ECLI:NL:GHSHE:2023:238

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
200.319.725_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens ongewisse boedelachterstand en nagekomen informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Limburg had eerder op 29 november 2022 de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, omdat de appellante niet aan haar informatieplicht had voldaan. De appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. C.C.W. Plaat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de informatieplicht niet opzettelijk was geschonden, maar dat dit te wijten was aan omstandigheden buiten haar macht, zoals een conflict tussen de letselschadeadvocaat van haar partner en het UWV, waardoor inkomensgegevens niet tijdig konden worden verstrekt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2023 heeft het hof kennisgenomen van de argumenten van de appellante en de bewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de ontbrekende informatie voornamelijk betrekking had op de inkomensgegevens van de partner van de appellante. Het hof oordeelde dat de appellante in beginsel financieel in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen, mits de informatie tijdig wordt verstrekt. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de schuldsaneringsregeling van de appellante voortgezet, zodat zij de gelegenheid krijgt om aan haar verplichtingen te voldoen en de boedelachterstand in te lopen.

Het hof heeft benadrukt dat het aan de rechtbank is om te beslissen over de verdere voortgang van de schuldsaneringsregeling, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De uitspraak van het hof biedt de appellante een kans om haar schuldsaneringsregeling voort te zetten en haar verplichtingen na te komen, zonder dat er nu al een verlenging van de regeling wordt opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 26 januari 2023
Zaaknummer : 200.319.725/01
Zaaknummer eerste aanleg : [nummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. C.C.W. Plaat te Ede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 29 november 2022.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 7 december 2022, heeft [appellante] het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de schuldsaneringsregeling verlengd voortgezet op haar van toepassing te verklaren.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- [appellante] , bijgestaan door mr. Plaat;
  • mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder;
  • mevrouw [beschermingsbewindvoerder] in haar hoedanigheid van informante, hierna te noemen: de
beschermingsbewindvoerder;
- de heer [partner] , partner van [appellante] , in zijn hoedanigheid van informant, hierna
te noemen: [partner] .
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 17 november 2022;
- aanvullende stukken van de advocaat van [appellante] , ingekomen ter griffie op 13 januari 2023;
- de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 12 januari 2023;
- het inlichtingenformulier met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 17 januari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellante] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Uit haar uitlatingen zoals bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gedaan blijkt dat de beschermingsbewindvoerder bekend is met het hoger beroep dat [appellante] heeft ingesteld en in het kader daarvan in de gelegenheid is gesteld, van welke gelegenheid zij in appel ook gebruik heeft gemaakt, om haar visie over dit hoger beroep te geven (vgl. HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010).
3.2.
Bij vonnis van 23 maart 2021 is ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder tussentijds beëindigd, nu [appellante] een of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door haar doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert.
Aangezien er baten zijn voor uitdeling verkeert [appellante] van rechtswege in staat van faillissement zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
3.4.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd:
“2.3. Ondanks herhaalde verzoeken van de bewindvoerder en een verhoor bij de rechter-commissaris op 20 september 2022 komt saniet de kernverplichtingen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling, en met name de informatieplicht, niet althans onvoldoende na. De bewindvoerder heeft slechts éénmaal - in januari 2022 - een loonstrook ontvangen van de partner van saniet. Verder is ondanks herhaalde verzoeken nimmer informatie over het inkomen van de partner verstrekt.
2.4.
Het niet nakomen van de informatieplicht heeft tot gevolg dat bij de berekening
van het Vrij te laten bedrag (Vtlb) de beslagvrije voet van saniet lager wordt vastgesteld dan
op grond van de volledige informatie het geval zou zijn. Het gevolg daarvan is een almaar
groeiende boedelachterstand. Daarbij speelt mogelijk ook een rol dat de partner slechts een
beperkte bijdrage levert in de kosten van de huishouding. De boedelachterstand bedraagt per 14 november 2022 € 5.885,94. Deze boedelachterstand is volgens de rechtbank verwijtbaar.”
3.5.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Zij heeft in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Reeds ten tijde van de toelatingszitting is door [appellante] aangegeven dat sprake was van een conflict tussen de letselschadeadvocaat van [partner] en het UWV, hetgeen erin resulteerde dat het UWV weigerde om stukken beschikbaar te stellen op grond waarvan het inkomen van [partner] kon worden vastgesteld. De inkomensgegevens zijn eerst eind november 2022 ontvangen van diens advocaat. Nu deze omstandigheden buiten de macht van [appellante] liggen kunnen deze omstandigheden haar niet kunnen worden verweten.
[appellante] is op zich de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling nagekomen.
Zij heeft de bewindvoerder wel over de inkomensgegevens van [partner] willen informeren, maar heeft de bewindvoerder hierover niet kunnen informeren vanwege de gevolgen van het conflict tussen de advocaat van [partner] en het UWV. Het gevolg daarvan is onder meer een ontstane boedelachterstand. Ook deze boedelachterstand is, als rechtstreeks gevolg van het niet kunnen aanleveren van de inkomensgegevens van [partner] , haar niet te verwijten, althans zou redelijkerwijs niet mogen leiden tot een tussentijdse beëindiging van haar schuldsaneringsregeling. Bovendien zou op basis van bijgaande inkomensgegevens van [partner] , na herberekening van het Vtlb en inclusief de correctie op de woonlasten, de boedelachterstand moeten resulteren in een lager bedrag dan nu als boedelachterstand is aangemerkt.
