6.2.Reaal heeft daartoe de volgende getuigen laten horen:
- [geïntimeerde] (geïntimeerde);
- de echtgenote van geïntimeerde;
- de broer van geïntimeerde;
- [persoon C] (opsteller van het deskundigenrapport aan de zijde van [geïntimeerde] ; productie 17 bij dagvaarding eerste aanleg);
- [persoon D] (opsteller van deskundigenrapport MVOA aan de zijde van Reaal; productie 18 bij conclusie van antwoord eerste aanleg);
- [persoon E] (opsteller van deskundigenrapport MVOA aan de zijde van Reaal) en
- [persoon B] (opsteller van deskundigenrapport CED aan de zijde van Reaal, productie 27 Reaal eerste aanleg).
6.3.1.Reaal stelt dat zij heeft bewezen dat [geïntimeerde] de aanrijding in scene heeft gezet. Zij wijst daarbij op (samengevat):
- tegenstrijdigheden in en onvolledigheden van verklaringen van [geïntimeerde] zelf,
- tegenstrijdigheden tussen verklaringen van [geïntimeerde] en informatie van/over [persoon A] ;
- de volgende omstandigheden:
het is een feit van algemene bekendheid dat huurauto’s regelmatig worden gebruikt om verzekeraars op te lichten met in scene gezette aanrijdingen;
[persoon A] huurde de bestelbus voor slechts één dag en kocht tegen een zeer hoge prijs het eigen risico ingeval van schade volledig af. [persoon A] huurde de bestelbus voor één dag voor een prijs van € 90,00 waarbij hij tegen contante betaling van € 149,19 (ruim anderhalf keer de huurprijs) het volledige eigen risico ingeval van schade afkocht;
de verklaringen van [persoon A] over de door hem afgelegde route met de bestelbus tijdens de huurperiode stroken niet met het rittenregistratiesysteem uit de bestelbus;
uit de GPS-gegevens van de bestelbus is gebleken dat [persoon A] op de dag van de aanrijding en op de dag erna in totaal drie keer op het parkeerterrein voor de woonwinkel van [geïntimeerde] is geweest;
[persoon A] had geen (aannemelijke) verklaring voor zijn herhaaldelijke aanwezigheid op het parkeerterrein voor de woonwinkel van [geïntimeerde] ;
[persoon A] had geen (aannemelijke) verklaring voor zijn aanwezigheid en rijgedrag op de locatie van de aanrijding;
van de aanrijding zijn geen onafhankelijke getuigen;
- de bevindingen van de deskundigen [persoon C] en [persoon E] (beiden ongevallenanalisten) waaruit de conclusie volgt dat [geïntimeerde] nimmer een verklaring heeft afgelegd die strookt met de bevindingen uit de technische onderzoeken over de aanrijding en als onderdeel daarvan onder meer de zogeheten botshoek;
- de bevindingen van CED dat de dorpelschade al aanwezig was voor de aanrijding.
6.3.2.Over de verklaringen van [geïntimeerde] heeft Reaal verder nog het volgende aangevoerd. [geïntimeerde] heeft onvolledige gegevens verstrekt waardoor Reaal zich in eerste instantie geen beeld kon vormen van de toedracht van het ongeval:
- [geïntimeerde] wist niet meer waar hij op de dag van de aanrijding is geweest;
- hij wist niet hoe het komt dat er schade aan de dorpel van zijn auto is ontstaan;
- hij wist niet waarom hij op de ongevalslocatie was;
- hij wist niet (meer) vanuit welke richting hij de rotonde op kwam rijden;
- hij wist niet hoe de aanrijding precies is ontstaan;
- hij wist niet waar op de rotonde de aanrijding precies plaatsvond;
- hij wist niet of hij wel of niet helemaal stil stond voor de aanrijding;
- hij wist niet meer of de weergave van de aanrijding op het schadeformulier wel precies klopte en
- hij wist niet waar de voertuigen stonden na de aanrijding en of deze tegen elkaar aanstonden.
Daarnaast stelt Reaal dat [geïntimeerde] op meerdere punten onjuist heeft verklaard:
- hij heeft tot tweemaal toe onjuist verklaard over zijn rijroute en rijrichting vlak voor het ongeval;
- de stelling dat hij vlak voor het ongeval door remmen tot stilstand zou zijn gekomen wordt weersproken door de verklaring van [persoon A] en strookt niet met de resultaten van technisch onderzoek;
- [geïntimeerde] verklaarde dat [persoon A] zijn vrouw niet kende, terwijl dit wel het geval was.
