ECLI:NL:GHSHE:2023:2841

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
20-002093-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake afpersing en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 5 september 2022 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld voor afpersing en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de bewezenverklaring van de rechtbank heeft vernietigd en tot een andere bewezenverklaring is gekomen. De verdachte was betrokken bij een overval op een pizzakoerier, waarbij zij samen met medeverdachten een lokbestelling had geplaatst om het slachtoffer naar een bepaalde locatie te lokken. Tijdens de overval werd het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een essentiële rol speelde in de planvorming en uitvoering van de overval. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij een poging tot afpersing van een potentiële koper van een iPhone via Marktplaats. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan gedragsinterventies en meldplicht bij de reclassering. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van de overval.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002093-22
Uitspraak : 3 augustus 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 september 2022 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-123891-22 en 03-173381-22, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
  • poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd (
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
Aan het voorwaardelijk deel heeft de rechtbank naast de algemene voorwaarden tevens bijzondere voorwaarden verbonden, te weten – kort gezegd – een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, gedragsinterventie middelengebruik, een alcohol- en drugsverbod, de verplichting tot het volgen van een opleiding en het geven van inzicht in haar sociaal netwerk.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van € 2.650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoeding.
Tot slot heeft de rechtbank beslist op het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met aanvulling van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat naast de algemene voorwaarden tevens bijzondere voorwaarden worden opgelegd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze integraal moet worden toegewezen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer 03-123891-22 tenlastegelegde feiten. Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-173381-22 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 03-123891-22:

1. primairzij op of omstreeks 21 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 197,50 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), welk(e) geweld en/of bedreiging met geweld hieruit heeft bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededader(s):
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes heeft/hebben getoond en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de ribben, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap, althans het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd 'Snel, geef me het geld', althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking;
subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 2 1 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (bezorger van [bedrijf 2] / [bedrijf 1] ) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van 197,50 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), w elk geweld en/of bedreiging met geweld hieruit heeft bestaan dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] :
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes heeft/hebben getoond en/of- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de ribben, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap, althans het hoofd/gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezet en/of gedrukt en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd 'Snel, geef me het geld', althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door middels haar mobiele telefoon een bestelling te (laten) plaatsen bij [bedrijf 2] en/of haar emailadres bij deze bestelling te gebruiken en/of beschikbaar te stellen;
2. primairzij op of omstreeks 20 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 250 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of (daarbij) (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te heeft gezegd 'Geef de 250 euro', althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiaireen of meer nog onbekende perso(o)n(en) op of omstreeks 20 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 250 euro. althans een geldbedrag, in elk geval enig goed. dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een derde toebehoorde(n), door die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of(daarbij) (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen 'Geef de 250 euro', althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door een advertentie van een iPhone te plaatsen op marktplaats en/of(vervolgens) een afspraak te maken voor de verkoop van haar iPhone met die [slachtoffer 2] en/of door haar marktplaatsaccount en/of adres/woning en/of kleding beschikbaar te stellen aan die een of meer nog onbekend gebleven perso(o)n(en);

Zaak met parketnummer 03-173381-22:

zij op of omstreeks 18 mei 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 37 gram hennep en/of 20 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of hasj, zijnde hennep en/of hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-173381-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

Zaak met parketnummer 03-123891-22:

1. primairzij op 21 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 197,50 euro, die aan [slachtoffer 1] en [bedrijf 1] toebehoorden, welke bedreiging met geweld hieruit heeft bestaan dat verdachtes mededaders:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de ribben van die [slachtoffer 1] hebben gedrukt en
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de slaap van die [slachtoffer 1] hebben gezet en
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd 'Snel, geef me het geld'.
2. primairzij op 20 maart 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 250 euro, die geheel aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en daarbij(vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'Geef de 250 euro', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Zaak met parketnummer 03-173381-22:

1.zij op 18 mei 2022 te Susteren, gemeente Echt-Susteren, opzettelijk aanwezig heeft gehad 37 gram hennep en 20 gram hasj, zijnde hennep en hasj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en daartoe – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – het volgende aangevoerd:
  • Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] inconsistent zijn en derhalve als onbetrouwbaar terzijde dient te worden geschoven. De verdachte heeft geen enkele rol gehad in het geheel. Zij heeft slechts een bestelling geplaatst onder opgave van haar e-mailadres, was niet op de hoogte van een plan voor een overval en heeft nadien ook niet meegedeeld in de buit. De verklaringen van de verdachte dat zij niets wist van de plannen voor afpersing zijn in de visie van de verdediging wel betrouwbaar en worden ondersteund door de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] .
  • Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte enig aandeel heeft gehad in de poging tot overval. Niet kan worden vastgesteld evenwel dat het de verdachte is geweest die een lokadvertentie op Marktplaats heeft geplaatst teneinde het slachtoffer naar een bepaalde plaats te lokken en deze aldaar te dwingen tot afgifte van geld, waardoor enige betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot afpersing evenmin kan worden vastgesteld. Bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet de verdachte worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
Parketnummer 03-123891-22, feit 1
Het hof stelt op basis van het dossier het navolgende vast: [1]
Aangever [slachtoffer 1] was op 21 maart 2022 als bezorger aan het werk voor [bedrijf 1] Geleen. Hij was omstreeks 01:05 uur aanwezig te Susteren, omdat hij een bestelling moest afgeven die online was gedaan om 00:36 uur via [bedrijf 2] . Bij deze bestelling stond dat de klant contant wilde betalen. De naam van de klant was: [alias] , [adres 2] , telefoonnummer [telefoonnummer] . Aangever belde aan op dat adres, maar de man die open deed zei dat hij niets besteld had. Aangever [slachtoffer 1] liep vervolgens naar zijn auto en belde naar het nummer dat op de bon stond. De man zei dat hij er binnen een minuut zou zijn. Aangever zag twee mannen naar hem toe komen en, nadat hij het drinken en de pizza’s had gegeven, zag hij dat man 1 met de rechterhand naar zijn heup ging en een zwart voorwerp, wat hij herkende als een vuurwapen, pakte en dit op hem richtte. Man 1 drukte het vuurwapen ter hoogte van de linker ribben van aangever en zette het vervolgens tegen zijn linkerslaap. Aangever [slachtoffer 1] hoorde dat man 1 zei: ‘Snel, geef me het geld.’ [slachtoffer 1] legde het geld van zijn baas, 47,50 euro, op de pizzadoos en nadat hem werd gevraagd of hij nog meer geld had, legde hij zijn eigen geld, 150 euro, op de pizzadoos. Hij zag dat de twee mannen daarna rustig weg liepen in de richting van waar zij vandaan kwamen. Aangever heeft verklaard dat de mannen ter hoogte van het appartementencomplex begonnen te rennen, omdat hij naar hen toe liep. Het ging om het complex met de nummers 10 t/m 17. Aangever volgde hen en hoorde dat er een deur dichtviel. [2]
Aangever [slachtoffer 1] heeft aanvullend nog verklaard dat hij, toen het vuurwapen tegen zijn slaap werd gezet tegen een van de overvallers heeft gezegd: “alsjeblieft niet schieten, ik
heb kinderen man” of woorden van dergelijke strekking. [3]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij zijn verhoor bij de politie naar aanleiding van vorenstaande verklaard dat hij samen met de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] naar Susteren is gegaan. Hij weet niet precies wie er op het idee kwam, maar ze hadden een beetje honger en wilden pizza bestellen. Het idee kwam toen ook om hem te overvallen. Op de vraag of er op voorhand over gesproken was of er al dan niet vuurwapens of voorwerpen die daar op leken gebruikt zouden worden, heeft hij geantwoord dat het overduidelijk was dat bij de overval een vuurwapen meegenomen zou worden. De verdachte heeft toen via haar telefoon en onder vermelding van haar e-mailadres besteld. Het idee kwam erop neer dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de overval moesten doen. [medeverdachte 2] werd gebeld dat de bezorger op een verkeerd adres stond en toen hebben ze gezegd dat ze eraan kwamen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn naar de pizzakoerier op de hoek van de straat gelopen en hebben de pizza en drank gepakt. Toen [medeverdachte 1] deed alsof hij geld wilde pakken om de bestelling te betalen trok hij een alarmpistool, waarvan [medeverdachte 2] wist dat [medeverdachte 1] deze bij zich had. [medeverdachte 2] zag dat [medeverdachte 1] het wapen tegen het hoofd van de pizzakoerier hield. Toen [medeverdachte 1] het geld had, zijn zij weggelopen en de hoek om gerend via de achterkant van de woning van de verdachte. [4]
Ter terechtzitting bij de rechtbank heeft [medeverdachte 2] als getuige in de kern overeenkomstig verklaard. Het plan lag in één keer op tafel. Ze waren er alle vier bij betrokken toen het plan van de overval werd besproken. Na afloop van de overval hebben ze samen bij de verdachte thuis samen gegeten en gedronken. [5]
