3.3.Onder 3.1. tot en met 3.16. van de bestreden beschikking heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna weergeven.
a. Op 12 december 2016 is [geïntimeerde] , toen zij op de fiets reed, aangereden door een automobilist. Zij heeft daarbij letsel opgelopen.
WAM-verzekering en ongevallenverzekering
[geïntimeerde] heeft Achmea als WAM-verzekeraar van de auto aansprakelijk gesteld. Achmea heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
[geïntimeerde] heeft ook een claim ingediend bij haar ongevallenverzekeraar FBTO, eveneens een handelsnaam van Achmea.
Ingewonnen deskundigenberichten
In het kader van de WAM-verzekering is een deskundigenrapport ingewonnen van [de neuroloog] (hierna: [de neuroloog] ) van (uiteindelijk) 4 juni 2021.
Voor het afwikkelen van de claim op grond van de ongevallenverzekering zijn rapporten ingewonnen van [neuroloog 2] van 28 november 2019 en van [persoon A] van 5 juni 2020.
Rapport van [persoon A]
Het deskundigenrapport van [persoon A] is uitgebracht op verzoek van [persoon B] , medisch adviseur van FBTO. [persoon A] heeft gerapporteerd op basis van de IWMD-vraagstelling. Samengevat heeft [persoon A] geconcludeerd tot de diagnose posttraumatische stressstoornis met aanvullend differentiaal diagnostisch een somatisch-symptoomstoornis, persisterend en een conversiestoornis met gemengde symptomen, persisterend, met waarschijnlijk psychische stressor. Hij komt tot een GAF-score: 51 (uitgaande van PTSS) en 41-50 (uitgaande van PTSS, conversiestoornis, somatisch-symptoomstoornis). Hij concludeert dat de PTSS met GAF-score 51-60 matig tot ernstige psychiatrische verschijnselen en matig tot ernstige problemen in het sociaal of beroepsmatig functioneren impliceert. Het percentage functieverlies op psychiatrisch gebied als gevolg van het ongeval op basis van de posttraumatische stressstoornis stelt hij op 5%.
Medisch adviseur [persoon B] heeft op 1 juli 2020 een advies uitgebracht (in het kader van de ongevallenverzekering) waarin hij het rapport van [persoon A] heeft beoordeeld. Zijn conclusie luidt:
"Het is een kundig en adequaat uitgevoerde expertise. De expertiseur heeft duidelijk aangegeven dat bepaalde manco's aanwezig zijn op basis van de verrichtte testen en het niet kunnen opvragen van historische medische informatie. Desalniettemin is de conclusie van zijn rapport dat op zijn vakgebied sprake is van een posttraumatische stressstoornis, conversiestoornis en een somatisch-symptoomstoornis is. Op basis van de AMA-guide 6e druk komt de expertiseur dan uit op 5% BIGP zonder voorbehoud. Er is sprake van een eindsituatie, waarin vermoedelijk geen verslechtering of verbetering meer is te verwachten. Wel wordt voorzichtig aangegeven dat het revalidatietraject gericht op behandeling van NAH toch nog tot enige verbetering kan leiden."
De advocaat van [geïntimeerde] heeft op 14 juli 2020 het rapport van [persoon A] naar de WAM-schadebehandelaar van Achmea gestuurd en in opvolgende brieven heeft hij aangegeven dat met dit rapport de zaak zijns inziens in medisch opzicht rond is.
i. In brieven van 12 augustus 2020 en 3 september 2020 heeft [persoon C] , medisch adviseur van Achmea, gereageerd op het rapport van [persoon A] . [persoon C] zegt daarover:
"Wij ontvingen een rapportage van [persoon A] (... ). Het 59-pagina tellende rapport werd niet door mij aangevraagd en zal ik hier niet uitgebreid inhoudelijk becommentariëren. Er zijn wel enkele opvallende zaken:
Psychiatrisch onderzoek mocht van betrokkene maar onder de voorwaarde dat de diagnose conversie niet wordt geëvalueerd. Dat is een vreemde eis van betrokkene en belemmert de mogelijkheid om een gedegen en volledig expertise-onderzoek te kunnen doen.
Ook geeft [persoon A] aan dat het lijkt dat betrokkene, met steun van dochter, vastbesloten is om de onderzoeker te overtuigen dat al haar klachten het gevolg zijn van het ongeval en dat posttraumatische stressstoornis en niet-aangeboren hersenletsel (NAH) de enige juiste diagnosen zijn. De diagnose conversie mocht absoluut niet gesteld worden van betrokkene (dit komt op meerdere pagina's aan de orde, o.a. pag. 3,4 en 18). Hierbij noteert [persoon A] dat betrokkene opmerkt dat zij in het kader van de ongevallenverzekering volgens de kleine lettertjes alleen verzekerd is voor posttraumatische stressstoornis en niet voor de diagnose conversiestoornis. De dochter en betrokkene reageren hierop door te zeggen dat dit absoluut niet waar is.
