5.7.Op grond van artikel 150 Rv moeten [appellanten] voldoende feiten en omstandigheden stellen en, bij betwisting, bewijzen waaruit volgt dat de betreffende woning bij de eigendomsoverdracht niet de feitelijke eigenschappen had die nodig zijn voor een normaal gebruik als woning.
5.8.1.[appellanten] hebben in eerste aanleg gesteld dat in de voorgevel boven de erker van (zo begrijpt het hof) de slaapkamer de spouwmuur scheurvorming vertoonde en dat na het verwijderen van de betimmeringen een samengestelde ligger zichtbaar werd. Volgens hen moet de ligger het bovenliggend metselwerk en de verdiepingsvloer opvangen, maar is uit een inspectie door BouwDock ter plaatse gebleken dat de ligger alleen de binnenmuur ondersteunt. Daarnaast heeft BouwDock geconstateerd dat de ligger ondeugdelijk is en niet volgens de nu en toen geldende bouweisen is aangebracht, dat de ligger uit verschillende delen bestaat en niet door een berekening kan worden getoetst en dat de oplegging van de ligger circa 4 cm is terwijl deze minimaal 10 cm moet zijn, aldus [appellanten] Zij hebben verder gesteld dat ook scheurvorming is waargenomen bij de tweede erker in de woonkamer en dat bij beide erkers de borstwering en de fundering moet worden vervangen.
5.8.2.[geïntimeerde] heeft echter tegen het voorgaande gemotiveerd verweer gevoerd.
Zij heeft in de eerste plaats betwist dat de ligger het bovenliggende metselwerk en de verdiepingsvloer moet opvangen. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat beide erkers los tegen de bestaande buitengevel zijn ge-/herbouwd en enkel een esthetische en geen constructieve functie hebben en dat de voorgevel en binnenmuur al sinds de bouw in 1928 onafhankelijk van elkaar worden ondersteund door afzonderlijke betonnen lateien. [geïntimeerde] heeft dit onderbouwd met foto’s van de voorgevel door de jaren heen en van de constructietekening bij de omgevingsvergunning.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] naar voren gebracht dat de ligger weliswaar is samengesteld uit twee delen maar dat deze delen wel één sterk geheel vormen en dat niets doet vermoeden dat de ligger niet opgewassen is tegen het daarop rustende gewicht.
[geïntimeerde] heeft verder contra-expertise laten verrichten door ZNEB. Deze constateert in haar rapport van 7 april 2020 dat de ligger wel voldoende opleglengte heeft, dit illustrerend aan de hand van foto’s, dat BouwDock geen berekeningen ten grondslag heeft gelegd aan haar conclusie dat de ligger ondeugdelijk is, terwijl dit wel mogelijk was, en dat zonder aanvullende berekening niet kan worden aangetoond dat de ondersteuning dan wel lateiwerking van het metselwerk boven de erkerconstructie niet aan de minimaal daaraan te stellen eisen voldoet.
Volgens [geïntimeerde] is de scheurvorming dan ook niet te wijten aan een gebrekkige constructie van de woning, maar ligt meer voor de hand dat deze is veroorzaakt door trillingen van het drukke verkeer dat tot de komst van de rondweg langs de woning reed, door werking in de nieuwe materialen van de erkers ten opzichte van de al bestaande buitengevel en/of door de ingrijpende verbouwingswerkzaamheden die [appellanten] na levering van de woning hebben laten verrichten.
5.8.3.Voorts had het op de weg van [appellanten] gelegen om hun verwijten aan [geïntimeerde] nader te onderbouwen. Zij volstaan echter ook in hoger beroep met de enkele mededeling dat zij blijven bij het rapport van BouwDock en dat er een deskundige ingeschakeld moet worden, omdat de door partijen ingeschakelde deskundigen tegengestelde standpunten innemen.
