Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
8.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 12 april 2022;
- het proces-verbaal van de enquête van 29 september 2022;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 14 februari 2023;
- de memories na de enquêtes (inclusief antwoordmemories) van 11 april 2023.
9.De verdere beoordeling
“productierechten”in artikel 9 van de koopovereenkomst werd gedoeld op de ammoniakrechten. Voorts heeft het hof overwogen dat daarbij relevant is dat [geïntimeerde] heeft gesteld dat bij de notaris expliciet over de ammoniakrechten is gesproken en voorts dat [geïntimeerde] heeft gesteld dat bij [appellant] bekend was dat [geïntimeerde] het melkquotum en de varkensrechten vóór het sluiten van de koopovereenkomst reeds had verkocht.
“productierechten”mede ammoniakrechten zijn begrepen, (ii) in de tekst van de koopovereenkomst vermeld staat
“alle”productierechten, (iii) ook uit de handelwijze van partijen blijkt dat zij ervan uitgingen dat de ammoniakrechten onder
“productierechten”vielen en (iv) de getuigen verklaringen hebben afgelegd die het voorgaande ondersteunen.
“productierechten”in artikel 9 van de koopovereenkomst (ook) de ammoniakrechten zijn bedoeld. Het volgende is hiervoor van belang.
“Pas op, er mag geen dier meer staan!”of woorden van gelijke aard of strekking. Voorts heeft [geïntimeerde] toen gezegd dat er destijds door de notaris zou zijn meegedeeld dat de ammoniakrechten uitdrukkelijk niet in de koop waren inbegrepen (vgl. rov. 6.13). [geïntimeerde] heeft een en ander tijdens het getuigenverhoor niet herhaald of anderszins in gelijkluidende zin verklaard. Los hiervan, biedt geen van de getuigenverklaringen steun voor hetgeen [geïntimeerde] op dit punt tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard.
“productierechten”in de koopovereenkomst redelijkerwijs heeft moeten begrijpen dat daarmee (ook) werd gedoeld op de ammoniakrechten. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Uit de getuigenverklaringen leidt het hof af dat voorafgaand en tijdens het sluiten van de koopovereenkomst is gesproken over het melkquotum en de varkensrechten van [geïntimeerde] en dat (in ieder geval) daarom de bepaling in artikel 9 in de koopovereenkomst is opgenomen. Zowel [geïntimeerde] als [appellant] als de vader van [appellant] hebben verklaard dat het de bedoeling was dat deze rechten bij [geïntimeerde] zouden blijven. Onder deze omstandigheden kan niet worden aangenomen dat [appellant] heeft moeten begrijpen dat met de zinsnede
“Uitdrukkelijk niet in de koop begrepen, en derhalve door de verkoper voorbehouden, zijn alle aan het gekochte verbonden productierechten”niet alleen op het melkquotum en de varkensrechten werd gedoeld, maar dat dit ook zag op de ammoniakrechten. Dit volgt ook niet uit het hierin opgenomen woord
“alle”omdat [appellant] hieruit niet heeft hoeven begrijpen, gelet op hetgeen tussen partijen is besproken, dat dit naast het melkquotum en de varkensrechten, ook andere rechten omvatte.
“productierechten”mede ammoniakrechten worden begrepen, zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd, is in zoverre niet relevant, omdat doorslaggevend is welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Datzelfde geldt voor hetgeen [geïntimeerde] aanvoert met betrekking tot de tekst van de hiervoor weergegeven bepaling. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen, [appellant] heeft dit bestreden, dat met
“aan het gekochte verbonden”enkel kan duiden op ammoniakrechten omdat varkensrechten en melkquotum op naam van de landbouwer staan, dan legt dit onvoldoende gewicht in de schaal.
“productierechten”vielen. Deze stellingen van [geïntimeerde] worden onvoldoende ondersteund door bewijsmiddelen. [appellant] heeft verklaard dat toen hij de boerderij van [geïntimeerde] kocht hij de boerderij wilde voortzetten als boerderij. Over de milieuvergunning is gesproken en die is overgegaan naar hem. De vader van [appellant] bevestigt dat [appellant] de boerderij zou overnemen en dat de milieuvergunning met de boerderij mee zou gaan naar [appellant] . Ook het e-mailbericht van [getuige] gericht aan de vader van [appellant] van 5 juni 2019 vermeldt dat de milieuvergunning bij het bedrijf zou blijven,
“mede omdat de koper aan de verkoper had medegedeeld de boerderij verder te willen exploiteren”. De makelaar [makelaar] , die pas na het sluiten van de koopovereenkomst betrokken is geraakt, verklaart dat de koper ( [appellant] ) verder zou boeren op de manier zoals het gebeurde, waarvoor de milieuvergunning nodig was. Aldus is niet komen vast te staan dat [appellant] voorafgaand en bij het aangaan van de koopovereenkomst niet van plan was om een agrarisch bedrijf te exploiteren met de boerderij. Daaruit kan dus ook niet uit worden afgeleid dat partijen ervan uitgingen dat de ammoniakrechten onder
“productierechten”vielen. Bovendien blijkt uit de tekst van de koopovereenkomst (artikel 1) dat daarin is opgenomen dat de koper ( [appellant] ) het gekochte voor hetzelfde doel (gebruik als agrarische woning met bedrijfsgebouwen) gaat gebruiken. Ook de tekst biedt dus geen steun voor de stellingen van [geïntimeerde] .