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat gekoppeld bleek te zijn aan [medeverdachte 2] , bleek dat de gebruiker van dit telefoonnummer zich op 21 maart 2022 tussen 00:28 uur en 00:34 uur bevond in de omgeving van het NS station in Roermond. Omstreeks 00:37 uur werd de gebruiker gebeld door [bedrijf 1] Geleen. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] bevond zich op dat moment in het geografische gebied waar onder andere de Maastrichterweg van Roermond richting Echt en de spoorlijn tussen Roermond en Echt-Susteren is gelegen. [6]
Uit het onderzoek naar de bestelling die via [bedrijf 2] werd gedaan bleek dat de bestelling met het e-mailadres [e-mailadres] werd gedaan en dat de betaling contant zou zijn. Op de door de aangever verstrekte foto van de bestelling stond als besteldatum en tijd 21 maart 2022 00:36 uur. [7]
Uit een tapverslag volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] tegen een derde zegt dat hij een ‘OVtje’ heeft gedaan
(hof: hetgeen straattaal is voor een overval), dat de verdachte de bestelling voor een pizzakoerier via haar e-mail had gedaan, dat hij, [medeverdachte 2] , make-up over zijn tattoo had gedaan en zijn piercing had uitgedaan en ten tijde van de overval zijn telefoon binnen had gelaten. Ook zegt hij dat het best zielig was, omdat hij die man (
het hof begrijpt: de pizzakoerier) hoorde roepen: “niet schieten ik heb kinderen”. [8]
Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden van de deurbel van [adres 3] (zijnde de directe buurwoning van de verdachte die aan [adres 4] woonde) volgt dat op 21 maart 2022 vanaf 01:05:45 uur eerst de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] in beeld komen en later ook medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . De verdachte loopt met een stevige pas en medeverdachte [medeverdachte 3] komt aanrennen. Beiden ademen zwaar. Er worden enkele trappen tegen de voordeur gegeven. Op de beelden is verder te horen dat een mannenstem zegt: “ren naar binnen”. Om 01:06:18 uur is te horen dat een tweede mannenstem zegt: “ze bellen, ze bellen”. De eerste mannenstem zegt: “ren naar binnen nu”. [9]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij op 21 maart 2022 samen was met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en dat zij samen met de trein naar haar huis te Susteren zijn gereisd. De verdachte heeft voorts verklaard dat zij pizza’s wilden bestellen en dat zij in de trein de bestelling hebben geplaatst bij [bedrijf 2] . [10]
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte 2]
Het hof acht de verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar en aldus bruikbaar voor het bewijs, niet alleen omdat hij consistent verklaard heeft, maar ook omdat hij in die verklaringen zichzelf belast. Ook toen hij er niet van op de hoogte was dat een door hem gevoerd telefoongesprek werd afgeluisterd, heeft hij over de overval gesproken en de betrokkenheid van de verdachte daarbij. Tot slot vinden de verklaringen van [medeverdachte 2] bevestiging in overige bewijsmiddelen.
Het hof gaat voorbij aan de door de raadsvrouw aangevoerde contra-indicaties en verwerpt dan ook het andersluidend verweer.
Voorwaardelijk verzoek
Door de verdediging is het – voorwaardelijk – verzoek gedaan om [medeverdachte 2] te horen als getuige. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat zij recent de zaak heeft overgenomen van de voormalig raadsman van de verdachte. Weliswaar heeft de voormalig raadsman de kans heeft gehad om de getuige te bevragen, maar de raadsvrouw wil eveneens de kans krijgen om de getuige te bevragen in verband met de betrouwbaarheid van zijn verklaringen.
Het hof acht het horen van de getuige [medeverdachte 2] niet noodzakelijk. De getuige is reeds gehoord ter terechtzitting van de rechtbank in aanwezigheid van de verdediging en de verdediging is in de gelegenheid geweest om vragen te stellen aan de getuige en heeft dat ook gedaan. Het enkele feit dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep door een andere raadsvrouw wordt bijgestaan, is onvoldoende om tot een ander oordeel omtrent de noodzakelijkheid van het horen van deze getuige te komen. Het voorwaardelijk verzoek wordt derhalve afgewezen.
