Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is, zakelijk weergegeven, door en namens [appellant 1] en [appellant 2] nog het navolgende aangevoerd. Er is bij eerdere verhoren onder ede gelogen door getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] . Allen hebben zij immers beweerd dat er nimmer een bespreking in de tuin van [geïntimeerde 2] heeft plaatsgevonden en dat [geïntimeerde 2] geen enkele rol heeft gespeeld bij hun vertrek naar [betrokkene 1] BV. Ook [geïntimeerde 2] zelf heeft dat gesteld. Aldus hebben allen meineed gepleegd nu zulks immers wel degelijk het geval is geweest.
[appellant 1] heeft een vordering jegens [geïntimeerde 2] op basis van haar aandeelhoudersovereenkomst. Dat is iets anders dan de managementovereenkomst, waar de rechtbank haar oordeel op gebaseerd heeft. De negatieve financiële gevolgen van het handelen van [geïntimeerde 2] zijn voor [appellant 1] en [appellant 2] ook aanzienlijk te noemen. Daarbij komt dat er een vermoeden bestaat dat [geïntimeerde 2] ook al vóór, tijdens en na “de coup” contact heeft gehad met de grootste klanten van [appellant 2] . Daarnaast was het [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] op grond van artikel 6 lid 2 en 3 van de aandeelhoudersovereenkomst verboden om deel te nemen aan andere, concurrerende ondernemingen, maar ook dat is waarschijnlijk wel gebeurd in de vorm van deelname aan [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 1] BV.
Het handelen van [geïntimeerde 2] is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, vandaar het beroep op 2:8 en 2:9 BW. Er is sprake van bestuurlijke aansprakelijkheid want [geïntimeerde 2] was feitelijk leidinggevende. Hij heeft ook onredelijk en onbillijk ten opzichte van [appellant 2] gehandeld door zich niet te houden aan afspraken over het terugbetalen van de rekening-courant. Daar zou [geïntimeerde 2] in een voorlopig getuigenverhoor over kunnen verklaren. Ook over zijn arbeidsongeschiktheid. Hij heeft een managementvordering op [appellant 2] en hij dient verzekerd te zijn tegen arbeidsongeschiktheid. Een arbeidsongeschiktheidsuitkering zou dus in mindering moeten strekken. En [appellant 1] en [appellant 2] willen ook stukken zien, met name inzage in de opdrachten van [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 1] . Hoe is dat gegaan? Daar moeten facturen van zijn en ondertekende overeenkomsten. Ook willen [appellant 1] en [appellant 2] stukken zien met betrekking tot de ziektegelduitkering van [geïntimeerde 2] . Hij had een arbeidsongeschiktheidsverzekering, maar wat er nu precies is uitgekeerd is onduidelijk.
Het hof heeft tot nu toe uitsluitend de rechtsfeiten vastgesteld. Maar het gaat nu om de consequenties daarvan, bijvoorbeeld van die bijeenkomst in de tuin van [geïntimeerde 2] .
[appellant 1] en [appellant 2] verzoeken thans om een nader onderzoek naar de gang van zaken met
betrekking tot die concurrenten. Daar zijn nog nooit getuigen over gehoord. Wellicht kunnen
zij in een ander kader meer vertellen. Er is recht onthouden aan de rechtzoekende, want niet
alles is beoordeeld. Het verzoek betreft weliswaar eerder gehoorde getuigen, maar het gaat
nu over een ander onderwerp waarover nog niet beslist is. Dit verzoek ziet niet op de rol van
[geïntimeerde 2] inzake “de coup”, maar specifiek op wat er met de klanten is gebeurd. [appellant 2] is
immers geschaad door de contacten van [geïntimeerde 2] met die klanten.
Dit verzoek is geen misbruik van procesrecht. Het verzochte verhoor ziet immers op andere vorderingen. En dat mag, zelfs bij dezelfde getuigen. Er is ook nog geen uitspraak ten aanzien van de aandelenovereenkomst. Wel ten aanzien van “de coup”, maar daar ziet dit verzoek helemaal niet op. Ook is dit verzoek geen fishing expedition, want een rechtzoekende vraagt toch altijd juist naar de dingen die hij of zij nog niet weet. De zaken waarop reeds geoordeeld is en waarvan de beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan zien ook op heel iets anders.