De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
Ten aanzien van het gezag
De rechtbank heeft ten onrechte bepaald dat aan de moeder voortaan alleen het gezag over de kinderen zal toekomen. De vader is in staat om vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen, hetgeen ook door de raad in het rapport wordt erkend. De raad heeft in het rapport geadviseerd om geen wijziging in het gezag over de kinderen door te voeren. De raad heeft geconstateerd dat het uitoefenen van het gezag in het verleden wel bemoeilijkt is, maar niet onmogelijk is gebleken. De raad heeft daarbij overwogen dat de communicatie tussen de ouders minimaal is, maar dat de vader wel heeft meegewerkt aan het nemen van de belangrijke beslissingen. Dit blijkt ook uit het feit dat de moeder tot op heden geen vervangende toestemming bij de rechtbank heeft hoeven vragen. De vader zal zijn medewerking verlenen aan gezagsbeslissingen en hij zal deze niet frustreren. Hij heeft in het verleden niet doelbewust de vakanties van de kinderen willen doorkruisen. De vader heeft geen toestemming voor de vakanties verleend omdat hij de angst had dat de moeder met de kinderen naar Turkije zou emigreren. Hij is daar nu niet langer bang voor. De vader heeft de laatste keer wel zijn toestemming verleend voor de vakantie van de kinderen naar Turkije. Wanneer de vader met behulp van de moeder meer inzicht in het leven van de kinderen krijgt en hij door haar ook meer wordt meegenomen in de weg naar de gezagsbeslissingen toe, dan kan hij ook gemakkelijker zijn medewerking verlenen aan deze beslissingen. Er wordt door de moeder nu alleen om een handtekening gevraagd. Hij wordt niet door de moeder geïnformeerd en er wordt geen gesprek met hem gevoerd; dit roept weerstand op bij de vader. Hij kan wanneer hij meer zicht heeft op het leven van de kinderen bovendien beter hun belangen overzien. Indien de vader het gezag wordt afgenomen, dan krijgt hij het gevoel dat hij uit zijn vaderschap wordt gezet. De vader wordt door de moeder niet op de hoogte gehouden over de ontwikkeling van de kinderen, ondanks de door de moeder gedane toezegging bij de rechtbank. De vader wil betrokken zijn bij het leven van de kinderen. De afgelopen tijd heeft de vader geen contact opgenomen met de kinderen en met de scholen van de kinderen omdat hij bang is dat dat een averechtse werking zal hebben.
Ten aanzien van de omgang
De rechtbank heeft ten onrechte het verzoek van de vader, inhoudende het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen afgewezen. De vader begrijpt dat het direct vastleggen van de regeling zoals die door hem is verzocht niet het gewenste effect zal hebben. Het is echter wel in het belang van de kinderen dat wordt nagedacht om de weg naar de vader weer bereikbaar te maken. Door de invloeden van de moeder, maar ook door het tijdsverloop, zijn de meningen van de kinderen over de vader beïnvloed. Ook beïnvloeden de kinderen elkaar. Op dit moment is het in het belang van de kinderen dat zij weer met de vader in aanraking komen. Indien de kinderen worden losgelaten in deze beslissing, zal het alleen maar lastiger worden om de stap naar toenadering tot de vader te zetten. Het is niet in het belang van de kinderen om hen zelf deze afweging te laten maken. De vader kan zelf geen contact met de kinderen leggen omdat hij op sociale media door hen wordt geblokkeerd. Hij erkent dat er in het verleden tijdens de omgang met de kinderen zaken zijn voorgevallen. De vader is richting de kinderen te dwingend geweest met betrekking tot de acceptatie van zijn nieuwe partner. Hij wilde echter te graag een nieuwe gezinssituatie voor de kinderen creëren.
Ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] verzoekt de vader het hof om een opbouwende regeling vast te stellen waarbij gestart wordt met een minimale (online) omgang. Dit kan telefonisch of via een videoverbinding. Vervolgens dient er naar een fysieke ontmoeting te worden toegewerkt.
Ten aanzien van [kind 3] heeft de raad geadviseerd om de omgang op te starten. Ook de raad is bezorgd om [kind 3] . [kind 3] is jong en staat aan het begin van zijn puberteit en de daarbij behorende identiteitsontwikkeling. In zijn algemeenheid is bekend dat jongeren die opgroeien zonder contact met hun vader moeilijkheden kunnen gaan ervaren. De vader kan zich met deze visie van de raad verenigen. Gezien de leeftijd van [kind 3] , de invloeden vanuit zijn zussen en de moeder en door het tijdsverloop, is het lastig geworden om een beslissing over omgang bij [kind 3] neer te leggen en hem te vragen om een objectieve keuze te maken. Uit het rapport van de raad blijkt dat [kind 3] de ontmoeting met de vader oké vond en dat hij geen negatieve gevoelens richting de vader heeft. [kind 3] dient daarom te worden geholpen om weer in contact te komen met de vader. Hoewel de vader het liefste onbegeleide omgang met de [kind 3] zou willen hebben, kan hij nu ook instemmen met een begeleide omgangsregeling (BOR). De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [kind 3] vast te stellen te vroeg afgewezen.