ECLI:NL:GHAMS:2023:645

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
23-000828-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte in een zaak van witwassen na onderzoek naar de herkomst van een geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was aangeklaagd voor witwassen van een geldbedrag van € 39.650,00, dat op 19 mei 2020 in zijn auto was aangetroffen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 februari 2023 heeft de verdediging vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, namelijk als pokerwinst. Het openbaar ministerie had echter gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte een concrete en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld. De verdachte had stukken overgelegd waaruit bleek dat hij als professioneel pokerspeler aanzienlijke winsten had behaald. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen in het licht van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij het hof de rol van het openbaar ministerie in het bewijsproces benadrukte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000828-21
datum uitspraak: 14 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer
13-135918-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1974,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 19 mei 2020 te Amsterdam, althans in Nederland,
- van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.650 euro, in ieder geval een hoeveelheid geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.650 euro, in ieder geval een hoeveelheid geld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.650 euro, in ieder geval een hoeveelheid geld, voorhanden heeft gehad en/of
- een voorwerp, te weten een geldbedrag van 39.650 euro, in ieder geval een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag 39.650 euro, in ieder geval een hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Verweer ten aanzien van een vormverzuim in het opsporingsonderzoek

De raadsvrouw heeft zich, onder verwijzing naar haar pleitnota in eerste aanleg (pagina’s 2 onder – 5), op het standpunt gesteld dat een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek heeft plaatsgevonden. De doorzoeking van de auto van de verdachte was onrechtmatig. Er was op dat moment geen redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van een strafbaar feit en de verdachte stelt zich op het standpunt dat, anders dan in de processen-verbaal is vermeld, hij geen toestemming voor de doorzoeking heeft gegeven. De verbalisanten konden bij hun verhoren door de rechter-commissaris allen geen eenduidige verklaring geven omtrent de wijze waarop de verdachte de toestemming zou hebben gegeven. Als gevolg van dit vormverzuim dienen de resultaten van de doorzoeking, waaronder het aantreffen van de doos met geld, te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof is in navolging van de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een vormverzuim, nu de verdachte uitdrukkelijk toestemming voor de doorzoeking van zijn auto heeft gegeven. De verbalisanten hebben dit gerelateerd in de processen-verbaal en hebben bij de rechter-commissaris herhaald dat de verdachte toestemming had gegeven. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal en van de verklaringen van de verbalisanten. Het verweer wordt verworpen.

