6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Daartegen zijn geen grieven gericht. Deze feiten heeft het hof aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan.
[de B.V. 2] , voorheen statutair genaamd [x] B.V., exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen en produceren van besturingssystemen voor machines, waaronder ook schakel- en verdeelinrichtingen.
[de B.V. 1] exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de productie van
machines en werktuigen voor land- en bosbouw. Op dit gebied houdt [de B.V. 1] zich, onder
andere, bezig met het vervaardigen van prototypes en experimentele machines, waaronder drogers.
[de B.V. 1] heeft [de B.V. 2] benaderd voor de ontwikkeling van een testunit van een
besturingspaneel (hierna: het Paneel), ten behoeve van de ontwikkeling van een droger voor mestverwerking.
Op 27 oktober 2019 heeft [de B.V. 2] een offerte, inclusief de Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven 2007 (hierna: de ALIB-voorwaarden) aan [de B.V. 1]
verstuurd. In de offerte zijn de ALIB-voorwaarden van toepassing verklaard, voor zover daarvan in de offerte niet uitdrukkelijk is afgeweken. In de offerte heeft [de B.V. 2] aangeboden “elektra werkzaamheden voor project test droger RWE”. Deze werkzaamheden zijn in de volgende zes punten onderverdeeld:
1. Fabricage schakelkast
2. Fabricage bedieningspaneel
3. Hardware engineering
4. Software engineering
5. Factory Acceptance Test (FAT)
6. Testen en in bedrijf name te [plaats 2]
De werkzaamheden zijn in de offerte vervolgens ook nader omschreven. In deze omschrijving is o.a. het volgende opgenomen:
Voor een test met de droger zal een besturing worden gebouwd door [x] samen met [de B.V. 1] . Gezien de korte doorlooptijd zullen we dit project ook als test benaderen en “mean en lean” een uitvoering verzorgen. Documentatie, uitgebreide E-schema's, materiaallijsten, kabellijsten, reserve delen lijsten, functionele omschrijving, bedieningshandleiding e.d. zullen nu niet gemaakt worden (kan later alsnog) en is niet in de aanbieding opgenomen.
Alle aandrijvingen, staalconstructies, opnemers (temperatuur e.d.), sensoren en actuatoren (kleppen e.d.) worden door [de B.V. 1] geleverd en gemonteerd en zijn niet in deze aanbieding opgenomen
Exclusief bekabelingsmateriaal als kabelwegen, kabels, werkschakelaars bevestigen e.d. voor deze test is te overwegen om de kabels provisorisch te leggen. Uiteraard kunnen wij ook de bekabeling verzorgen voor [de B.V. 1] , maar dan moeten we de kabeleroute bespreken i.v.m. de lengtes en de opstelling van de schakelkast bij de testopstelling. (…)
Gegevens uit deze aanbieding en tekeningen inclusief materiaalstaten, welke onderdeel uitmaken van deze offerte, mogen zonder toestemming van [x] niet worden gedistribueerd aan andere partijen dan de opdrachtgever
[x] accepteert geen functionele verantwoordelijkheid (…)
Daarna heeft [de B.V. 2] in deze offerte per aangeboden werkzaamheid een nadere toelichting gegeven.
[de B.V. 2] heeft de werkzaamheden geoffreerd tegen een totaalprijs van € 57.330,-- exclusief BTW. 30% van de prijs dient bij opdracht betaald te worden en 70% bij levering c.q. gereed melding en afname FAT, aldus de offerte. Daarbij is ook opgenomen: 100% regiewerkzaamheden tegen geldende tarieven, en alles binnen 30 dagen na factuurdatum.
Partijen hebben deze offerte besproken en op 31 oktober 2019 heeft [de B.V. 2] een opdrachtbevestiging aan [de B.V. 1] gestuurd, die inhoudelijk vrijwel gelijk is aan de offerte met uitzondering van de prijs. Zo heeft [de B.V. 2] bevestigd om “conform de offerte” de daarin genoemde werkzaamheden te leveren. Als totaalprijs staat vermeld: € 39.000,-- exclusief BTW. Een bedrag van € 9.000,-- is van deze totaalprijs afgetrokken (hierna: de amortisatiekosten) met daarbij de vermelding “Armortiseren 4 projecten totaal uiterlijk verrekenen 1 juni 2020)” en daaronder staat als subtotaal een bedrag van € 30.000,-- vermeld.
Het Paneel en een in bruikleen gegeven Siemens bedieningskast zijn op 27 november 2019 aan [de B.V. 1] afgeleverd.
[de B.V. 2] heeft op 29 november 2019 30% van het orderbedrag (zijnde € 30.000,--) aan [de B.V. 1] gefactureerd en [de B.V. 1] heeft deze factuur voldaan.
Op 4 december 2019 heeft [de B.V. 2] 70% van het orderbedrag aan [de B.V. 1] gefactureerd. Het factuurbedrag is € 25.410,-- inclusief BTW.
In de weken 48 tot en met 50 van 2019 heeft [de B.V. 2] voor [de B.V. 1] in regie gewerkt. [de B.V. 1] heeft de regiebonnen voor akkoord ondertekend.
Op 31 december 2019 heeft [de B.V. 2] dit “meerwerk”/regiewerk aan [de B.V. 1] gefactureerd ter hoogte van € 10.473,98 exclusief BTW. Dit bedrag heeft [de B.V. 1] aan [de B.V. 2] betaald.
[de B.V. 2] heeft [de B.V. 1] herhaaldelijk verzocht om tot betaling van de openstaande factuur van 4 december 2019 over te gaan. [de B.V. 1] heeft daarop niet gereageerd.
Op 8 juni 2020 hebben partijen met elkaar gesproken.
Op 20 juli 2020 heeft [de B.V. 2] aan [de B.V. 1] een factuur voor de amortisatiekosten
(€ 9.000,-- exclusief BTW) gezonden, welke factuur [de B.V. 1] onbetaald heeft gelaten.
Op 16 oktober 2020 hebben partijen nogmaals met elkaar gesproken. Naar aanleiding daarvan heeft mr. Rooijen namens [de B.V. 1] aan [de B.V. 2] een voorstel gedaan.
Bij e-mail van 23 oktober 2020 heeft mr. Van Gerven namens [de B.V. 2] dit voorstel afgewezen.
Bij e-mail van 3 november 2020 heeft mr. Rooijen namens [de B.V. 1] aan [de B.V. 2] medegedeeld de overeenkomst te ontbinden en verzocht tot terugbetaling van hetgeen door [de B.V. 1] aan [de B.V. 2] is betaald.
6.2.1.In deze procedure heeft [de B.V. 2] de rechtbank (na wijziging van eis) verzocht om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [de B.V. 1] te veroordelen tot betaling van € 35.937,-- in hoofdsom, vermeerderd met de handelsrente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Tevens heeft zij gevorderd om [de B.V. 1] te veroordelen tot teruggave van het in bruikleen verstrekte bedieningspaneel in behoorlijke en ongeschonden staat, dit op straffe van een dwangsom.
6.2.2.Aan deze vorderingen heeft zij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [de B.V. 1] haar betalingsverplichtingen jegens haar diende na te komen. Daarnaast diende [de B.V. 1] haar verplichting tot teruggave van het uitgeleende Siemens bedieningskast na te komen nu [de B.V. 2] de bruikleenovereenkomst van dit paneel had opgezegd.
6.2.3.[de B.V. 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat de overeenkomst met betrekking tot het door [de B.V. 2] geleverde Paneel rechtens buiten rechte is ontbonden althans over te gaan tot ontbinding. Daarnaast heeft zij gevorderd om [de B.V. 2] te veroordelen tot betaling van € 23.563,51 inclusief BTW, onder creditering van alle verzonden facturen en haar te veroordelen over te gaan tot het ophalen van het Paneel. Voorts heeft zij gevorderd om [de B.V. 2] te veroordelen om bij wege van voorschot aan [de B.V. 1] te betalen een bedrag van € 20.000,-- en tot vergoeding van haar schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Subsidiair heeft [de B.V. 1] gevorderd om [de B.V. 2] te veroordelen om over te gaan tot herstel, op straffe van een dwangsom, om haar te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding en een verwijzing naar de schadestaatprocedure. Zowel primair als subsidiair heeft [de B.V. 1] gevorderd om [de B.V. 2] te veroordelen in de proceskosten.
6.2.4.[de B.V. 2] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
6.2.5.Bij tussenvonnis van 27 januari 2021 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling bepaald en deze heeft op 7 juli 2021 plaatsgevonden.
6.2.6.Bij eindvonnis van 22 december 2021 heeft de rechtbank [de B.V. 1] veroordeeld om aan [de B.V. 2] een bedrag van € 25.410,-- te betalen vermeerderd met de wettelijke handelsrente, haar veroordeeld om het in bruikleen gegeven (Siemens) bedieningspaneel in behoorlijke en ongeschonden staat binnen 7 dagen na betekening van het vonnis terug te geven, [de B.V. 1] veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. De overige vorderingen van [de B.V. 2] (de amortisatiekosten en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten) en de reconventionele vorderingen heeft de rechtbank afgewezen. [de B.V. 1] is veroordeeld in de proceskosten. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De omvang van het hoger beroep
6.3.1.[de B.V. 1] heeft in hoger beroep negen grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van dit vonnis, tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [de B.V. 2] en het toewijzen van haar vorderingen met veroordeling van [de B.V. 2] in de kosten van beide instanties.
6.3.2.[de B.V. 1] heeft voorts haar eis gewijzigd in die zin dat het gevorderde voorschotbedrag is verhoogd naar een bedrag van € 55.055,04. [de B.V. 2] heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
6.3.3.[de B.V. 2] heeft in het incidenteel hoger beroep drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [de B.V. 1] , tot vernietiging van de bestreden uitspraak en het alsnog volledig toewijzen van haar vorderingen.
6.3.4.Partijen hebben vernietiging gevorderd van het bestreden vonnis van 22 december 2021. Tegen de daarin neergelegde beslissing dat [de B.V. 1] wordt veroordeeld om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis het in bruikleen gegeven (Siemens) bedieningspaneel in behoorlijke en ongeschonden staat aan [de B.V. 2] af te geven is echter geen grief gericht. Het hof verstaat de omvang van het hoger beroep daarom aldus dat deze veroordeling door geen van partijen wordt bestreden.
6.3.5.Het hof zal hierna eerst de grieven van [de B.V. 1] in het principaal hoger beroep beoordelen waarna een beoordeling van het incidenteel hoger beroep volgt.
Grief 1: de ALIB-voorwaarden
6.4.1.In grief 1 heeft [de B.V. 1] betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de ALIB-voorwaarden 2007 van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Zij stelt dat zij de eerste offerte niet heeft geaccepteerd en dat de voorwaarden bij de tweede offerte niet waren bijgevoegd. Voorts wijst zij erop dat de facturen verwijzen naar andere voorwaarden, zijnde de ALIB-voorwaarden 1992 zodat op grond van deze alternatieve verwijzing dit niet kan leiden tot toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Voor zover de voorwaarden wel van toepassing zijn, doet [de B.V. 1] een beroep op vernietiging nu zij voor of ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet ter hand zijn gesteld.
6.4.2.Het hof verwerpt deze betogen. Er is slechts één offerte en tussen partijen staat vast dat bij deze offerte de ALIB-voorwaarden 2007 aan [de B.V. 1] ter hand zijn gesteld. In de offerte staat:
“Op onze offertes, leveringen en diensten zijn van toepassing de “Algemene Leveringsvoorwaarden Installerende Bedrijven 2007 (ALIB 2007)” (…) De ALIB voorwaarden zijn bijgevoegd.”