Verder geeft [persoon A] aan dat hij niet in staat was om informatie in te winnen bij eerdere behandelaren omdat betrokkene daarvoor geen toestemming gaf. Volgens de dochter en betrokkene zouden alle medische stukken zijn overlegd. Hier plaats ik echter mijn vraagtekens bij. (...)
In het expertiserapport komt het stuk van [psychotherapeut] naar voren van datum 25-04-2017. Hierin staat genoteerd dat de dochter van betrokkene op 16-12-2016 telefonisch contact zoekt met de psychotherapeut. Dit is vier dagen na het ongeval en zonder tussenkomst van de huisarts van betrokkene (...). Dit rechtstreekse en zeer snelle contact met een psychotherapeut na 12 december 2016 doet een voorgeschiedenis op dit gebied vermoeden. Dit hoeft niet per se zo te zijn, maar helaas geeft betrokkene geen toestemming om dit te verifiëren. Dit vind ik enigszins opmerkelijk, indien er niets in de voorgeschiedenis bekend is, is er toch geen enkel bezwaar te verwachten om hiernaar te informeren?
Naar mijn mening had [persoon A] gezien de opgelegde beperkingen door betrokkene en het verbod om inlichtingen op te mogen vragen de rapportage zelf moeten blokkeren. Derhalve kan dit expertiserapport niet worden geaccepteerd gezien het bovenstaande en gezien het feit dat het eenzijdig werd aangevraagd. Overigens, kennen de rapportages van [persoon A] in zijn algemeenheid een groot aantal problemen waardoor ondergetekende deze psychiater onder geen voorwaarde kan accepteren als expertiserend arts.
Het in mijn ogen weinig kritische medisch advies van medisch adviseur [persoon B] (...)
(d.d. 1 juli 2020) kan ik om bovengenoemde redenen niet onderschrijven."
Achmea heeft op 13 augustus 2020 aan [geïntimeerde] laten weten het expertiserapport van [persoon A] niet te accepteren voor de afwikkeling van de WAM-zaak.
Op 17 augustus 2020 heeft de medisch adviseur van [geïntimeerde] , [persoon D] , naast het conceptrapport van [de neuroloog] ook het rapport van [persoon A] beoordeeld. In haar advies geeft [persoon D] aan dat en waarom zij liet rapport van [persoon A] van goede kwaliteit vindt, waarna zij concludeert:
"Ik kan mij vinden in zowel de conclusies van de neuroloog als van de psychiater. Aangezien ook bij de psychiatrische expertise de IW MD vraagstelling werd gehanteerd, zijn beide expertises mijns inziens geschikt voor de WA-zaak (in dat geval hoeft de psychiatrische expertise bij Schoutrop te [plaats] niet plaats te vinden). Gezien de positieve reactie van de medisch adviseur van Achmea in de OV-zaak op het rapport van [persoon A] , ligt ook een redelijk positieve reactie van diens collega in de WA-zaak (ook Achmea) voor de hand, maar van u begreep ik dat dat niet zo was, Ik ontvang nog graag de inhoudelijke reactie van mijn collega op liet rapport. (...)"
In september en oktober 2020 hebben partijen gecorrespondeerd over onder meer de wens van Achmea om een expertise te laten uitvoeren door psychiater [persoon E] , de bezwaren van [geïntimeerde] tegen opnieuw een psychiatrisch onderzoek en haar verzoek om aanvullende bevoorschotting.
In een bericht van 4 oktober 2020 heeft [psychotherapeut] aan de schadebehandelaar van Achmea geschreven:
"Mij is gevraagd om contact met u te nemen aangaande de verwijzing van [geïntimeerde] naar mij na het ongeval. Deze verwijzing is niet gedaan door de huisarts maar door de allergoloog van mevrouw, [persoon F] . Deze zag het "lijden" van mevrouw.
Mijn standpunt is dat als mensen hulp nodig hebben om ze zo snel mogelijk te behandelen. Mensen nemen niet zomaar contact op. In deze situatie was het heel hard nodig!
Wat mij echter stoort in deze is dat, ondanks de deskundigheid waarmee de rapporten zijn opgesteld, waaronder mijn deskundigheid, dit voor u nog steeds niet voldoende is. Dat u daardoor mensen schaad is blijkbaar voor u geen reden om er anders mee om te gaan.
Een nieuw psychiatrisch onderzoek zal op de eerste plaats zeer belastend voor haar zijn. De kans dat er triggers optreden waardoor zij flinke herbelevingen krijgt is levensgroot aanwezig. Het behandelen daarvan zal op dit moment heel lastig zijn gezien haar conditie. Er ligt al een goed psychiatrisch rapport waarin heel duidelijk verwoord wordt hoe de situatie is. Een nieuw onderzoek levert alleen maar meer schade op voor mevrouw. (...)"
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen en Achmea kondigde aan een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht te zullen indienen bij de rechtbank.
In de maanden december 2020 tot en met juni 2021 heeft de advocaat van [geïntimeerde] meermaals per brief geïnformeerd bij Achmea naar de stand van zaken van het aangekondigde verzoekschrift. Een verzoekschrift is door Achmea niet ingediend.
Op 27 juli 2021 heeft [geïntimeerde] vervolgens deze deelgeschilprocedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt.