Parketnummer : 20-002949-22
Uitspraak : 4 september 2023
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 14 december 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-076876-22 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [adres] .
De rechtbank heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep integraal vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsman van de verdachte heeft ter zake het primair tenlastegelegde
(smaadschrift)primair bepleit dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde
(belediging)dient te worden vrijgesproken dan wel dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd en het ook overigens niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2021 tot en met 27 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland
opzettelijk,
de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand,
door telastlegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven,
door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of
door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
immers heeft hij, verdachte, zakelijk weergegeven, op de facebookpagina " [accountnaam] " (een) bericht(en) geplaatst met de tekst:
- " De Wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften en liegen in de raad en ronde" en/of
- " Wethouder [benadeelde] is een professionele pathologische leugenaar." en/of
- " Wethouder [benadeelde] gaat over lijken om zijn leugens te verbergen. Daarvoor gebruikt hij lokale media, zijn loyale GOB leger, de coalitie, de secretaris, heel veel ambtenaren, een complete juridische afdeling en uiteraard Burgemeesters die hem alle ruimte geven om zijn onaantastbare status te behouden."
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2021 tot en met 27 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, in het openbaar bij geschrift, opzettelijk [benadeelde] heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, zakelijk weergegeven, op de facebookpagina '' [accountnaam] '' (een) bericht(en) geplaatst met de volgende tekst:
- '' De wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften en liegen in de raad en ronde'' en/of
- '' Wethouder [benadeelde] is een professionele pathologische leugenaar'' en/of
- '' Wethouder [benadeelde] gaat over lijken om zijn leugens te verbergen. Daarvoor gebruikt hij lokale media, zijn loyale GOB leger, de coalitie, de secretaris, heel veel ambtenaren, een complete juridische afdeling en uiteraard burgemeesters die hem alle ruimte geven om zijn onaantastbare status te behouden''.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van de verdachte heeft op gronden zoals nader in de pleitnota vermeld, ten aanzien van het primair tenlastegelegde bepleit tot nietigverklaring van de dagvaarding. Daartoe is samengevat aangevoerd dat hetgeen in de tenlastegelegde na de gedachtestreepjes 1, 2 en 3 is opgenomen, niet kan worden aangemerkt als telastlegging van een bepaald feit in de zin van artikel 261 Wetboek van Strafrecht(hierna: Sr).De dagvaarding is derhalve innerlijk tegenstrijdig, waardoor deze op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:1989:ZC8250) nietig dient te worden verklaard. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De geldigheid van de dagvaarding wordt onder andere beoordeeld op de duidelijkheid van de tenlastelegging. Gelet op artikel 258, eerste lid, Sv, in samenhang bezien met artikel 261, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering
(hierna: Sv)en de artikelen 348 en 350 Sv, strekt de tenlastelegging ertoe voor zowel de verdachte en het openbaar ministerie als de strafrechter de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. Met het oog daarop dient de dagvaarding ingevolge artikel 261 Sv een opgave te behelzen van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het zou zijn begaan. De dagvaarding dient ingevolge laatstgenoemd artikel tevens de vermelding te behelzen van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. Het gaat er uiteindelijk om of de dagvaarding voldoende duidelijk is, in die zin dat voldoende inzichtelijk is wat de beschuldiging inhoudt waartegen de verdachte zich aldus heeft te verdedigen.
Het hof is van oordeel dat tegen de achtergrond van het dossier voldoende duidelijk is dat het openbaar ministerie met het tenlastegelegde na de drie gedachtestreepjes een invulling heeft willen gegeven aan een bepaald feit, zoals bedoeld in artikel 261 Sr.
Het hof is van oordeel dat de dagvaarding, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en ook overigens, voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 261, eerste lid, Sv.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer.
Vrijspraak van het primair tenlastegelegde
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde (smaadschrift) overweegt het hof als volgt.
De verdachte staat ingevolge hetgeen primair aan hem ten laste is gelegd, terecht ter zake van smaadschrift. Het hof ziet zich bij de beoordeling of de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, mede voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte met het plaatsen van de berichten op Facebook de eer en/of goede naam van de [benadeelde] heeft aangerand door ‘telastlegging van een bepaald feit’. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat sprake is van telastlegging van een ‘bepaald feit’ als bedoeld in artikel 261 Sr, indien het feit op een zodanige wijze is tenlastegelegd dat het een duidelijk te onderkennen concrete gedraging aanwijst. Daarvan is bijvoorbeeld geen sprake indien het ‘feit’ niet het gedrag van de betrokkene betreft maar een eigenschap die hem wordt toegedicht en evenmin, zo het wel gaat om diens gedrag, indien dat gedrag slechts in algemene termen wordt geduid en derhalve niet wordt toegespitst op een voldoende geconcretiseerde gedraging.
Het hof is, met de verdediging, van oordeel dat de berichten in de tenlastelegging, zoals weergegeven onder de drie gedachtestreepjes, niet kunnen worden aangemerkt als op zodanige wijze tenlastegelegde feiten, dat deze één of meer duidelijk te onderkennen concrete gedragingen van [benadeelde] aanwijzen.
Met betrekking tot het eerste gedachtestreepje overweegt het hof in aanvulling daarop als volgt. Uit de uitspraak van de Hoge Raad van 13 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:331) volgt dat het oordeel van het hof, inhoudende dat sprake is van telastlegging van een bepaald feit zoals bedoeld in artikel 261 Sr, niet onbegrijpelijk is, mede in aanmerking genomen dat het bericht niet slechts vermeldt het ‘niet van kleine kinderen af kunnen blijven’, maar ook dat de politie daarvan sinds augustus 2013 op de hoogte is, alsmede in aanmerking genomen dat uit de overige door het hof vastgestelde feiten blijkt dat verdachte ook ter kennis van het publiek heeft gebracht dat aangever haar kind heeft misbruikt. Het hof stelt vast dat de verdachte in onderhavige zaak een bericht op Facebook heeft geplaatst met de tekst “De wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften en liegen in de raad en ronde”. Een nader toespitsen op een meer geconcretiseerde gedraging zoals in de zojuist aangehaalde uitspraak, ontbreekt, waardoor het hof van oordeel is dat geen sprake is van telastlegging van een bepaald feit in de zin van artikel 261 Sr. Het hof zal de verdachte aldus vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 23 april 2021 tot en met 27 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, in het openbaar bij geschrift, opzettelijk [benadeelde] heeft beledigd, immers heeft hij, verdachte, op de facebookpagina '' [accountnaam] '' berichten geplaatst met de volgende tekst:
- '' De wethouder zal zich dan moeten verantwoorden voor valsheid in geschriften en liegen in de raad en ronde'' en
- '' Wethouder [benadeelde] is een professionele pathologische leugenaar'' en
- '' Wethouder [benadeelde] gaat over lijken om zijn leugens te verbergen. Daarvoor gebruikt hij lokale media, zijn loyale GOB leger, de coalitie, de secretaris, heel veel ambtenaren, een complete juridische afdeling en uiteraard burgemeesters die hem alle ruimte geven om zijn onaantastbare status te behouden''.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het proces-verbaal van de districtsrecherche Zuid-West-Limburg, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , inspecteur van politie Eenheid Limburg, gesloten d.d. 19 november 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-49. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.