ECLI:NL:GHSHE:2023:3545

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
20-000045-23
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot een grote hoeveelheid hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een verbod uit de Opiumwet, waarbij het feit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van vijf maanden, waarvan ook twee maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde het bewezen dat de verdachte op 13 oktober 2022 te Geleen, samen met een medeverdachte, 4000 gram hennep had vervoerd. Het hof overwoog dat het THC-gehalte van de hennep niet relevant was voor de bewezenverklaring, aangezien de Opiumwet het telen, bereiden, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van hennep verbiedt, ongeacht het THC-gehalte. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en het strafverleden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000045-23
Uitspraak : 9 oktober 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 3 januari 2023, in de strafzaak met parketnummer 03-262919-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij:
op of omstreeks 13 oktober 2022 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 4000 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 13 oktober 2022 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 4000 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Landelijke Eenheid van de politie, op ambtsbelofte opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier bij de Landelijke Eenheid, registratienummer 2617-2022159056, gesloten (volgens het voorblad: d.d. 22 oktober 2022) volgens dossierpagina 3 d.d. 1 november 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-65. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2022, dossierpagina’s 6-9, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
Op 13 oktober 2022, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , in dienst van de Landelijke Politie en doende met een taak zoals omschreven in artikel 3 van de Politiewet 2012.
Op 13 oktober 2022, zagen wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , op de autosnelweg met nummer A2 ter hoogte van 240.0 LI een personenauto rijden van het merk Skoda, type Citigo, kleur zilvergrijs en voorzien van het Nederlandse kenteken: [kenteken] .
Teneinde dit voertuig aan een controle op de naleving bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen onderwerpen, vroegen wij assistentie van onze collega's van de LE4204 teneinde het voertuig mee te nemen naar de eerstvolgende afrit gelegen aan de A2, genaamd tankstation Swentibold
(het hof begrijpt – gelet op bewijsmiddel 2 – telkens: te Geleen).
Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , reden naar de collega's en gingen voor de Skoda rijden. Ik, [verbalisant 5] , gaf de bestuurder van genoemd voertuig een volgteken middels de zogenaamde politie teksttransparant aan de achterzijde van ons dienstvoertuig. Wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , namen de afrit tankstation Swentibold en zagen dat de Skoda ons volgde. Ter hoogte van het aldaar gelegen tankstation stopten wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , ons dienstvoertuig en zagen dat de bestuurder van de Skoda zijn voertuig eveneens tot stilstand bracht.
Wij zagen dat er personen in het voertuig zaten, te weten de (
hof: o.a.) later aangehouden verdachten:
  • bestuurder: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum medeverdachte] 2000
  • bijrijder achterin: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989
Ik, [verbalisant 4] , rook bij het aanspreken van [medeverdachte] direct de aanwezigheid van hennepgeur. Wij zagen dat [verdachte] een gedraaide joint in zijn hand had.
Hierop vorderde ik, [verbalisant 4] , de uitlevering van alle verdovende middelen aan alle inzittenden van de Skoda. Wij hoorden dat [medeverdachte] zei dat wij alles mochten controleren van hem en zagen dat [verdachte] een gripzakje liet zien waar een kleine hoeveelheid hash in zat. Wij herkenden de hash ambtshalve aan de kleur en samenstelling.
Vervolgens stelden wij, [verbalisant 4] en [verbalisant 3] , nader onderzoek in, in de Skoda. Wij zagen dat er een grote doos in de Skoda lag, met daarop een afdruk van een bassbox (grote draadloze speaker). Deze doos lag deels in de kofferbak, deels op de achterbank. De Skoda betrof een klein voertuig en deze doos was dusdanig groot dat deze niet in de kofferbak paste. Wij konden vrij in de kofferbak kijken, er was geen hoedenplank zichtbaar.
Ik, [verbalisant 4] , haalde de doos uit de Skoda en zette hem buiten de Skoda. Op het moment dat deze doos buiten de Skoda werd gezet, roken wij allen een zeer sterke hennepgeur afkomstig uit danwel in de directe omgeving van de doos. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4] , hebben nog een keer extra geroken aan en rondom de doos en roken bij de gehele doos een zeer goed waarneembare hennepgeur. Dit deed ons vermoeden dat er mogelijk een grotere hoeveelheid hennep verstopt zat in de doos.
Ik, [verbalisant 4] , vroeg [medeverdachte] nogmaals wat er in de doos zat en wij hoorden dat [medeverdachte] zei: “Maak hem maar open, dan zie je het”. Hierop opende ik, [verbalisant 4] , de doos en zag de bovenkant van een bassbox. Bij het openen van de doos roken wij allen een nog sterkere hennepgeur afkomstig uit de doos. Hierop namen wij de inhoud van de doos, zijnde de bassbox, in beslag voor verder onderzoek.
Ik, [verbalisant 3] , stelde vervolgens nader onderzoek in. Wij zagen dat de bassbox op diverse plaatsen beschadigd was en dat de naden van de panelen niet goed aansloten en dat er kieren tussen zaten. Ik, [verbalisant 3] , zag dat ter hoogte van de speakers een paneel los zat en probeerde dit paneel verder los te krijgen. Dit lukte en hierop kon ik het schermpje dat voor de speakers zat geschroefd, verwijderen. Wij zagen dat in de bassbox grotere grip/sealzakken met hennep verstopt zaten. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , haalden deze zakken vervolgens uit de bassbox waarop wij zagen dat dit 100% hennep moest betreffen. Alle zakken werden door ons inbeslaggenomen. Wij, [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en [verbalisant 5] , hoorden op het moment dat de zakken met hennep in de bassbox aangetroffen werden dat [verdachte] uit zichzelf zei: “Maar dit is geen gewone wiet”.
Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , brachten [medeverdachte] over naar Roermond en ik, [verbalisant 3] , deelde [medeverdachte] de verdere procedure mede. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , hoorden dat [medeverdachte] de verdere procedure begreep en dat hij nog wat wilde zeggen tegen ons. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , hoorden dat hij zei: “Ik wil niets zeggen, maar wat ik wel wil zeggen is dat in deze wiet geen THC zit”, of woorden van gelijke strekking.
Op het politiebureau stelden wij verder onderzoek in naar de inbeslaggenomen zakken vermoedelijk hennep. Na weging bleek het gewicht 4 kilogram netto te zijn.
Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , hebben een MMC test gedaan bij meerdere zakken en ons bleek vier keer dat de uitslag van de MMC test positief was op de aanwezigheid van THC. Derhalve konden wij met zekerheid zeggen dat de inhoud van de zakken hennep betrof.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedag] 1989
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Verdachte
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedatum medeverdachte] 2000
Geboorteplaats : [geboorteplaats medeverdachte]
2.
De kennisgeving van inbeslagneming, rapporteurs [verbalisant 4] en [verbalisant 6] , dossierpagina’s 41, voor zover inhoudende:

