Parketnummer : 20-003207-19
Uitspraak : 29 juni 2023
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 11 oktober 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-820246-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte veroordeeld ter zake van:
- feit 1: medeplegen van witwassen;
- feit 2, primair: medeplegen van valsheid in geschrift,
tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Door de verdediging is:
- verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring van feit 1;
- verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2;
- verweer gevoerd ten aanzien van de straftoemeting.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 4 januari 2016, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan (schuld)witwassen, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s) van een groot contant geldbedrag van (ongeveer) 137.543,00 euro, althans van enig(e) contant(e) geldbedrag(en) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende is en/of enig(e) geldbedrag(en) en/of goed(eren) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze contante geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2. primair
hij op enig moment in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 9 december 2015, te Tilburg, tezamen en in vereniging met ander of anderen, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [medeverdachte 1] , handelend onder de naam [bedrijf] en [verdachte] d.d. 17 oktober 2012;
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst is vermeld dat hij verdachte een dienstbetrekking is aangegaan bij [bedrijf] voor de duur van 6 maanden (met stilzwijgende voortzetting) (met een werkweek van 40 uur en een salaris van 1460 euro bruto per maand), zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2. subsidiair
[medeverdachte 1] op enig moment in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 9 december 2015, te Tilbug, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen die [medeverdachte 1] , handelend onder de naam [bedrijf] , en [verdachte] (verdachte) d.d. 17 oktober 2012;
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst is vermeld dat hij verdachte ( [verdachte] ) een dienstbetrekking is aangegaan bij [bedrijf] voor de duur van 6 maanden (met stilzwijgende voortzetting) (met een werkweek van 40 uur en een loon van 1460 euro bruto per maand) zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken; welk strafbaar feit hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 9 december 2015 te Tilburg, in elk geval op een of meer plaats(en) in Nederland, door gift(en) en/of door belofte(n) en/of misbruik van gezag/geweld/bedreiging of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt, bestaande deze opzettelijke uitlokking hierin, dat hij, verdachte,
- [medeverdachte 1] , heeft laten benaderen en/of heeft benaderd over de vraag of hij, verdachte, bij [medeverdachte 1] , h.o.d.n. [bedrijf] , op de loonlijst mocht en/of
- [medeverdachte 1] , h.o.d.n. [bedrijf] , heeft bezocht en/of informatie heeft gegeven ten behoeve van het opstellen van een arbeidsovereenkomst en/of
- die [medeverdachte 1] toe te zeggen dat hij elke maand de loonkosten zou komen brengen (zodat [medeverdachte 1] verdachte kon betalen) en/of
- (daarbij) [medeverdachte 1] toe te zeggen dat hij, verdachte, maandelijks ongeveer 100 euro, althans enig geldbedrag extra zou geven aan die [medeverdachte 1] ;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.
in de periode van 17 oktober 2012 tot en met 4 januari 2016, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader van een contant geldbedrag van € 94.039,00, de werkelijke aard en de herkomst verhuld en verworven en/of voorhanden gehad en omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, dat deze contante geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
2.primair
in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 9 december 2015, te Tilburg, tezamen en in vereniging met ander, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [medeverdachte 1] , handelend onder de naam [bedrijf] en [verdachte] d.d. 17 oktober 2012;
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst is vermeld dat hij verdachte een dienstbetrekking is aangegaan bij [bedrijf] voor de duur van 6 maanden (met stilzwijgende voortzetting) (met een werkweek van 40 uur en een salaris van 1460 euro bruto per maand), zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1:
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bij de bewijsoverwegingen genoemde en in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2:
De verdachte heeft ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring afgelegd en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit, derhalve zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht het hof dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
1. de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 27 september 2019;
2. de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 2 juni 2016;
3. het schriftelijk stuk inhoudende een ongetekende arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden (met stilzwijgende verlenging) tussen [medeverdachte 1] , handelend onder de naam [bedrijf] en [verdachte] d.d. 17 oktober 2012, waaruit volgt dat [verdachte] op 1 november 2012 in dienst is getreden bij [bedrijf] voor een dienstverband van 40 uur per week en met het minimumloon van € 1.460,- bruto per maand.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde
I
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de bewijsmiddelen zoals die onder II zijn opgenomen, in onderlinge samenhang beschouwd.
