdachte de persoonlijke gegevens van de slachtoffers, die hem nota bene als begeleider en als stiefvader vertrouwden, heeft misbruikt om er zelf financieel beter van te worden. Door zo te handelen heeft de verdachte kennelijk enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen daarvan voor deze kwetsbare slachtoffers. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling, waarmee hij inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 26 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een alleszins passende straf is. Het hof acht het echter gelet op het aanzienlijke tijdsverloop in onderhavige zaak – de bewezenverklaarde feiten dateren van 2015 en 2016 – niet meer opportuun om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof acht om die reden in beginsel oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf van 180 subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Redelijke termijn
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. Op 12 april 2017 is de verdachte in verzekering gesteld. Op 22 september 2020 is door de rechtbank vonnis gewezen. Namens de verdachte is op 28 september 2020 hoger beroep ingesteld tegen het bestreden vonnis. Het hof doet heden bij arrest van 6 oktober 2023 einduitspraak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling in eerste aanleg en in hoger beroep telkens dient te zijn afgerond binnen 2 jaren. Het hof concludeert dat het recht van de verdachte op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM derhalve zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is geschonden. De redelijke termijn is in eerste aanleg met een jaar en vijf maanden overschreden en in hoger beroep met ruim een jaar overschreden, zonder dat die overschrijdingen door bijzondere omstandigheden worden gerechtvaardigd.
Nu de redelijke termijn is overschreden, zal het hof de taakstraf matigen. Alles afwegende komt het hof tot de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf van 160 uren subsidiair 80 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg – ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde – een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.015,98 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de benadeelde partij bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep haar eis verminderd tot een bedrag van € 847,87.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade is toegebracht. Om die reden zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg – ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 02-011291-17 tenlastegelegde – een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 9.250,00 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Namens de benadeelde partij is te kennen gegeven dat de gehele vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte ter zake van dit feit zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [benadeelde 1] in haar vordering niet worden ontvangen.
De benadeelde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 300 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 4 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-011291-17 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 02-224551-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-665434-17 onder 1, 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 02-224551-19 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, tot aan de datum van deze uitspraak aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 6 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.