Afpersing in vereniging
Het hof stelt de navolgende gang van zaken vast. De verdachte behoorde tot een groep van vier personen die in een trein op weg naar Susteren gezamenlijk een plan hebben gemaakt om een overval te plegen op een pizzakoerier, waarbij overleg is gevoerd over de taakverdeling: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zouden de overval feitelijk uitvoeren. De verdachte heeft vanuit de trein de zogenaamde lokbestelling geplaatst en daarbij bewust een verkeerde naam en een verkeerd adres (in de directe nabijheid van haar woning) opgegeven, naar het hof aanneemt om te voorkomen dat er een verband te leggen zou zijn tussen haar en haar adres enerzijds en de overval anderzijds en om de pizzakoerier naar een plaats in de directe nabijheid van haar woning te lokken. Eenmaal aangekomen in Susteren begeeft de groep zich naar de woning van de verdachte en hebben ze haast om tijdig in die woning aanwezig te zijn voordat de pizzakoerier telefonisch contact opneemt, omdat hij over een verkeerd adres beschikte. In de woning heeft [medeverdachte 2] zijn tatoeages bedekt met make-up en zijn piercing verwijderd en nadat de pizzakoerier belde, hebben [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning verlaten en de overval gepleegd, waarna zij zijn teruggekeerd in de woning. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben het geld verdeeld en ook de buitgemaakte pizza en drank is genuttigd.
Uit vorenstaande volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij de planvorming, dat zij de lokbestelling heeft geplaatst en heeft meegedeeld in (een gedeelte van) de (bijkomende) buit, maar ook is haar woning cruciaal geweest in de uitvoering van het plan. Niet alleen is de woning immers gebruikt als plaats van waar uit [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vertrokken en na de overval zijn teruggekomen, maar ook is de woning gebruikt als plaats voor [medeverdachte 2] om zich minder herkenbaar te maken door aldaar met make-up zijn tatoeage weg te werken en zijn piercing uit te doen voordat hij de woning verliet met [medeverdachte 1] om de overval te gaan plegen.
Uit vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de intellectuele en materiële bijdrage van de verdachte aan de overval van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van een voor een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van de overval vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
De verklaringen van de verdachte, inhoudende dat ze niets wist van het gezamenlijke plan om de pizzakoerier te beroven en slechts een pizza heeft besteld, vindt weerlegging in de bewijsmiddelen.
Opzet op het gepleegde geweld
Namens de verdachte is tot slot het verweer gevoerd dat haar opzet niet gericht was op de bij de overval gebruikte bedreiging met geweld.
Op grond van bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dient het opzet van de verdachte als medepleger tevens gericht te zijn op het bewezenverklaarde, door de medeverdachten uitgevoerde bedreiging met geweld. Dit opzet op het grondfeit van de verdachte hoeft niet een precies karakter te hebben; een wat andere invulling en afloop van het grondfeit dan verdachte als medepleger voor ogen stond, of de omstandigheid dat de verdachte niet op de hoogte was van de precieze gedragingen van zijn mededader(s), valt in beginsel niet buiten het opzet van verdachte. Op dit punt merkt het hof op dat het opzet van de verdachte ook kan bestaan in de zin van voorwaardelijk opzet, waarbij de verdachte in dezen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de diefstal zou kunnen worden voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is daarbij geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans’ dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
In het onderhavige geval heeft het hof vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de planvorming en aan de uitvoering een essentiële bijdrage leverde door de bestelling te plaatsen en haar woning als vertrek- en aankomstpunt ter beschikking te stellen. Bovendien is zij steeds aanwezig geweest, ook toen in haar woning door de twee daadwerkelijke plegers van de overval voorbereidingen daartoe werden getroffen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft desgevraagd verklaard dat het overduidelijk was dat er een wapen gebruikt zou gaan worden en daarenboven valt in redelijkheid niet te verwachten dat een pizzabezorger zonder slag of stoot afstand zal doen van goederen en/of geld. Dat er (bedreiging met) geweld aan te pas zou komen, is een omstandigheid waarmee de verdachte naar algemene ervaringsregels gemeten, als aanmerkelijke kans rekening had te houden. Zij heeft die aanmerkelijke kans ook bewust aanvaard nu in haar bijzijn het meenemen van het vuurwapen op enigerlei wijze aan de orde is gekomen.
