In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan na terugverwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en eenvoudige belediging. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van drie weken opgelegd en een geldbedrag van € 281,85 verbeurd verklaard. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarna het hof in een eerder arrest het vonnis heeft bevestigd, maar de Hoge Raad heeft op 15 november 2022 de verbeurdverklaring van het geldbedrag vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof.
Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen voor wat betreft de verbeurdverklaring van het geldbedrag en een gedeelte van € 40,00 verbeurd zou verklaren, terwijl het restant van € 241,85 aan de verdachte zou worden teruggegeven. De verdediging heeft deze vordering ondersteund. Het hof heeft geoordeeld dat het geldbedrag van € 40,00 verbeurd verklaard kan worden, omdat het verkregen is uit de baten van het strafbare feit. Het resterende bedrag van € 241,85 zal aan de verdachte worden teruggegeven, omdat er geen strafvorderlijk belang meer is om het beslag daarop voort te zetten.
Het hof heeft in zijn beslissing rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en heeft de verbeurdverklaring en teruggave in overeenstemming met de wetgeving en de eerdere uitspraken van de Hoge Raad gedaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023.