5.8.4.Gelet op voornoemd uitgebreide verweer van [geïntimeerde] kan naar het oordeel van het hof niet enkel op basis van het rapport van BouwDock worden geconcludeerd dat de erkers een gebrek vertonen, laat staan van een gebrek dat het normale gebruik als woning belemmert. Daarvoor zijn de bevindingen van BouwDock onvoldoende toegelicht. Dit geldt temeer, nu [appellanten] niet hebben weersproken dat de erkers los tegen de bestaande buitengevel zijn herbouwd en enkel een esthetische functie hebben en scheurvorming ook kan zijn ontstaan door trillingen van langsrijdend verkeer, de werking van de erkers ten opzichte van de oudere buitengevel en/of door [appellanten] verrichte verbouwingswerkzaamheden. [appellanten] hebben tijdens de comparitie in eerste aanleg ook verklaard dat de ligger pas zichtbaar is geworden door hak- en breekwerk. BouwDock legt onder meer niet uit waarom de omstandigheid dat de ligger uit meerdere delen bestaat, maakt dat de ligger ondeugdelijk is en legt geen berekeningen aan haar conclusie ten grondslag. Zij geeft aan dat de ligger niet door een berekening kan worden getoetst, maar licht niet toe waarom niet. Verder is met het rapport van BouwDock niet onderbouwd dat de ligger, als die al ondeugdelijk is, de woning onveilig maakt en het woongenot wezenlijk aantast en daarmee in de weg staat aan een normaal gebruik van de woning. BouwDock concludeert weliswaar dat sprake is van een bouwgebrek dat de bewoonbaarheid aantast, maar op welke wijze en in welke mate laat zij in het midden. [appellanten] voeren zelf ook geen feiten of omstandigheden aan waaruit de belemmering van het normale gebruik als woning blijkt. In ieder geval volgt uit het rapport niet dat, zoals [appellanten] menen, vervanging van borstwering en fundering van beide erkers noodzakelijk is. Ten aanzien van de erker in de slaapkamer wordt dit niet geadviseerd (volgens BouwDock moet de ligger worden vervangen door een samengestelde hoeklijn). Ten aanzien van de erker in de woonkamer spreekt BouwDock in het rapport enkel een vermoeden uit dat de fundatie van de erker is gaan verzakken, maar waarop zij dit baseert, licht zij niet toe en nader onderzoek is hiernaar niet verricht.
5.8.5.De omstandigheid dat [geïntimeerde] in de bij de koopovereenkomst behorende vragenlijst heeft aangegeven dat er geen (gerepareerde) scheuren/beschadigingen in/aan de gevels aanwezig zijn, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de mededelingen in de vragenlijst een informatieve strekking hebben en van algemene aard zijn: de verkoper deelt de koper mee wat hem bekend is over de woning. In dit geval volgde uit het antwoord van [geïntimeerde] dat zij niet bekend was met de aanwezigheid van scheuren in de gevel. [appellanten] hebben deze mededeling, mede gelet op de ouderdom van de woning, redelijkerwijs niet mogen opvatten als een garantie dat er geen scheuren in de woning aanwezig zouden zijn.
5.9.1.[appellanten] hebben daarnaast gesteld dat de binnenzijde van de kapconstructie is aangetast door houtworm. Ter onderbouwing daarvan hebben zij een offerte van OBI Property Care van 15 januari 2020 overgelegd.
5.9.2.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat zij op de hoogte was of had kunnen zijn van de aantasting van de kapconstructie met houtworm. Zij betwist daarnaast dat de aanwezigheid van houtworm een gebrek oplevert dat het normaal gebruik van de woning belemmert.
5.9.3.Het hof stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat er aantasting door houtworm in de woning is vastgesteld. Naar het oordeel van het hof heeft [appellanten] tegenover het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde] echter onvoldoende onderbouwd dat de aanwezigheid van houtworm het normaal gebruik van de woning in de weg staat. Uit de offerte van OBI Property Care volgt niet meer dan dat er houtworm is aangetroffen in onder meer de binnenzijde van de kapconstructie en dat deze kan worden behandeld. Uit de offerte kan niet worden afgeleid dat de aantasting door houtworm zo ernstig was dat de woning niet veilig en met een bepaalde mate van duurzaamheid kon worden bewoond. [appellanten] hebben zelf ook geen feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan dit moet worden geconcludeerd. Daar komt bij dat gelet op de ouderdom van de woning (ten tijde van de levering 90 jaar) [appellanten] redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij mogelijk in de loop van de tijd maatregelen zouden moeten nemen om de geschiktheid van de woning voor normaal/veilig gebruik te handhaven en/of te verbeteren en rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat op enig moment kon blijken van aantasting door houtworm. Weliswaar heeft [geïntimeerde] de vraag of de woning is aangetast door houtworm, boktor, ander ongedierte of zwam met ‘nee’ beantwoord, maar [geïntimeerde] heeft hiertegen ingebracht dat zij niet wist en ook niet kon weten dat wél sprake was van aantasting door houtworm. [appellanten] hebben ook niet weersproken dat de houtworm pas zichtbaar was nadat er plafonddelen waren weggehaald.