Het hof verwerpt dan ook het op het ontbreken van opzet gerichte verweer en komt tot een bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder feit 1 tenlastegelegde.
Het andersluidend verweer wordt verworpen.
Parketnummer 03-123891-22, feit 2
Het hof stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Aangever [slachtoffer 2] wilde op 20 maart 2022 via Marktplaats een iPhone voor de prijs van 250,00 euro kopen. De afspraak was gemaakt dat hij omstreeks 13:00 uur op [adres 5] zou zijn. Aldaar zag hij twee jonge mannen in zijn richting lopen. Beiden droegen een capuchon. Hij merkte dat een van de jongens achter hem ging staan en hem vastpakte. Hij zag dat deze zijn jas openmaakte en een pistool liet zien. [11] De jongen zei op dat moment zei: geef de 250,00 euro. [12] Als reactie daarop is aangever weggerend.
De Marktplaatsadvertentie is door de ‘verkoper’ geplaatst vanaf het IP-adres 85.148.105.222. [13] Dit IP-adres behoort bij het GBA-adres [adres 4] , het adres van de verdachte. [14] Het Marktplaatsaccount van de ‘verkoper’ is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aangemaakt op de laptop van de verdachte. Verder is in de periode tussen 6 maart 2022 en 17 mei 2022 vanaf de laptop van de verdachte 149 keer een URL bezocht die in relatie stond tot het e-mailadres van de ‘verkoper’. Om op de laptop in te loggen was een wachtwoord of pincode nodig. Op de onder de verdachte inbeslaggenomen iPhone stonden twee afbeeldingen die tijdens het plaatsen van de Marktplaatsadvertentie zijn benaderd. Er is voor het plaatsen van de advertentie derhalve niet alleen gebruik gemaakt van de laptop van de verdachte, maar ook van haar telefoon. [15]
Op de camerabeelden van de deurbel van [adres 3] (de buurwoning van de verdachte) is te zien dat op 20 maart 2022 omstreeks 12:48 uur twee mannen uit de woning van de verdachte komen lopen. Omstreeks 12:54 uur komen de twee mannen rennend terug in beeld waarbij één van de mannen een wit doosje vastheeft dat lijkt op een doosje voor een iPhone. [16]
Schakelbewijs
Het hof overweegt dat uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. [17] Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten, dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte (ook wel aangeduid als modus operandi).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben toegedragen, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd.
Het hof is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde op essentiële punten overeenkomt met het onder 2 tenlastegelegde. Het hof stelt vast dat de incidenten op twee opeenvolgende dagen hebben plaatsgevonden, dat bij beide feiten gebruik is gemaakt van een lokmiddel (in het ene geval van een lokbestelling en in het andere geval van een lokadvertentie) teneinde het slachtoffer op de gewenste plaats te krijgen waarbij deze in het bezit zou zijn van contante gelden, dat die bestelling/advertentie middels communicatiemiddelen van de verdachte werd geplaatst en dat de afspraak telkens werd gemaakt in Susteren in de nabijheid van de woning van de verdachte. De slachtoffers zijn bij beide incidenten met een vuurwapen dan wel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en tegelijkertijd werd het door de slachtoffers meegebrachte contante geldbedrag weggenomen dan wel geprobeerd weg te nemen. Bovendien fungeerde de woning van de verdachte in beide gevallen als verzamelpunt bij vertrek en terugkomst van de daders. Naar het oordeel van het hof is er dan ook sprake van een op essentiële onderdelen overeenkomende modus operandi en het hof zal dit dan ook als steunbewijs gebruiken.
Tussenconclusie
Het hof is van oordeel dat vorenstaande redengevend is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht, te meer nu de kans dat er gedurende een langere periode in de woning van de verdachte, die alleen woont, op een groot aantal momenten steeds door anderen van de aan de verdachte toebehorende laptop (die beveiligd was met een wachtwoord of pincode) gebruik is gemaakt, te verwaarlozen lijkt te zijn.
Het hof is van oordeel dat de verdachte niet een dergelijke verklaring heeft afgelegd. De verdachte heeft slechts verklaard dat meerdere mensen die in haar woning kwamen gebruikmaakten van haar laptop en mobiele telefoon. Dat is een niet concrete en verifieerbare verklaring. Ook desgevraagd heeft zij ter terechtzitting in hoger beroep haar verklaring niet nader geconcretiseerd. Het kan dan ook, naar het oordeel van het hof, niet anders zijn dan dat de verdachte de lokadvertentie op Marktplaats heeft geplaatst.
Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Het andersluidend verweer van de verdediging wordt verworpen.
Parketnummer 03-173381-22
Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte een duidelijke
en ondubbelzinnige bekennende verklaring heeft afgelegd en door de raadsvrouw geen
vrijspraak is bepleit, volstaat het hof op grond van artikel 359 lid 3 van het Wetboek
van Strafvordering met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 22 augustus 2022 [18] ;
2. het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2022 [19] ;
3. de kennisgevingen van inbeslagneming [20] ;
4. het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 25 mei 2022. [21]
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-173381-22 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en bepleit dat het hof een lagere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat zij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing van een pizzakoerier en een poging tot afpersing van een potentiële koper van een telefoon naar aanleiding van een advertentie op Marktplaats.
De verdachte heeft voorafgaand aan de afpersing van de pizzakoerier een online bestelling geplaatst om het slachtoffer te lokken naar Susteren. Deze is onder bedreiging van een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, dat tegen zijn hoofd en ribben werd gehouden, door twee mannen gedwongen om zijn geld af te geven. Nadat de pizzakoerier het geld, de pizza’s en blikjes drinken had afgegeven, zijn de mannen er vandoor gegaan en zijn zij gevlucht naar de woning van de verdachte. Door het wapen tegen het hoofd en ribben van het slachtoffer te zetten, is op zeer intimiderende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer was bang dat dit daadwerkelijk gebruikt zou gaan worden. Hij heeft de daders gevraagd om het wapen niet te gebruiken, omdat hij kinderen heeft. Eén van de twee, medeverdachte [medeverdachte 2] , memoreert dit zelfs nog in een telefoongesprek waaruit ook naar voren komt dat deze smeekbede van het slachtoffer, terecht, indruk op [medeverdachte 2] heeft gemaakt. Dat neemt echter niet weg dat het slachtoffer hierdoor letterlijk doodsangst heeft gekend op het moment van de overval. Het plannen van een overval en het gemak waarmee de verdachten tot uitvoering daarvan zijn gekomen voor een paar pizza’s, blikjes drinken en wat geld, is ernstig. Een overval, zeker wanneer daarbij geweld en wapens worden gebruikt, is voor de slachtoffers een zeer traumatische ervaring, waarvan zij naar ervaringsregels, lange tijd nadelige gevolgen kunnen ondervinden zoals herbelevingen en psychische klachten. Bovendien schokken dergelijke feiten, die werden gepleegd op de openbare weg in een woonwijk, de rechtsorde en leidt dit tot onrust en algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met deze gevolgen en heeft slechts oog gehad voor haar eigen (financiële) gewin.
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj. Het gebruik van softdrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en kan gevaar opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien staat het aanwezig hebben van softdrugs in relatie tot het vervaardigen ervan en de handel daarin, hetgeen allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich meebrengt. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat zij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, doch niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en daarbij aansluiting gezocht bij de categorie straatroven, waarbij het feit dat gebruik is gemaakt van een vuurwapen, althans een daarop lijkend voorwerp, als strafverzwarende omstandigheid heeft meegewogen.
Het hof heeft verder rekening gehouden met de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting (waaronder uit het de verdachte betreffende reclasseringsrapport d.d. 14 juli 2023) is gebleken. Uit het reclasseringsrapport komt – kort gezegd – naar voren dat bij de verdachte problemen op verschillende leefgebieden als netwerk, middelengebruik, financiën en dagbesteding worden gezien. Er lijkt motivatie van de zijde van de verdachte te zijn om haar leven weer op orde te krijgen en de verdachte zegt mee te willen werken aan begeleiding, maar komt afspraken niet (steeds) na.
Naar het oordeel van het hof kan echter gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te melden duur met zich brengt.
Het hof ziet om die reden, anders dan de verdediging, maar met de advocaat-generaal, in de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte geen aanleiding om een lagere straf op te leggen dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Het hof weegt ten nadele van de verdachte mede dat zij tot op de dag van vandaag geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar gedragingen. Het andersluidend verweer van de verdediging wordt verworpen.
