ECLI:NL:GHSHE:2023:330

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
20-003789-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte en het Openbaar Ministerie in strafvervolging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 6.2 van de Waterwet, maar werd wel veroordeeld voor meerdere andere feiten, waaronder overtredingen van de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. De rechtbank had de verdachte een geldboete van € 40.000,00 opgelegd en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.

In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de verdachte, een rechtspersoon, inmiddels is ontbonden en dat er geen liquiditeiten of vermogensbestanddelen meer aanwezig zijn. Hierdoor is het recht op strafvordering vervallen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van het eerste feit. Tevens heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor de overige feiten. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder het Openbaar Ministerie kan vervolgen en de gevolgen van de ontbinding van een rechtspersoon voor de strafvervolging. Het hof heeft de zaak op een zorgvuldige manier beoordeeld en de relevante wetgeving in acht genomen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003789-17
Uitspraak : 27 januari 2023

Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 november 2017, in de strafzaak met parketnummer 01-995002-16 tegen:

[verdachte] ,

ten tijde van de tenlastegelegde feiten statutair gevestigd te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet (feit 1) vrijgesproken en is de verdachte ter zake van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 17.2 eerste lid van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon (feit 2), medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan door een rechtspersoon (feit 3) en medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een voorlopige maatregel, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd (feit 4) veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 40.000,00. De rechtbank heeft de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en de benadeelde partij is veroordeeld in de kosten van de verdachte, tot op het moment van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De [benadeelde partij] is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft in hoger beroep niet kenbaar gemaakt de vordering te handhaven. De vordering is daarom niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de strafvervolging.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 5 augustus 2022 is de verdachte rechtspersoon met ingang van [datum ontbinding] door de Kamer van Koophandel ontbonden. Ter terechtzitting is genoegzaam gebleken dat de bedrijfsactiviteiten niet zijn voortgezet en dat de vermogensbestanddelen van de verdachte zijn overgegaan op een andere inmiddels failliete B.V., [naam bedrijf] . Ook overigens is niet gebleken dat de verdachte thans nog liquide middelen bevat. Ook is anderszins niet gebleken van een juridisch of feitelijk voortbestaan of voortzetting op enige andere wijze van de verdachte zodat het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte is opgehouden te bestaan.
Onder deze omstandigheden oordeelt het hof dat het recht op strafvordering is vervallen. Dit brengt mee dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven en – met vernietiging van dat vonnis – het Openbaar Ministerie, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het onder 2, 3 en 4 niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Aldus gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. de Leijer, griffier,
en op 27 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.R. Hartmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.