Vervolgens is “conform deze offerte” een overeenkomst tot stand gekomen, hetgeen met zoveel woorden ook blijkt uit de opdrachtbevestiging. In deze bevestiging staat letterlijk dat voormelde voorwaarden van toepassing zijn. Door ondertekening van de opdrachtbevestiging heeft [de B.V. 1] geaccepteerd dat de voorwaarden, de ALIB 2007, onderdeel zijn van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Het enkele feit dat na er het sluiten van de overeenkomst facturen - naar zeggen van [de B.V. 2] geprint op oud briefpapier - zijn verzonden waarin melding wordt gemaakt van de ALIB 1992, doet niet af aan hetgeen partijen eind oktober/begin november 2019 met elkaar zijn overeengekomen. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bestond er tussen partijen geen onduidelijkheid over de vraag welke voorwaarden op de overeenkomst van toepassing waren; van enige alternatieve verwijzing was geen sprake.
6.4.3.Het beroep van [de B.V. 1] op vernietiging van de ALIB-voorwaarden 2007 slaagt evenmin. [de B.V. 1] kende immers de inhoud van deze algemene voorwaarden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nu deze bij de offerte aan haar ter hand waren gesteld.
6.4.4.Grief 1 slaagt niet.
De grieven 2 t/m 4: gebreken, verzuim, ontbinding
6.5.1.In grief 2 heeft [de B.V. 1] betoogd dat de overeenkomst een resultaatsverbintenis aan de zijde van [de B.V. 2] inhield, inhoudende dat zij een werkend besturingssysteem diende te leveren. In grief 3 heeft [de B.V. 1] gesteld dat het besturingssysteem/bedieningspaneel gebreken had en in grief 4 heeft zij betoogd dat zij deze gebreken in eerste aanleg voldoende had onderbouwd, dat zij terecht een beroep kon doen op ontbinding en dat zij terecht schadevergoeding kon vorderen. Zij heeft gesteld dat haar een opschortingsrecht toekomt en dat sprake is van verzuim aan de zijde van [de B.V. 2] .
6.5.2.[de B.V. 2] heeft aangegeven dat zij alle werkzaamheden die zij had geoffreerd, correct heeft uitgevoerd. Het besturingssysteem heeft de “factory acceptance test” zonder gebreken doorlopen en is op 27 november 2019 door [de B.V. 1] opgehaald en in bedrijf genomen. In dat kader heeft [de B.V. 2] nog regiewerkzaamheden uitgevoerd en afgerond. Daarna heeft zij niets meer van [de B.V. 1] gehoord en heeft [de B.V. 1] de factuur voor de regiewerkzaamheden betaald. Vervolgens heeft zij [de B.V. 1] meerdere malen gesommeerd om tot betaling van de openstaande factuur over te gaan, waarop [de B.V. 1] niet heeft gereageerd. Dat er sprake zou zijn van een gebrek heeft [de B.V. 1] nooit aan haar kenbaar gemaakt; [de B.V. 2] is nooit in gebreke gesteld en van de acht gebreken waarop [de B.V. 1] zich nu beroept, heeft zij pas tijdens deze procedure kennis kunnen nemen. Zij heeft de gestelde gebreken/tekortkomingen betwist, heeft gesteld dat [de B.V. 1] niet tijdig heeft geklaagd en heeft een beroep gedaan op schending van de klachtplicht en op de inhoud van de algemene voorwaarden. In artikel 16 ALIB-voorwaarden 2007 is opgenomen dat elke aansprakelijkheid van de technisch aannemer vervalt door verloop van zes maanden vanaf het tijdstip waarop de overeenkomst door oplevering is beëindigd. Tevens staat daarin dat een rechtsvordering uit hoofde van een gebrek niet ontvankelijk is indien de klant niet met bekwame spoed nadat hij het gebrek heeft ontdekt, de technisch aannemer schriftelijk en gemotiveerd in gebreke heeft gesteld.
