In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het verzet van de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven tegen een eerdere uitspraak van het hof. De zaak betreft een hoger beroep dat door de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de wettelijke termijn was betaald. De belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, stellende dat er een vergissing was gemaakt en dat zij geen herinneringsbrief had ontvangen.
De behandeling van het verzet vond plaats op 3 augustus 2023, waarbij de belanghebbende niet verscheen. Het hof heeft vastgesteld dat de nota griffierecht op 18 juni 2022 naar het juiste adres was verzonden en dat de herinneringsbrief op 9 augustus 2022 retour was ontvangen met de vermelding 'niet afgehaald'. Het hof concludeert dat er geen bewijs is dat de belanghebbende de nota niet heeft ontvangen en dat de stelling van postproblemen onvoldoende onderbouwd is.
Uiteindelijk oordeelt het hof dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak van 15 februari 2023, waarin de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2023 en partijen zijn op die datum van de uitspraak op de hoogte gesteld.