In deze zaak gaat het om de vervolgingskosten die door de ontvanger van de belastingdienst in rekening zijn gebracht aan de erfgenamen van mevrouw [naam 1], die in november 2016 is overleden. De erfgenamen, aangeduid als belanghebbenden, hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen erfbelasting die zijn opgelegd met dagtekening 24 oktober 2017. De ontvanger heeft de vervolgingskosten in rekening gebracht omdat de erfbelasting niet tijdig was betaald. De belanghebbenden hebben de voormalige executeur-testamentair, [naam 2], aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade, waaronder de vervolgingskosten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de beroepen van de belanghebbenden gegrond verklaard, maar de ontvanger heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023 hebben de belanghebbenden niet deelgenomen, terwijl de ontvanger vertegenwoordigd was. Het hof heeft geoordeeld dat de voormalige executeur-testamentair niet bevoegd was om namens de belanghebbenden beroep in te stellen, en dat er geen geschil bestond over de in rekening gebrachte vervolgingskosten. Het hof heeft het hoger beroep van de ontvanger gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen van de belanghebbenden ongegrond verklaard. De proceskosten zijn niet toegewezen.