6.5.3.Naar het oordeel van het hof behoeven de grieven geen bespreking. Ook als deze grieven zouden slagen leidt dit niet tot een andere beslissing. Op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep dient het hof immers (alsnog) alle in eerste aanleg niet behandelde verweren van [de B.V. 2] te behandelen, voor zover deze door het slagen van een grief relevant worden. Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
6.5.4.Het beroep van [de B.V. 2] dat [de B.V. 1] niet tijdig geklaagd heeft over de gestelde gebreken, slaagt. Gelet op dit beroep was het aan [de B.V. 1] om gemotiveerd te stellen op welk moment is geklaagd. Daartoe is zij niet althans onvoldoende overgegaan. Het hof verwijst ter onderbouwing naar de volgende feiten en omstandigheden.
a. [de B.V. 1] heeft de stelling van [de B.V. 2] dat zij eerst tijdens deze procedure kennis heeft genomen van de gestelde acht gebreken, niet betwist. Daarmede staat in rechte vast dat over deze acht gebreken té laat, namelijk eerst bij conclusie van antwoord op 13 januari 2021 is geklaagd, terwijl [de B.V. 1] heeft aangegeven dat deze gebreken al in december 2019 bestonden.
b. [de B.V. 1] heeft voorts gesteld dat zij in december 2019 en januari 2020 aan [de B.V. 2] heeft aangegeven dat het Paneel nog altijd niet werkte. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar haar e-mail van 24 april 2020. In deze e-mail aan [de B.V. 2] staat dat [de B.V. 1] nog steeds bezig is met de proeven en dat [persoon 1] - dit is degene die namens [de B.V. 2] eerder de regiewerkzaamheden heeft uitgevoerd – hiervoor niet is uitgenodigd om de simpele reden dat [de B.V. 2] fors door de begroting is geschoten, wat betreft de kosten. [de B.V. 1] heeft de e-mail afgesloten met de mededeling dat het er verder wel goed uitziet met de droger en zij verwacht het binnen enkele weken het te kunnen afronden. Het hof leest hierin geen klacht in die zin dat het door [de B.V. 2] gemaakte Paneel niet zou werken.
c. Het Paneel is in november 2019 aan [de B.V. 1] geleverd en, voorafgaande daaraan, heeft er een “factory acceptance test” plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [de B.V. 1] weliswaar betwist dat een dergelijke test heeft plaatsgevonden maar het hof passeert deze enkele betwisting, nu [de B.V. 1] wel heeft erkend dat zij door [de B.V. 2] is uitgenodigd voor deze test en dat zij op die uitnodiging is ingegaan. Bovendien maakt de test onderdeel uit van de geoffreerde werkzaamheden (zie ro 6.1. van dit arrest onder d punt 5) en heeft [de B.V. 2] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep uiteengezet waaruit de test heeft bestaan. Deze activiteiten stemmen overeen met de beschrijving van deze werkzaamheid, post 5, in de opdrachtbevestiging. Vervolgens is het Paneel (door [de B.V. 1] ) in de droger geplaatst. Naar het oordeel van het hof heeft aldus de oplevering van het Paneel plaatsgevonden.
d. Daarna heeft [de B.V. 2] , eveneens conform de opdrachtbevestiging, op de locatie bij [de B.V. 1] regiewerkzaamheden verricht. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met [de B.V. 1] , waarbij bijvoorbeeld de bekabeling, de aandrijvingen en de sensoren niet door [de B.V. 2] werden geleverd. De regiewerkzaamheden van [de B.V. 2] zijn eind 2019 geëindigd, waarna daarvoor is gefactureerd en welk factuurbedrag door [de B.V. 1] aan haar is betaald. Het hof oordeelt op grond hiervan dat het enkele feit dat in april 2020 nog proeven werden gedraaid met de droger niet de conclusie rechtvaardigt dat het Paneel niet was opgeleverd of dat er gebreken waren aan het door [de B.V. 2] geleverde Paneel. Dat staat ook niet met zoveel woorden te lezen in de e-mail van 24 april 2020 van [de B.V. 1] en zo heeft [de B.V. 2] dit ook niet begrepen (of behoeven te begrijpen) gelet op haar reactie op diezelfde dag.