6.3.3.Reaal stelt verder dat op grond van de verklaringen en ritregistratie van het gehuurde busje het volgende vast is komen te staan:
- [geïntimeerde] heeft geen foto's gemaakt van de stand van de auto’s direct na het ongeval;
- [geïntimeerde] stelt zich niet te kunnen herinneren waar de auto’s precies stonden en of zij na de aanrijding tegen elkaar aan stonden;
- [geïntimeerde] en [persoon A] hebben afwijkend verklaard over de houding van [persoon A] direct na het ongeval;
- De verklaring van [geïntimeerde] dat zij de voertuigen in de berm naast de rotonde hebben verplaatst, strookt niet met gegevens van de ritregistratie waaruit blijkt dat het Bo-Rent busje minstens twee maal is verplaatst;
- Hoewel beide bestuurders verklaren dat zij geen aanrijdingsformulier bij zich hadden, staat het vast dat [persoon A] wél over een aanrijdingsformulier beschikte;
- [persoon A] is ongeveer een uur bij [geïntimeerde] thuis geweest. Dit strookt niet met de verklaring van [persoon A] dat hij direct na het invullen van het aanrijdingsformulier terug was gereden naar zijn huis;
- Hoewel [geïntimeerde] verklaarde dat zijn vrouw [persoon A] niet kende, blijkt uit de verklaring van [persoon A] dat hij de vrouw van [geïntimeerde] wél kende. Nu gebleken is dat [persoon A] en de vrouw van [geïntimeerde] vrienden zijn op facebook, moet worden aangenomen dat [geïntimeerde] op dit punt niet in lijn met de waarheid verklaarde;
- Bovendien staat vast dat [persoon A] deel uit maakt(e) van de vriendengroep van de broer van [geïntimeerde] en dat [persoon A] dus deel uitmaakt van de sociale kring van [geïntimeerde] ;
- [persoon A] is ook de dag na het ongeval met het Bo-Rent busje niet bij zijn oude woning geweest. Daarmee staat vast dat het busje nooit gebruikt is om spullen te verhuizen. Daaruit kan worden afgeleid dat [persoon A] kennelijk geen ander doel had voor het huren van het busje dan het veroorzaken van een geplande aanrijding;
- [persoon A] is op de dag na het ongeval wederom op het adres van de meubelwinkel van [geïntimeerde] geweest. Daarvoor kon hij geen duidelijke verklaring geven.
6.4.1.Het hof overweegt dat voornoemde botshoek niet in geschil is tussen partijen en als volgt is weergegeven in het rapport van MVOA:
6.4.2.Verder staat het volgende in het MVOA-rapport op pagina 12:
Mocht de Mercedes 380SE op de rotonde zijn gebleven (zoals geschetst) dan past de uit het
schadebeeld aan te houden botshoek (haaks) ook weer niet bij een te verwachten te volgen
baan van of de Mercedes 380 SE (rijdend op de rotonde) of de Mercedes Sprinter (de rotonde
oprijdend). Zie de voorbeelden hieronder.
6.4.2.De conclusies in het MVOA-rapport luiden als volgt (pagina 13):
6.5.1.[persoon C] heeft tijdens zijn verhoor het volgende verklaard over de snelheid:
“U wijst mij op pagina 5 van mijn rapport: “Kijkend naar de ontstane schade aan beide voertuigen kan er vanuit gegaan worden dat de Sprinter met een snelheid van ca 20 a 30 km/u tegen de rechter flank van de Mercedes 380 is gebotst. In de flankschade van de Mercedes 380 zie ik nauwelijks langkrassen die te verwachten zijn als dit voertuig een (voor
de situatie ter plaatse normale) voorwaartse snelheid zou hebben gehad. Vooralsnog kan er
op basis van de flankschade vanuit worden gegaan dat dit voertuig met een (zeer) langzame snelheid gereden heeft dan wel heeft stil gestaan.” En u wijst mij op de verklaring die [geïntimeerde] gister als getuige heeft afgelegd, namelijk dat hij zacht reed op de rotonde en dat hij na het remmen, op het moment van de aanrijding, nagenoeg stil stond. In dat geval moet de Oldtimer tussen de 0 5 en maximaal 10 kilometer per uur hebben gereden op het botsmoment om het gebrek aan de langsschade mogelijk te maken. Een ongeval op deze manier zou kunnen als iemand helemaal niet op let.”
6.5.2.Over de botshoek verklaarde [persoon C] als volgt:
“In mijn figuur 2 heb ik de situatie van de aanrijding getekend waarbij een volledige haakse hoek nodig is. Als de bestelwagen rechtsaf wilde rijden zou je verwachten dat de hoek van de aanrijding kleiner zou zijn geweest. De hoek die nu naar voren komt, komt mij minder aannemelijk voor met de gestelde toedracht die blijkt uit de afgelegde verklaringen van de bestuurders. Dat de bestuurder van de bus rechtsaf wilde en de bestuurder van de Oldtimer rechterdoor wilde op de rotonde zou betekenen dat de bestuurder die rechtsaf wilde zijn wielen wat had ingedraaid. De botshoek waarvan hier sprake is betekent dat de bestuurder van de bus volledig rechtdoor is gereden. Als de bestuurder van de bus naar rechts had ingestuurd was het ongeval op deze manier niet gebeurd. Om de haakse hoek schade mogelijk te maken had indien de bestelbus naar rechts had ingestuurd ook de Oldtimer naar rechts moeten insturen en dat past weer niet in de door de bestuurders gestelde toedracht en daarmee bedoel ik dat de Oldtimer rechterdoor wilde gaan. In deze laatste variant van toedracht zou je een situatie verwachten zoals getekend op pagina 12 van het rapport MVOA op de linker foto en die situatie strookt niet met het SAF. Het SAF correspondeert met de rechter foto pagina 12 MVOA.”