Alles overwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal het hof, naast de algemene voorwaarden – waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht – als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, deelname aan gedragsinterventie COVA, een ambulante behandeling bij FFP [naam FFP] of een soortgelijke instelling en middelencontrole verbinden, een en ander zoals is geadviseerd door de reclassering.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Gelet op hetgeen ten aanzien van de persoon van de verdachte ter terechtzitting is gebleken acht het hof een proeftijd van drie jaren aangewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof acht, gelet op de strafoplegging, ten slotte termen aanwezig om het tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg – ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 tenlastegelegde – een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 5.150,00. Deze vordering valt uiteen in:
€ 150,00 aan gestolen geld, en
€ 5.000,00 aan immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.650,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en haar mededaders rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het bedrag zoals gevorderd, te weten het hem toebehorende en weggenomen geldbedrag van € 150,00, en acht die kosten voor toewijzing vatbaar.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is daarnaast komen vast te staan dat aan de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat, maar een aantasting van de persoon op andere wijze betreft.
De aard en ernst van de normschending volgt uit de bewezenverklaarde handelingen, namelijk het met een vuurwapen bedreigd worden tijdens een overval. De aard en ernst van de gevolgen van het bewezenverklaarde handelen volgt uit de toelichting die bij de vordering is gegeven door de benadeelde partij. Daaruit volgt dat hij sinds het incident last heeft van angstgevoelens, herbelevingen en slapeloosheid. Hij is enkele jaren geleden vanuit Syrië naar Nederland gekomen om rust, vrede en veiligheid te vinden. Dat gevoel van veiligheid is hem nu ontnomen. Door de huisarts is de benadeelde partij doorverwezen naar het Psycho Trauma Expertise Centrum voor een behandeling. Dit nadeel is aan de verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, begroot het hof de immateriële schade die de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezenverklaarde heeft geleden naar billijkheid op een bedrag van € 2.500,00.
Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven over de gestelde schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte zou zijn veroorzaakt. Het inwinnen van de benodigde informatie op dat punt zou tot een onevenredige belasting van het strafgeding leiden. De benadeelde partij kan daarom in dit deel van de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu de verdachte en haar mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partij hoofdelijk (naar burgerlijk recht) aansprakelijk voor de totale schade.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 2.650,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Beslag
Het hof is van oordeel dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een computer, vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is waarmee het bewezenverklaarde is begaan.
De overige inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten 11 stuks XTC, 37 gram hennep en 20 gram hasj, zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-173381-22 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair en 2 primair en in de zaak met parketnummer 03-173381-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG Reclassering Vincent van Gogh en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd actief zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • dat de veroordeelde zich laat behandelen door FPP [naam FFP] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft ophet tegen de verdachte verleende en reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- één computer;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 11 stuks XTC (G1509850):
- 37 gram hennep (GI 509871);
- 20 gram hasj (G1509875);
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.650,00 (zegge: tweeduizend zeshonderdvijftig euro)bestaande uit € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) aan materiële schade en € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-123891-22 onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.650,00 (zegge: tweeduizend zeshonderdvijftig euro)bestaande uit € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) materiële schade en € 2.500,00 (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2022 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 36 (zesendertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of haar mededaders aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. G.C. Bos en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 3 augustus 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.De hierna opgenomen paginanummers verwijzen, tenzij anders vermeld, telkens naar dossierpagina’s van het dossier van politie districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer LB IR022035-68, afgesloten d.d. 16 juni 2022 (pg. 1-474).
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 21 maart 2022 met bijlage (pg. 23-26).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.12 april 2022 (pg. 39-40).
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 7 juni (pg. 254-260).
5.De verklaring van getuige [medeverdachte 2] , afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Limburg d.d. 22 augustus 2022.
6.Het proces-verbaal telecom overval bezorger met bijlage d.d. 20 april 2022 (pg. 120-125).
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2022 (pg. 43-44).
8.Het proces-verbaal tapverslagen (pg. 118-119).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart (pg. 59-74)
10.De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 20 juli 2023.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 31 maart 2022 (pg. 156-158).
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 3 april 2022 (pg. 161-165).
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2022 (pg. 168-169).
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2022 (pg. 171).
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2022 (pg. 404-411).
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2022 (pg. 176-180).
17.HR 14 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5496.
18.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 22 augustus 2022.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2022 (p. 419).
20.De kennisneming van inbeslagneming d.d. 18 mei 2022 (pg. 368 en 370).
21.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 25 mei 2022 (pg. 420