ECLI:NL:GHSHE:2023:3447

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
22/00998
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan op het verzet van de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven tegen een eerdere uitspraak van het hof. De zaak betreft een hoger beroep dat door de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de wettelijke termijn was betaald. De belanghebbende heeft verzet aangetekend tegen deze niet-ontvankelijk verklaring, stellende dat er een vergissing was gemaakt en dat zij geen herinneringsbrief had ontvangen.

De behandeling van het verzet vond plaats op 3 augustus 2023, waarbij de belanghebbende niet verscheen. Het hof heeft vastgesteld dat de nota griffierecht op 18 juni 2022 naar het juiste adres was verzonden en dat de herinneringsbrief op 9 augustus 2022 retour was ontvangen met de vermelding 'niet afgehaald'. Het hof concludeert dat er geen bewijs is dat de belanghebbende de nota niet heeft ontvangen en dat de stelling van postproblemen onvoldoende onderbouwd is.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat het verzet ongegrond is en bevestigt de eerdere uitspraak van 15 februari 2023, waarin de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2023 en partijen zijn op die datum van de uitspraak op de hoogte gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00998

Uitspraak op het verzet van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van het hof als bedoeld in artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van 15 februari 2023 (hierna: de uitspraak) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 5 april 2022, nummer SHE 21/1051, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven.

De behandeling van het verzet

Het onderzoek ter zitting van het verzet heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2023 in
’s-Hertogenbosch. Vóór de zitting heeft belanghebbende laten weten dat zij niet zal verschijnen.

Gronden

1. Bij uitspraak van 15 februari 2023 is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep op grond van de overweging dat het door belanghebbende verschuldigde griffierecht niet betaald is binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn.
2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.
3. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier van het hof een griffierecht geheven van € 136. [1] De griffier wijst de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het hof, dan wel ter griffie dient te zijn gestort. [2] Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. Met dagtekening 18 juni 2022 is een nota griffierecht naar het door belanghebbende opgegeven adres (hierna: het adres) verzonden. Het hof heeft na het verstrijken van de betalingstermijn geen betaling van het verschuldigde griffierecht ontvangen.
5. Vervolgens is bij aangetekende brief van 17 juli 2022 een herinneringsbrief van de nota griffierecht (hierna: de herinneringsbrief) naar het adres verzonden, eveneens met een te betalen bedrag van € 136. Deze herinneringsbrief heeft het hof op 9 augustus 2022 retour ontvangen met daarop de vermelding ’niet afgehaald’. Het hof heeft vervolgens de herinneringsbrief dezelfde dag per gewone post, en na controle van het adres in de Basisregistratie Personen, naar het adres verzonden. Ook hierop heeft het hof na het verstrijken van de betalingstermijn géén betaling van het verschuldigde griffierecht ontvangen.
6. Belanghebbende voert in verzet aan dat door een vergissing het griffierecht niet is betaald en geeft verder aan dat zij geen herinneringsbrief van de nota griffierecht heeft ontvangen. Verder stelt belanghebbende dat er postproblemen zijn.
7. Het hof stelt voorop dat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende de op 18 juni 2022 verstuurde nota griffierecht niet heeft ontvangen. Uit 5. volgt dat de herinneringsbrief op de juiste wijze naar belanghebbende is verzonden. De enkele stelling dat er postproblemen zijn is, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onvoldoende om aannemelijk te achten dat belanghebbende de herinneringsbrief niet heeft ontvangen. Gelet op het vorenstaande kan dan niet worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard nu het griffierecht niet is voldaan.

Tussenconclusie

8. De slotsom is dat het verzet tegen de uitspraak van 15 februari 2023 ongegrond is.

Ten aanzien van de proceskosten

9. Het hof oordeelt dat er geen redenen zijn voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

Beslissing

Het hof verklaart het verzet ongegrond.
De uitspraak is gedaan door L.B.M. Klein Tank, raadsheer, in tegenwoordigheid van X.J. Köhlen, als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023 en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De griffier, De raadsheer,
X.J. Köhlen L.B.M. Klein Tank

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 8:109, lid 1, onder a Awb.
2.Artikel 8:41, leden 4 tot en met 6 Awb.