II
Toetsingskader witwassen
Het hof zal met betrekking tot het onder feit 1 tenlastegelegde het toetsingskader hanteren dat wordt toegepast ingeval van een tenlastelegging van witwassen, waarbij geen direct bewijs voor enig brondelict aanwezig is.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de tenlastegelegde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de tenlastegelegde voorwerpen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is vereist dat vaststaat dat die voorwerpen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
Bij toetsing door de rechter dienen daarbij de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand zijn gekomen mede een rol. Indien de door de verdachte gegeven verklaring daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het vermoeden van witwassen
Belastinggegevens
Door de belastingdienst zijn gegevens met betrekking tot de inkomens- en vermogenspositie van [verdachte] en [medeverdachte 2] , sedert 2002 de echtgenote van de verdachte, over de boekjaren 2009 tot en met 2015 verstrekt.
Hieruit blijkt dat [verdachte] in 2009 minder dan het minimumjaarloon heeft genoten. Over de jaren 2010 en 2011 zijn bij de belastingdienst geen inkomensgegevens bekend. [verdachte] heeft sinds 2 december 2011 een bedrijf genaamd 'Handelsonderneming [verdachte] ' met het
Rekeningnummer [rekeningnummer 1] . De omzet van dit bedrijf was in 2013 € 414,- en in 2014 en 2015 is er geen omzet genoten. Vanaf 2012 heeft [verdachte] inkomsten ontvangen van [bedrijf] . Ook heeft [verdachte] in de tenlastegelegde periode huur- en zorgtoeslag ontvangen.Verder blijkt dat [medeverdachte 2] in voornoemde periode niet beschikte over enig inkomen of spaartegoeden. Zij heeft enkel kindertoeslag en kinderbijslag ontvangen.
Bankgegevens
Door de ING en door de ABN-AMRO bank zijn de financiële gegevens van [verdachte] en [medeverdachte 2] over de boekjaren 2013 tot en met 2015 verstrekt. [medeverdachte 2] beschikt over een ING betaalrekening met nummer [rekeningnummer 2] en [verdachte] beschikt over een ABN AMRO privébetaalrekening met nummer [rekeningnummer 3] . De ontvangsten en uitgaven van deze betaalrekeningen zijn geanalyseerd en het volgende is geconstateerd.
Vanaf de ABN-AMRO privébetaalrekening is in drie jaar tijd in totaal een contant bedrag van € 620,- opgenomen. Daarnaast is in drie jaar tijd € 913,65 aan levensonderhoud,
€ 1.640,- aan internetaankopen en € 773,- aan pokeren uitgegeven.Verder blijkt dat vanaf de ING betaalrekening in drie jaar tijd in totaal een contant bedrag van € 400,- is opgenomen, € 3.063,47 aan levensonderhoud en € 2.895,29 aan internetaankopen is
uitgegeven.Uit een overzicht van alle transacties van de bankrekeningen volgt dat de totale gezamenlijke inkomsten over drie jaar € 70.485,73 en de totale uitgaven € 70.768,57
betroffen waaronder dus de hierboven specifiek genoemde uitgaven.
Kasopstelling
Uit het dossier blijkt dat uit het overzicht van de uitgaven en ontvangsten van de verdachte de volgende (voorlopige) kasopstelling kan worden opgemaakt.
Beginsaldo contant geld € 1.000,00
Legale contante ontvangsten inclusief bankopnamen
ING bank € 400,00
ABN Amro € 620,00 +/+
Eindsaldo contant geld
€ 1.530,00 -/-
Beschikbaar voor het doen van uitgaven € 490,00
Werkelijke contante uitgaven inclusief bankstortingen
Contante bankstortingen € 0,00
Contante uitgaven aan [bedrijf] € 76.000,00
Contante uitgaven levensonderhoud
€ 62.033,00 -/-
Verschil € (-) 137.543,00
Het hof overweegt met betrekking tot het negatief kassaldo dat uit het rapport kasopstelling is gebleken dat in de periode van 17 oktober 2012 tot en met 4 januari 2016 een negatief verschil van € 137.543,00 bestond tussen de legale contante inkomsten van verdachte en het saldo op de begindatum van de in de kop genoemde periode enerzijds en de werkelijke contante uitgaven van verdachte en het saldo op de einddatum van die periode anderzijds. Dat de legale inkomsten van verdachte in de tenlastegelegde periode op geen enkele wijze in verhouding stonden tot de werkelijke contante uitgaven van verdachte, rechtvaardigt het aannemen van het vermoeden van witwassen.
De verklaring van de verdachte over het geld / standpunten verdediging
Het hof zal de verschillende verklaringen en verweren ten aanzien van de herkomst van het geld achtereenvolgens bespreken per post van de kasopstelling.