In deze zaak gaat het om de ontbinding van een huurovereenkomst tussen [appellante] en Stichting Wooninc. De huurovereenkomst betreft een standplaats voor een woonwagen, verhuurd aan [appellante] en [persoon A]. Op 17 december 2020 ontdekte de politie een hennepkwekerij met 145 planten in een berging op de standplaats, wat leidde tot de vordering van Wooninc om de huurovereenkomst te ontbinden. [appellante] betwistte dat zij op de hoogte was van de hennepkwekerij en voerde aan dat haar persoonlijke omstandigheden, zoals haar hoge leeftijd en medische situatie, de ontbinding niet rechtvaardigden.
Het hof oordeelde dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleverde. Het hof vond het niet aannemelijk dat [appellante] geen weet had van de hennepkwekerij, gezien de sterke henneplucht die door de politie was gerapporteerd. Bovendien had [appellante] als goed huurder de verplichting om toezicht te houden op het gebruik van de berging. Het hof concludeerde dat de persoonlijke omstandigheden van [appellante] niet opwogen tegen het belang van Wooninc bij het handhaven van de kwaliteit van de woonomgeving. De grieven van [appellante] werden verworpen en het hof bekrachtigde het eerdere vonnis van de rechtbank, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.