Ontbreken aansluiting van bijkeuken en kas op riool
5.10.1.[appellanten] hebben verder gesteld dat de bijkeuken en de kas niet waren aangesloten op het riool en er daardoor sprake was van wateroverlast. Zij hebben [geïntimeerde] verweten dat zij de vragenlijst ook op dit punt onjuist heeft ingevuld.
5.10.2.[geïntimeerde] heeft het voorgaande gemotiveerd bestreden. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat als er al in de bijkeuken en de kas geen aansluiting was op het riool, zij hiervan niet op de hoogte was en dat er voorafgaande aan de levering in ieder geval geen wateroverlast was. Volgens haar liepen de putjes goed door.
5.10.3.Tegenover dat verweer hebben [appellanten] hun stellingen op dit punt evenmin voldoende onderbouwd. Ook in hoger beroep blijft onduidelijkheid bestaan over de ernst en omvang van de door [appellanten] gestelde wateroverlast. Zij volstaan met de enkele mededeling dat sprake was van ‘vrij gutsend water’. [appellanten] hebben verder geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou volgen dat zij als gevolg van de ontbrekende riolering bij de bijkeuken en de kas geen normaal gebruik hebben kunnen maken van de woning.
5.10.4.Ook hier geldt dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] in de vragenlijst heeft aangegeven dat de woning is aangesloten op het riool niet maakt dat [geïntimeerde] haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen. Zoals hiervoor overwogen, is de vragenlijst niet meer dan een middel waarmee de verkoper de koper meedeelt wat hem bekend is over de woning. [appellanten] hebben niet weersproken dat [geïntimeerde] niet wist dat de bijkeuken en de kas niet waren aangesloten op het riool. Daar komt bij dat tussen partijen niet in geschil is dat de woning voor het overige wel is aangesloten op het riool. Gelet hierop kan ook niet worden gezegd dat [geïntimeerde] de vragenlijst op dit punt geheel onjuist heeft ingevuld.
Toegankelijkheid kruipruimte
5.11.1.Volgens [appellanten] heeft de rechtbank ten onrechte het niet bereikbaar zijn van de
kruipruimte niet gekwalificeerd als een gebrek dat een normaal gebruik van de woning in de weg staat.
5.11.2.Ook hiertegen heeft [geïntimeerde] gemotiveerd verweer gevoerd, inhoudende dat zij ten tijde van de levering van de woning aan [appellanten] niet wist dat zich onder de woonkamer nog een kruipruimte bevond en dat het gegeven dat een woning geen of een niet/slecht toegankelijke kruipruimte heeft die woning nog niet ongeschikt maakt voor normaal gebruik.
5.11.3.Het hof stelt vast dat niet in geschil is dat een beperkt deel van de kruipruimte onder de woonkamer niet toegankelijk is (althans niet zonder verder breekwerk in de vloer van de woonkamer of door de wand van de kelder). Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] tegenover het verweer van [geïntimeerde] ook in hoger beroep niet, althans onvoldoende onderbouwd dat dit een gebrek oplevert dat normaal gebruik van de woning belemmert. Dat een kruipruimte een wezenlijk onderdeel van een woonhuis vormt en altijd bereikbaar moet zijn en blijven, wat daarvan ook zij, is daarvoor onvoldoende.
5.11.4.Gelet op hetgeen hiervoor al is overwogen over de vragenlijst, maakt de omstandigheid dat [geïntimeerde] in de vragenlijst heeft aangegeven dat de kruipruimte toegankelijk was, het voorgaande niet anders. Bovendien geldt ook hier dat [geïntimeerde] de vraag niet (geheel) onjuist heeft beantwoord, aangezien als onweersproken vast staat dat er nog een andere kruipruimte onder de woning is die wel toegankelijk is, te weten de kruipruimte aangrenzend aan de kelder.