e. [de B.V. 1] heeft voorts ter onderbouwing van haar stelling dat zij tijdig heeft geklaagd verwezen naar haar e-mail van 16 oktober 2020. Naar het oordeel van het hof staat hierin evenmin te lezen dat [de B.V. 1] klachten uitte over het door [de B.V. 2] geleverde werk. De e-mail houdt een voorstel in om tot een regeling te komen en onderdeel daarvan is dat [de B.V. 2] nog werkzaamheden zou moeten verrichten aan de kast maar er wordt niet aangegeven op welke werkzaamheden dan wordt gedoeld; [de B.V. 1] zou, bij het aanvaarden van dit voorstel, nog een opgave van deze werkzaamheden doen. Hierin valt, naar het oordeel van het hof, niet te lezen dat het gaat om herstel van reeds verrichte werkzaamheden. Bovendien was de redelijke termijn waarbinnen [de B.V. 1] zou hebben moeten klagen, op dat moment reeds verstreken.
6.5.5.Het hof concludeert dat [de B.V. 1] , in het geval er al sprake zou zijn van enig gebrek, hierover niet tijdig bij [de B.V. 2] heeft geklaagd. Dat zij in december 2019 en januari 2020 al aan [de B.V. 2] zou hebben aangegeven dat het Paneel niet werkte, is door [de B.V. 2] betwist en in het licht van de gehouden “factory acceptance test” en bovenstaande e-mailwisseling niet aannemelijk en bovendien niet ten bewijze aangeboden. Als gevolg van artikel 16 van de algemene voorwaarden is de aansprakelijkheid van [de B.V. 2] vervallen en uit hoofde van artikel 6:89 BW kan [de B.V. 1] op enig gebrek in de prestatie geen beroep meer doen.
6.5.6.De grieven 2 tot en met 4 slagen dan ook niet in die zin dat zij zouden leiden tot een ander dictum.
6.6.1.[de B.V. 1] heeft in grief 5 betoogd dat de rechtbank geen rekening heeft gehouden met het feit dat zij een deel van de nu gevorderde factuur van 4 december 2019 reeds heeft betaald.
6.6.2.Deze grief slaagt niet. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is aan [de B.V. 1] voorgehouden dat het betaalde bedrag exact overeenkomt met de factuur waarbij de regiewerkzaamheden in rekening zijn gebracht. Daarop reageerde [persoon 2] namens [de B.V. 1] dat deze factuur per ongeluk is betaald; dat was niet de bedoeling. Gesteld noch gebleken is dat [de B.V. 2] op de hoogte is gesteld van deze vergissing. [de B.V. 2] mocht er dan ook vanuit gaan dat met deze betaling de factuur van de regiewerkzaamheden werd betaald nu de hoogte van de betaling daarmee overeenkomt. In de vele aanmaningen die [de B.V. 2] aan [de B.V. 1] heeft verzonden, heeft [de B.V. 1] ook nooit aangegeven dat er sprake was van enige vergissing ten aanzien van de toerekening van de betaling.
Het hof wijst er bovendien op dat blijkens het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg mr. Rooijen namens [de B.V. 1] over de factuur van 31 december 2019, de factuur waarbij de regiewerkzaamheden in rekening zijn gebracht, heeft aangegeven: “er is € 12.673 betaald”.
6.6.3.In deze grief heeft [de B.V. 1] gesteld dat het Paneel nooit door [de B.V. 2] is opgeleverd, nu deze nooit heeft gewerkt. Dit deel van de grief slaagt evenmin. Het hof verwijst, ter onderbouwing, naar hetgeen bij de grieven 2 tot en met 4 is overwogen.
De grieven 6 tot en met 8: nevenvorderingen