3.6.
Hieraan is door en namens [appellante] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Het lijkt wel of [appellante] niet aan de informatieplicht heeft voldaan, maar dat heeft zij, met uitzondering van de inkomensgegevens van [partner] , wel. [appellante] heeft ook veel gewerkt en fors gespaard. Aan het eind van de rit zou bijna de volledige schuld moeten kunnen worden afgelost. Maar [appellante] zit klem tussen de regeling en de informatie die [partner] moet overleggen. Het is echter geen onwil van [partner] om die gegevens te overleggen, wel onmacht. De nog ontbrekende informatie is nu inmiddels wel overgelegd.
3.7.
De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. Dat reeds ten tijde van de toelatingszitting is aangegeven dat er sprake is van een conflict tussen de letselschade advocaat van [partner] en het UWV waardoor het UWV weigerde om stukken beschikbaar te stellen, blijkt niet uit de zittingsaantekeningen van de toelatingszitting. Er is niet aangetoond dat het UWV weigerde stukken beschikbaar te stellen. Uit de zittingsaantekeningen blijkt dat een minnelijke regeling eerder is mislukt vanwege de weigering van [partner] gegevens beschikbaar te stellen. De rechter had juist bedenkingen bij de toelating van [appellante] tot de schuldsaneringsregeling vanwege het gebrek aan medewerking van [partner] .
In 2021 heeft [partner] , zoals nu blijkt, het gehele jaar een ZW-uitkering ontvangen die maandelijks niet is veranderd, Op de specificaties staat de datum van de maand waarop het toeziet; hieruit blijkt niet dat het UWV geen specificaties beschikbaar stelde.
Tijdens de toelatingszitting, tijdens het huisbezoek en tijdens de regeling onder andere bij het verhoor bij de rechter-commissaris en bij de behandeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de regeling is steeds het belang van de inkomensgegevens van [partner] benadrukt. Geen enkele keer is hierop gereageerd met de opmerking dat [partner] deze niet kan overleggen omdat het UWV deze zou weigeren te verstrekken. [partner] was aanwezig bij het huisbezoek en heeft laten weten dat hij van zijn advocaat niets hoeft of mag overleggen. Dat is iets anders dan dat deze gegevens niet beschikbaar (zouden) zijn.
Er is niet aangetoond dat de inkomensgegevens van [partner] niet eerder konden worden overgelegd en hierbij zijn ook twijfels. De vraag is in hoeverre met terugwerkende kracht alles moet worden herberekend. Indien de Vtlb’s van (alleen) 2022 worden herberekend dan blijft er een boedelachterstand van € 2.975,78 over.
Gegevens van 2023 zijn nog niet overgelegd. [appellante] heeft vanaf september 2022 geen bankafschriften en inkomensgegevens overgelegd. Er zijn twijfels bij de bereidheid van [partner] omdat hij ook vóór het verhoor en vóór de zitting bij de rechtbank nog geen inkomensgegevens overlegde. Daarnaast is het – aldus de bewindvoerder – opmerkelijk dat [partner] in mei 2022 een uitkeringsspecificatie van januari 2022 heeft overgelegd met een WW-uitkering van € 900,49 terwijl nu blijkt dat hij over deze maand ook € 639,23 nabetaald heeft gekregen blijkens de uitkeringsspecificatie van 2 februari 2022.
De toepassing van de schuldsaneringsregelingen is dan ook terecht tussentijds beëindigd zonder verlening van de schone lei.
3.8.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. Het was de bewindvoerder niet bekend dat er toch nog stukken overgelegd zouden kunnen (gaan) worden. Er is destijds een gesprek geweest met de gemeente [gemeente] waarbij was afgesproken dat [appellante] aan haar verplichtingen zou gaan voldoen. Jammer dat de stukken nu pas boven tafel komen. [appellante] doet echt wel haar best, de problemen liggen bij [partner] . De ontbrekende stukken zijn nog niet aangevuld, de bewindvoerder verwacht die wel alsnog te krijgen als de regeling wordt voortgezet. De bewindvoerder heeft wel bedenkingen bij het feit dat [partner] nu een specificatie overlegt met een hoger bedrag dan voorheen werd verstrekt. Voorts stelt de bewindvoerder voor om, indien de regeling wordt voortgezet, een eventuele verlenging aan de beoordeling van de rechtbank over te laten. Wat nu de exacte boedelachterstand is weet de bewindvoerder niet omdat zij vooralsnog alleen maar tot en met het laatste jaar een herberekening gemaakt heeft.
Voor 2021 zijn nog geen herberekeningen gemaakt ter zake de vtlb’s.
3.9.
De beschermingsbewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd nog het navolgende gesteld. De kwestie is helder, alleen de inkomensgegevens van [partner] ontbraken en die zijn er nu wel. [appellante] valt niets te verwijten en doet goed haar best.
3.10.
[partner] heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd nog het navolgende gesteld. De voormalige werkgever van [partner] heeft veel fouten gemaakt. Het UWV heeft daarop ingegrepen. Het heeft heel lang geduurd voor dit allemaal rond was. [partner] heeft wel gelden ontvangen op zijn bankrekening, maar dit nooit aan de bewindvoerder bericht. De bewindvoerder heeft hier (ontvangen betalingen) ook nooit om gevraagd en [partner] had niet begrepen dat hij dit uit eigen beweging diende te doen. Hij had begrepen dat het om de specificaties zelf ging en niet om de daarin genoemde bedragen.
zal voortaan de inkomensspecificaties wel zo tijdig mogelijk aan de bewindvoerder (doen) overleggen, maar hij ontvangt deze zelf ook niet altijd meteen maar met enige vetraging. Zo zal hij de specificatie voor januari 2023 pas begin februari 203 ontvangen. Voorts stelt [partner] veel aan zijn hoofd te hebben en dat de hele situatie hem niet onberoerd gelaten heeft. Het was niet zo dat hij niet mee wilde werken, maar hij had lange tijd het idee met de rug tegen de muur te staan.
3.11.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.11.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellante] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door haar doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.11.2.
Vast staat dat [appellante] de voor haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende (spontane) informatieplicht bij voortduring niet naar behoren is nagekomen. De ontbrekende informatie beperkt(e) zich echter tot de inkomensgegevens van haar partner, de heer [partner] . Zowel [appellante] als [partner] heeft bij herhaling verklaard dat het niet (tijdig) verstrekken van deze inkomensgegevens nimmer beruste op onwil, maar louter op onmacht. De uitkeringsinstantie belast met de inkomensverstrekking aan [partner] , het UWV, zou de uitkeringsspecificaties vanwege een geschil niet, althans niet tijdig aan [partner] hebben verstrekt.
3.11.3.
Wat daar ook van zij, de ontbrekende uitkeringsspecificaties van [partner] zijn thans wel overgelegd. Daarbij heeft [partner] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep bovendien nadrukkelijk en bij herhaling de toezegging gedaan vanaf heden zijn uitkeringsspecificaties na ontvangst onverwijld aan de bewindvoerder te doen toekomen.
Voorts is het thans wel duidelijk dat mocht een specificatie niet worden afgegeven [partner] minstens moet melden welk bedrag hij over de betreffende periode heeft ontvangen, nu dergelijke ontvangsten steeds wel hebben plaatsgevonden in 2022. [partner] kan dan een kopie van zijn rekeningafschrift of print van de betreffende ontvangen betaling (bij digitaal bankieren) meesturen.
3.11.4.
Nu de ontbrekende uitkeringsspecificaties van [partner] door de bewindvoerder zijn ontvangen is zij in staat om het Vtlb en daaruit voortvloeiend de actuele boedelachterstand van [appellante] exact te berekenen. Gelet op de hoogte van het inkomen uit arbeid van [appellante] alsmede op de hoogte van het reeds voor haar schuldeisers gespaarde bedrag en het thans nog resterende bedrag aan boedelachterstand (na herberekening over 2022) acht het hof [appellante] in beginsel voorts financieel zeer wel in staat om de nog door de bewindvoerder te berekenen daadwerkelijke boedelachterstand vanaf toelating, indien nog aan de orde, binnen de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling uit haar vtlb te voldoen (indien het een beperkt bedrag betreft dat maandelijks kan worden ingelopen), dan wel zeker binnen de duur van een daartoe (maximaal) verlengde regeling met beperkte afdrachtplicht (bewindvoerderssalaris) in het geheel te voldoen (indien sprake is van een omvangrijker bedrag).
Het zal alsdan aan de rechtbank zijn - uiteraard uitgaande van het door [appellante] verder nakomen van alle verplichtingen uit de schuldsanering en adequate informatieverstrekking door [partner] - in eerste instantie te beslissen wat bij een bij afloop van de reguliere termijn nog aanwezige boedelachterstand dient te geschieden, met in achtneming van de dan overigens aan de orde zijnde feiten en omstandigheden. Daar kan en zal het hof niet op vooruitlopen.
3.11.5.
Gelet op het vorengaande ziet het hof thans dan ook termen aanwezig om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de schuldsaneringsregeling van [appellante] , zonder deze (reeds nu al) te verlengen, te continueren teneinde haar alsnog in de gelegenheid te stellen om alle uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen, meer in het bijzonder doch niet uitsluitend de (spontane) informatieplicht, naar behoren na te komen en de (eventuele) boedelachterstand in zijn geheel in te lopen.
3.12.
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.

4.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep.
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] , wonende te
[postcode] [woonplaats] , aan [adres] ;
wijst de zaak terug naar de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met de voortzetting van de schuldsaneringsregeling;
Dit arrest is gewezen door mrs. R.R.M. de Moor, A.C. van Campen en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023.