Inbeslagneming

Plaats : A2 ter hoogte van hectometerpaal 236.0 linker rijbaan N, Geleen, binnen de gemeente Sittard-Geleen.
Datum en tijd : 13 oktober 2022 te 00:50 uur.
Omstandigheden : aangetroffen in beatbox
(het hof begrijpt: bassbox),in doos, in voertuig.

Beslagene

Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedatum medeverdachte] 2000
Geboorteplaats : [geboorteplaats medeverdachte]

Volgnummer 1

Goednummer : PL2300-2022159026-1547540
Categorie omschrijving : bloem/plant
Object : hennepplant (henneptoppen)
Aantal : 8 stuks
Verpakking : sealbag
Totale hoeveelheid : 4 kg
Kleur : groen
Land : Nederland
Bijzonderheden : 4 kg netto, verpakt in 8 sealbags van elk 0,55 bruto
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 13 oktober 2022, dossierpagina’s 30-31, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 4] :
Op 13 oktober 2022 werd door ons een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld en die op 13 oktober 2022 omstreeks 00.50 uur was aangetroffen en inbeslaggenomen op het pompeiland van het tankstation Swentibold aan de A2 te Geleen.
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer : PL2300-2022159026-1547540
Object : hennepplant (Henneptoppen)
Aantal : 8 stuks
Verpakking : sealbag
Totale hoeveelheid : 4 kg
Kleur : groen
Land : Nederland
Bijzonderheden : 4 kg netto, verpakt in 8 sealbags, elk 0,55 kg bruto
Voor het testen van het genomen monsters werd gebruik gemaakt van de daarvoor
beschikbare indicatieve testen. De test is uitgevoerd conform de handleiding/procedure van deze middelen. Van de gehele partij werden aselectief uit vier sealbags een monster genomen en getest. Wij zagen dat deze gehele partij bestond uit groene plantdelen die wij qua kleur en samenstelling en geur herkenden als henneptoppen.
De genoemde plantdelen, waaraan de hars niet was onttrokken, werden door ons herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep.
Netto hoeveelheid : 4 kg
Gedroogd : ja
Getest met : MMC Cannabis
De testen gaven een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe is in de kern aangevoerd dat er weliswaar middels een indicatieve test is vastgesteld dat de onder de verdachte en de medeverdachten aangetroffen hennep THC bevat, maar dat niet is komen vast te staan wat het THC-gehalte van de hennep was en hennep met een THC-gehalte van minder dan 0,2% in Nederland legaal is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet is het verboden om hennep – zoals vermeld op lijst II – te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren. Hennep is daarbij in lijst II gedefinieerd als 'elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden’. Blijkens de wetsgeschiedenis [1] , alsmede jurisprudentie van de Hoge Raad [2] , geldt voorts dat het begrip hennep betrekking heeft op de gehele hennepplant, niet louter de (geoogste) werkzame delen van de plant, waarbij het THC-gehalte van de plant bij de definiëring in het geheel geen betekenis toekomt.
Gelet op het vorenoverwogene is, anders dan de verdediging heeft betoogd, voor een bewezenverklaring het THC-gehalte in de aangetroffen hennep niet relevant. Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte met diens medeverdachte 4000 gram henneptoppen heeft vervoerd. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Voor zover de verdediging heeft betoogd dat door verbalisanten bij gelegenheid van het vooronderzoek is opgemerkt dat het legaal zou zijn als het THC-gehalte lager is dan 0,2%, merkt het hof op dat die gestelde opmerking, wat daarvan verder ook zij, specifiek ziet op CBD-producten en niet op henneptoppen, waar het in de onderhavige zaak om draait. Reeds daarom kan dit betoog de verdachte niet baten.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Voor zover door de verdediging is beoogd te bepleiten dat het feit niet strafbaar is, faalt ook dit verweer gelet op hetgeen onder het kopje ‘bewijsoverwegingen’ is overwogen. Er zijn aldus geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk vervoeren van 4000 gram hennep. Het betreft een grote hoeveelheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden van illegale handel in hennep en aan het criminele circuit dat zich doorgaans rondom illegale hennepteelt ontvouwt. Bovendien kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers van die middelen. Het hof rekent de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Deze oriëntatiepunten houden voor het enkel aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs van tussen de 2.500 en 5.000 gram in een taakstraf voor de duur van 180 uren. In dit geval is echter het vervoer van softdrugs aan de orde en is tevens sprake van medeplegen, hetgeen beide als strafverzwarende feiten en omstandigheden zijn aan te merken.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 juli 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte in 2019 onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Dit weegt het hof in strafverzwarende zin mee. Aan de verdachte is voorts in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit voor een soortgelijk strafbaar feit een taakstraf opgelegd, welke door de verdachte is uitgevoerd, waardoor het bepaalde in artikel 22b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (het zogeheten taakstrafverbod) toepassing vindt. Uit voornoemd uittreksel volgt tevens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Door de raadsman van de verdachte is in dit verband naar voren gebracht dat de verdachte een baan, partner en kinderen heeft en hij druk doende is zijn financiële problemen op te lossen.
Naar het oordeel van het hof kan, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden. Het hof komt daarmee tot een andere straf dat door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof is van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is en ziet thans geen aanleiding om daaraan nog een voorwaardelijk deel te verbinden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. S.V. Pelsser en mr. T. van de Woestijne, raadsheren,
in tegenwoordigheid van A. Burgmeijer en mr. A. van Kaathoven, griffiers,
en op 9 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.
2.HR 2 maart 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BL2820.