ECLI:NL:GHSHE:2023:2610

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
200.305.509_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige onder regie van de GI

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2015. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, zijn betrokken bij de procedure. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport van 9 maart 2023 geadviseerd over de invulling van de zorgregeling, waarbij een opbouw van de zorgregeling en een ondertoezichtstelling van de minderjarige is aanbevolen. De ouders hebben ingestemd met dit advies.

Het hof heeft eerder op 24 mei 2022 een beschikking gegeven waarbij de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg is vernietigd voor zover het de oplegging van een dwangsom betreft. Het hof heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de zorgregeling. Na de beschikking van 24 mei 2022 zijn er verschillende documenten ingediend, waaronder het raadsrapport en V-formulieren van beide advocaten. Het hof heeft besloten de beslissing van de rechtbank over de ondertoezichtstelling af te wachten voordat het een definitieve uitspraak doet.

Uiteindelijk heeft het hof op 10 augustus 2023 de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft. Het hof heeft bepaald dat de minderjarige voorlopig bij de vader verblijft één weekenddag per twee weken, met een opbouw naar een weekendregeling per veertien dagen, onder regie van de gecertificeerde instelling. De ouders zijn verantwoordelijk voor de overdracht van de minderjarige en de GI zal betrokken zijn bij de begeleiding van de zorgregeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 augustus 2023
Zaaknummer: 200.305.509/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/290685/ FA RK 21-1349
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.G. van Ek,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.E. van den Heuvel.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

4.De beschikking van 24 mei 2022

Het hof heeft bij mondelinge uitspraak van 24 mei 2022 (schriftelijke uitwerking d.d. 9 juni 2022) de bestreden beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 november 2021 vernietigd voor zover het de oplegging van een dwangsom betreft.
Daarnaast heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen met betrekking tot de invulling van de zorgregeling voor [minderjarige] en daarover te rapporteren en te adviseren.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.

5.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

5.1.
Na de beschikking van 24 mei 2022 zijn bij het hof ingekomen:
- het raadsrapport van 9 maart 2023;
- een V-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 15 maart 2023;
- een V-formulier met een brief van de advocaat van de vader d.d. 16 maart 2023.
5.2.
De raad adviseert in het rapport van 9 maart 2023, kort gezegd, een opbouw van de zorgregeling te bepalen (hierna nader uiteengezet onder 6.2.) en een ondertoezichtstelling van [minderjarige]. De raad heeft daarbij kenbaar gemaakt dat hij een verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] zal indienen bij de kinderrechter.
De moeder en de vader hebben het hof bij voormelde brieven van 15 en 16 maart 2023 te kennen gegeven dat zij akkoord zijn met het advies van de raad.
5.3.
Gezien het besluit van de raad om een ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verzoeken en de instemming van partijen met het raadsadvies, heeft het hof bij brief van 3 april 2023 aan partijen en de raad bericht dat het hof eerst de beslissing van de rechtbank over de ondertoezichtstelling afwacht. Het hof heeft de raad verzocht zodra die beslissing bekend is, het hof hierover te berichten. Bij die brief is verder kenbaar gemaakt dat het hof voornemens is om daarna overeenkomstig het raadsadvies te beslissen.
5.4.
Nadien is bij het hof ingekomen:
- een brief van de raad d.d. 13 april 2023 met de beschikking van de kinderrechter over de ondertoezichtstelling van [minderjarige], uitgesproken op 24 maart 2023 en op schrift gesteld op 12 april 2023.
5.5.
Bij brief van 12 mei 2023 heeft het hof partijen bericht dat het hof uitspraak zal gaan doen. Daarbij is kenbaar gemaakt dat een rechterswisseling zal plaatsvinden en dat partijen binnen twee weken kunnen reageren, bij gebreke waarvan het hof ervan uitgaat dat partijen afstand doen van het recht om in verband met een rechterswisseling een nadere mondelinge behandeling te verzoeken.
Hierop heeft het hof geen reactie ontvangen.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Ter verdere beoordeling ligt voor de invulling van de zorgregeling voor [minderjarige].
6.2.
De raad heeft in zijn raadsrapport van 9 maart 2023 geadviseerd dat in het belang van [minderjarige] de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder als volgt worden verdeeld:
- de vader zorgt voorlopig om het weekend een dag voor [minderjarige] van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de gezinsvoogd meedenkt in het kiezen van de zaterdag of zondag, een voor [minderjarige] rustige dag in vaders gezin en het samen met de vader en [minderjarige] structureren van de dag, zodat beiden meer houvast hebben bij de invulling dan tot nu;
- de vader haalt [minderjarige] bij de moeder op en de moeder haalt [minderjarige] bij de vader op;
- het is de verantwoordelijkheid van beide ouders dat de overdracht goed verloopt en dat het contactmoment doorgaat;
- indien bij de overdracht de hulp nodig is van partners en/of hulpverlening dan worden deze derden ingezet;
- onder regie van de gezinsvoogd wordt de ontwikkeling van [minderjarige] en daardoor haar tempo gevolgd, waarbij de raad vooralsnog van mening is dat het contact binnen het jaar van de uitsproken ondertoezichtstelling opgebouwd wordt naar een weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur.
De raad acht een uitgebreidere contactregeling momenteel niet in het belang van [minderjarige], nu het zicht ontbreekt op de oorzaken van de problematiek van [minderjarige] en op hoeveel wisselingen en overgangen zij aankan en nu de samenwerking van de ouders eerst weer constructieve vormen moet gaan aannemen.
6.3.
Beide partijen stemmen in met het advies van de raad.
6.4.
Het hof overweegt als volgt.
6.4.1.
De raad is in zijn advies over de zorgregeling uitgegaan van een ondertoezichtstelling van [minderjarige]. Inmiddels heeft de kinderrechter bij beschikking van 24 maart 2023, op verzoek van de raad, [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de certificeerde instelling; afgekort: de GI) tot 24 maart 2024.
6.4.2.
Nu de ouders instemmen met de door de raad geadviseerde voorlopige zorgregeling en opbouw naar een weekendregeling per veertien dagen onder regie van de GI, en ook met de geadviseerde regeling voor het halen en brengen van [minderjarige], en nu voor het overige niet is gebleken van beletselen om het advies van de raad op te volgen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover het de zorgregeling betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende, bepalen als hierna is vermeld.
Hetgeen meer of anders is verzocht zal het hof afwijzen.

7.De verdere beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 5 november 2021, voor zover het de daarbij bepaalde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft,
en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats], dat:
- [minderjarige] voorlopig bij de vader verblijft één weekenddag per twee weken van 10.00 uur tot 17.00 uur, waarbij de GI meedenkt in het kiezen van de zaterdag of de zondag en het structureren van de dag,
- het verblijf van [minderjarige] bij de vader wordt opgebouwd naar een weekend per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, welke opbouw onder regie van de GI plaatsvindt en waarbij de ontwikkeling en het tempo van [minderjarige] leidend is,
met bepaling dat de vader [minderjarige] ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige] ophaalt bij de vader;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 10 augustus 2023 door mr. H. van Winkel in tegenwoordigheid van de griffier.