3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[X catering B.V.] exploiteert een cateringbedrijf. Enig bestuurder en aandeelhouder van [X catering B.V.] is sedert 31 augustus 2018 [persoon A] .
[X B.V.] exploiteerde een administratiekantoor. [persoon B] (verder: [persoon B] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van [X B.V.] . Deze B.V. heeft volgens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel ook de handelsnaam [X Advies] . [persoon B] heeft daarnaast ook een eenmanszaak (gevoerd) onder de naam [X Advies] . [persoon B] heeft boekhoud- en administratieve werkzaamheden voor [X catering B.V.] verricht.
[X beheer B.V.] (verder: [X beheer B.V.] ) exploiteert een administratiekantoor. Enig bestuurder en aandeelhouder van [X beheer B.V.] is [persoon C] (verder: [persoon C] ). Blijkens het uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel van 14 januari 2021 hanteert ook [X beheer B.V.] de handelsnaam ‘ [X Advies] ’.
Bij een daartoe op 30 november 2018 gesloten overeenkomst zijn [X beheer B.V.] en [persoon B] overeengekomen dat [X beheer B.V.] de activiteiten van [X Advies] zou overnemen per 1 januari 2019. Als over te nemen ‘actief van het kantoor’ wordt in artikel 1.2 van de koopovereenkomst verwezen naar een aan [X beheer B.V.] overhandigde cliëntenlijst. [X catering B.V.] staat op die lijst.
Ten behoeve van [X catering B.V.] zou een NOW-1 subsidie worden aangevraagd. De aanvraag moest vóór 5 juni 2020 door het UWV zijn ontvangen.
Op 24 juli 2020 heeft [persoon B] een e-mail gezonden aan het UWV. Hierin schrijft [persoon B] het navolgende:
“In navolging van uw verzoek ontvangt u deze mail, zoals u kunt zien wordt deze ook gezonden aan de directie van [X catering B.V.] .
Omdat er een dispuut was tussen mijn collega en de directie van [X catering B.V.] is een kopie van de aanvraag niet meer voorhanden. De aanvraag is wel ingediend, maar voor zover we nu weten niet door u ontvangen.
De directie van [X catering B.V.] en zijn medewerkers worden nu de dupe van onmin van twee volwassen mensen die deze ruzie te laat hebben onderkent en opgelost.
Ik wil u verzoeken (het is een smeekbede) ons de kans te geven op welke wijze dan ook, zonder gebruikmaking van een kopie-aanvraag, de noodzaak en de behoefte van deze financiële ondersteuning aan te tonen, wat ons betreft behoort een bezoek aan uw kantoor ook tot de mogelijkheden.
De directie van [X catering B.V.] en de Directie van [X Advies] zou u zeer erkentelijk zijn.”
Het UWV heeft dit verzoek bij brief van 12 augustus 2020 afgewezen, omdat de aanvraag te laat was ontvangen. Het daartegen gerichte bezwaar is ongegrond verklaard.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [X catering B.V.] in eerste aanleg, na vermeerdering van eis bij akte van 14 oktober 2021, hoofdelijk van [X B.V.] en [X beheer B.V.] – zakelijk weergegeven – op grond van een daartoe te geven verklaring voor recht de betaling van € 19.612,= als vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van het tekortschieten van [X B.V.] en [X beheer B.V.] bij het aanvragen van de NOW-1 subsidie. [X B.V.] heeft dit onderbouwd door te stellen dat “ [X B.V.] ” heeft verzuimd deze subsidie tijdig, vóór 5 juni 2020 aan te vragen.
3.2.2.[X B.V.] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. Voor zover in hoger beroep van belang, komt het hof daar in het navolgende op terug.
3.2.3.Nadat in het tussenvonnis van 3 juni 2021 een comparitie van partijen was gelast en deze ook was gehouden, heeft de kantonrechter in het bestreden eindvonnis van 12 mei 2022 voor recht verklaard dat [X B.V.] aansprakelijk is voor het niet tijdig doen van de NOW-1 aanvraag en dat [X B.V.] aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Vervolgens heeft de kantonrechter [X B.V.] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.200,= aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf 4 december 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, alsmede tot betaling van een bedrag van € 180,= aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening. Ten slotte is [X B.V.] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [X catering B.V.] , begroot op een bedrag van € 2.595,67, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW hierover vanaf de 15e dag na betekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening, en tot betaling van nakosten. Het meer of anders door [X catering B.V.] gevorderde is afgewezen.
3.3.1.[X B.V.] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [X catering B.V.] met veroordeling van [X catering B.V.] tot terugbetaling van al hetgeen [X B.V.] ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft voldaan aan [X catering B.V.] te vermeerderen met rente en met veroordeling van [X catering B.V.] in de proceskosten van beide instanties met nakosten en eveneens te vermeerderen met rente.
3.3.2.[X catering B.V.] heeft in hoger beroep geen verweer gevoerd.