Vrijspraak

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor het tijdens de doorzoeking aangetroffen geldbedrag. De verdachte voorziet in zijn levensonderhoud door de winsten die hij behaalt met poker. Daartoe heeft de verdachte meerdere stukken overgelegd, waaruit blijkt dat hij hiermee aanzienlijke bedragen heeft gewonnen. Het openbaar ministerie heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar deze verklaring en volgens vaste jurisprudentie dient bij die stand vrijspraak te volgen.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, te weten witwassen. Weliswaar heeft de verdachte een deels verifieerbare verklaring gegeven omtrent zijn inkomsten uit poker maar de verdachte heeft geen afdoende verklaring gegeven voor de herkomst van het specifieke geldbedrag dat is aangetroffen tijdens de doorzoeking, en dat “op een wel heel bijzondere manier” was verpakt. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof stelt voorop dat indien bij een verdenking ter zake van witwassen het niet mogelijk blijkt een concreet brondelict aan te wijzen, zoals in deze zaak het geval is, witwassen desalniettemin kan worden bewezen, indien het op grond van feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de betreffende voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie bewijs aan te dragen waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen blijken. Indien het openbaar ministerie zich van die taak heeft gekweten en aldus een vermoeden van witwassen is gerezen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de ten laste gelegde voorwerpen. Om het vermoeden van witwassen te kunnen weerspreken, dient een dergelijke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Als het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van dat onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Bij de doorzoeking van de auto van de verdachte op 19 mei 2020 is in een in roze cadeaupapier verpakte kartonnen doos een geldbedrag aangetroffen van € 39.650,00, bestaande uit 3 biljetten van € 200,00, 52 biljetten van €100,00, 264 biljetten van € 50,00, 1.032 biljetten van € 20,00 en 1 biljet van € 10,00. De biljetten waren geseald in meerdere pakketjes die met tape aan elkaar waren verbonden. Verder werden in de auto vijf joints aangetroffen. Bij de latere fouillering van de verdachte werd een stuk papier aangetroffen met daarop verschillende producten waarbij de prijs vermeld stond. De op het papier vermelde producten betreffen hennepzaden en hasj en het totaalbedrag van de daarbij vermelde prijzen kwam nagenoeg neer op het in de auto aangetroffen geldbedrag. Het is ongebruikelijk om een dergelijke hoeveelheid contant geld voorhanden te hebben, en ook de wijze waarop het geld verpakt zat is ongebruikelijk te noemen. Het voorgaande rechtvaardigt zonder meer een vermoeden van witwassen, zodat het aan de verdachte is een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te geven voor de herkomst van het geldbedrag.
Concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring
De verdachte heeft verklaard dat hij professioneel pokerspeler is en dat het aangetroffen geld pokerwinst is. De verdachte heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij actief is in het pokeren en dat hij de afgelopen jaren winsten heeft behaald hiermee. De stukken zien op de winsten die de verdachte heeft behaald met pokertoernooien. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij ook zogenoemde cashgames speelt en daarmee geld verdient (zo’n € 75.000,00 à € 100.000,00 per jaar), maar dat dit niet wordt geregistreerd en hij daarvan daarom geen stukken kan overleggen. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn inkomsten uit poker voorziet in zijn levensonderhoud.
Uit de door de verdachte overgelegde stukken blijkt dat hij in de zes maanden voorafgaand aan 19 mei 2020 met poker in totaal een (geregistreerd) bedrag van ongeveer € 37.850,00 heeft gewonnen. Voorts blijkt uit deze stukken dat de verdachte als professioneel pokerspeler bekend is. Het hof is van oordeel dat de verdachte hiermee een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven ten aanzien van de herkomst van het aangetroffen geld en daarmee voldoende tegenwicht heeft geboden aan het witwasvermoeden, zodat nader onderzoek van het openbaar ministerie mag worden verlangd.
Nader onderzoek door het openbaar ministerie
Er is door het openbaar ministerie onderzoek gedaan naar de inkomsten en de bankrekeningen van de verdachte. Verder heeft het openbaar ministerie meermalen navraag gedaan bij het [bedrijf01] ten aanzien van (onder meer) het aanzienlijke bedrag dat de verdachte daar in 2012 heeft gewonnen en de door dit bedrijf gevoerde procedures/registraties. Het hof is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat het openbaar ministerie hiermee voldoende onderzoek heeft gedaan. Niet valt in te denken welk nader onderzoek had kunnen worden gedaan, nu de cashgames niet worden geregistreerd en de verdachte zelf geen boekhouding heeft bijgehouden.
Hieruit kan echter niet worden geconcludeerd dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag van € 39.650,00 een legale herkomst heeft en dat het niet anders kan zijn dan dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft het verzoek gedaan tot het horen van het management van [bedrijf01] (om bevestiging te krijgen van het feit dat ten aanzien van poker cashgames winsten tot 2022 nooit zijn geregistreerd) onder de voorwaarde dat het hof van oordeel is dat de verdachte onvoldoende heeft aangetoond dat hij (legaal) over het aangetroffen geldbedrag kon beschikken. Gelet op hetgeen is overwogen, is deze voorwaarde niet vervuld en ligt dit verzoek zodoende niet ter beoordeling voor.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2. 1 STK GSM (Omschrijving: G5919871, Bq Aquarius X5, merk: Crypted telefoon);
  • 3. € 39.650,00 ; IBGN 19-5-2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 maart 2023.