ECLI:NL:GHSHE:2023:2360

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.281.956_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en toepasselijkheid van Duits recht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant, wonende in Duitsland, tegen Happy Italy B.V. De zaak betreft de verhuur van een pand in Nederland aan Happy Italy voor de huisvesting van werknemers. De appellant stelt dat de huurovereenkomst geldig is en dat de opzegging door Happy Italy ongeldig is omdat deze niet voldoet aan de vormvereisten van het Duits recht. Het hof oordeelt dat, ondanks de keuze voor Duits recht, de dwingende bepalingen van het Nederlands huurrecht niet kunnen worden genegeerd. De appellant heeft bewijs geleverd dat de huurovereenkomst door een vertegenwoordiger van Happy Italy is ondertekend en dat de huurovereenkomst in goede staat is aanvaard. Het hof verwerpt de grieven van Happy Italy en oordeelt dat de huurpenningen tot 15 oktober 2017 verschuldigd zijn, omdat de opzegging niet rechtsgeldig was. Het hof concludeert dat de appellant recht heeft op betaling van achterstallige huur en dat de vordering ter zake opleveringsschade ook toewijsbaar is, mits de appellant kan aantonen dat de schade daadwerkelijk is ontstaan. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere aktewisseling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.281.956/01
arrest van 18 juli 2023
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. J.J. Baltus te Landgraaf,
tegen
Happy Italy [locatie] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Happy Italy,
advocaat: mr. A.M. Roepel te Rotterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 17 mei 2022 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 7055830 CV EXPL 18-4132 gewezen vonnissen van 10 april 2019 en 13 mei 2020.

5.Het vervolg van de procedure in hoger beroep

Het vervolg van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • het tussenarrest van 17 mei 2022;
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 februari 2023;
  • de op 28 maart 2023 door [appellant] genomen memorie na getuigenverhoor met daarbij gevoegd kleurenkopieën van foto’s en een USB-stick met daarop bestanden met dezelfde kleurenfoto’s;
  • het door [appellant] op 28 maart 2023 ingediende H3-formulier met kopieën van de drie producties die hij vervolgens op 11 april 2023 heeft gedeponeerd;
  • de depotakte van 11 april 2023, waaruit blijkt dat [appellant] een originele overeenkomst in de Duitse taal en een originele overeenkomst in de Nederlandse taal heeft gedeponeerd ter griffie van het hof, terwijl zich bij de gedeponeerde stukken ook de derde productie bevindt die bij het H3-formulier van 28 maart 2023 is overgelegd (enige e-mailcorrespondentie);
  • de op 9 mei 2023 door Happy Italy genomen antwoordmemorie na getuigenverhoor.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep

Wijziging samenstelling behandelend kamer
6.1.1. Het tussenarrest van 17 mei 2022 is gewezen door mrs. Frakes, Saelman en Meulenbroek. Mrs. Frakes en Meulenbroek zijn momenteel niet meer werkzaam voor dit hof. Daarom wordt het onderhavige arrest gewezen door mrs. Keizer, Stienissen en Saelman.
6.1.2. Het getuigenverhoor van 23 februari 2023 heeft plaatsgevonden ten overstaan van mr. Keizer als raadsheer-commissaris. Er is dus voldaan aan het bepaalde in artikel 155 lid 1 Rv.
De bewijsopdracht en de bewijslevering
6.2.1. Bij het tussenarrest van 17 mei 2022 heeft het hof [appellant] toegelaten om te bewijzen:
  • 1. feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat [persoon A] de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015 namens Happy Italy heeft ondertekend en dat daarmee partijen toepassing van Duits recht zijn overeengekomen;
  • 2. dat het gehuurde zich bij de aanvang van de huurovereenkomst in goede staat bevond.
6.2.2. Ter levering van dit bewijs heeft [appellant] twee getuigen laten horen, te weten:
  • zichzelf;
  • [persoon A] , voormalig vestigingsmanager bij Happy Italy.
Voorts heeft [appellant] :
  • bij zijn memorie na getuigenverhoor kleurenkopieën van foto’s en een USB-stick met dezelfde foto’s overgelegd;
  • bij het op 28 maart 2023 ingediende H3-formulier (kleuren)kopieën overgelegd van de drie producties die hij vervolgens op 11 april 2023 heeft gedeponeerd;
  • op 11 april 2023 een overeenkomst in de Duitse taal met daaronder geplaatste handtekeningen en stempel, een overeenkomst in de Nederlandse taal met daaronder geplaatste handtekeningen en stempel, en een kopie van enige e-mailcorrespondentie gedeponeerd ter griffie van het hof.
6.2.3. Happy Italy heeft een antwoordmemorie na getuigenverhoor genomen. Het hof zal nu beoordelen of [appellant] in de bewijslevering is geslaagd.
6.2.4. Happy Italy heeft in haar antwoordmemorie na getuigenverhoor bezwaar gemaakt tegen het feit dat [appellant] na het getuigenverhoor originele huurovereenkomsten en kleurenfoto’s in het geding heeft gebracht. Volgens Happy Italy moeten deze stukken buiten beschouwing blijven omdat zij te laat zijn ingediend. Het hof zal daarover in het navolgende per bewijsopdracht zo nodig oordelen.
Ten aanzien van onderdeel 1 van de bewijsopdracht: ondertekening van de huurovereenkomst, onder meer inhoudende de toepasselijkheid van Duits recht
6.3.1. Ter levering van het bewijs dat [persoon A] de schriftelijke huurovereenkomst van 3 april 2015 namens Happy Italy heeft ondertekend (en dat daarmee partijen toepassing van Duits recht zijn overeengekomen) heeft [appellant] allereerst zelf een getuigenverklaring afgelegd. [appellant] heeft, samengevat, onder meer verklaard:
  • dat hij het in geding zijnde pand heeft gekocht in november 2014;
  • dat hij via de aankoopmakelaar in contact kwam met [persoon A] , die woonruimte zocht voor werknemers van het restaurant van Happy Italy in [vestigingsplaats] ;
  • dat hij met [persoon A] door het pand is gelopen om te bespreken waar in het pand kamers voor de werknemers gehuurd zouden kunnen worden;
  • dat het pand vanwege de verhuur gemoderniseerd en gerenoveerd moest worden, waarbij de kamers op de begane grond nog gerealiseerd moesten worden;
  • dat hij, na bespreking van de huurvoorwaarden met [persoon A] , aan [persoon A] de Duitstalige overeenkomst heeft gegeven die in het dossier zit;
  • dat [persoon A] een of twee vragen had over de tekst van de overeenkomst, waarover [appellant] uitleg heeft gegeven en naar aanleiding waarvan de overeenkomst niet aangepast hoefde te worden;
  • dat [persoon A] had gezegd dat hij de huurovereenkomst naar het hoofdkantoor van de keten Happy Italy had gestuurd, en dat het hoofdkantoor graag een Nederlandse vertaling wilde hebben;
  • dat [persoon A] toen via Google Translate een Nederlandse vertaling van de huurovereenkomst heeft gemaakt en die vertaling vervolgens heeft geperfectioneerd en aan [persoon A] heeft gemaild;
  • dat hij er toen op heeft aangedrongen dat hij op korte termijn een ondertekende overeenkomst zou krijgen met een stempel van Happy Italy erop;
  • dat begin mei 2015 de goedkeuring van het hoofdkantoor van Happy Italy kwam;
  • dat hij en [persoon A] elkaar vervolgens hebben getroffen in het restaurant van Happy Italy in [vestigingsplaats] , dat beiden toen de overeenkomst hebben ondertekend en dat [persoon A] er toen ook een stempel van Happy Italy op heeft geplaatst;
  • dat kort daarna de borgsom is betaald en de eerste huurbetaling is gedaan.
6.3.2. [appellant] is partij in dit geding, en dus partijgetuige. Art. 164 lid 1 Rv laat de partijgetuigen-verklaring als bewijsmiddel toe. Die verklaring heeft in beginsel, zoals andere getuigenverklaringen, vrije bewijskracht zodat de rechter overeenkomstig art. 152 lid 2 Rv in beginsel vrij is in de waardering van die verklaring. Daarop brengt het bepaalde in art. 164 lid 2 Rv in zoverre een beperking aan dat, met betrekking tot de feiten die dienen te worden bewezen door de partij die de verklaring heeft afgelegd, aan die verklaring slechts bewijs ten voordele van die partij kan worden ontleend, indien aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de partijgetuigenverklaring voldoende geloofwaardig maken (HR 13 april 2001, NJ 2002, 391). Dit brengt mee dat de rechter ter beantwoording van de vraag of een partij in het door haar te leveren bewijs geslaagd is, alle voorhanden bewijsmiddelen met inbegrip van de getuigenverklaring van die partij zelf, in zijn bewijswaardering dient te betrekken, doch dat hij zijn oordeel dat het bewijs is geleverd niet uitsluitend op die verklaring mag baseren (HR 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7933).
6.3.3. Naar het oordeel van het hof zijn er in dit geval aanvullende bewijzen voorhanden die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van [appellant] voldoende geloofwaardig maken. Het hof wijst in dit kader allereerst op de getuigenverklaring die [persoon A] heeft afgelegd. [persoon A] heeft als getuige verklaard, samengevat:
  • dat hij van omstreeks december 2014 tot en met december 2015 – het jaar waarin de huurovereenkomst is gesloten – werkzaam was als vestigingsmanager van de vestiging van Happy Italy in [vestigingsplaats] ;
  • dat die vestiging omstreeks december 2014 is opengegaan, dat de werknemers destijds gehuisvest waren in een pension en dat een structurele oplossing moest worden gevonden voor de woonsituatie van de werknemers;
  • dat hij op zoek is gegaan naar die oplossing en toen in contact kwam met [appellant] ;
  • dat hij Duits sprak met [appellant] en dat hij ook goed Duits kan lezen;
  • dat hij in het pand van [appellant] is geweest om dat te bekijken, dat de begane grond toen nog een grote lege ruimte was en dat daar kamers gerealiseerd moesten worden;
  • dat [appellant] die kamers vervolgens heeft laten bouwen;
  • dat bij het hoofdkantoor van Happy Italy niet goed Duits gesproken wordt, dat het dus logisch klinkt dat het hoofdkantoor vroeg om een Nederlandse vertaling van een ter beschikking gestelde Duitstalige overeenkomst, maar dat hij niet meer weet of het daadwerkelijk zo gegaan is;
  • dat het hem onwaarschijnlijk lijkt dat een transactie zoals de huur van de kamers in dit pand voor werknemers van Happy Italy alleen mondeling zou zijn afgesproken zonder schriftelijke vastlegging;
  • dat het best zou kunnen dat hij in de vestiging in [vestigingsplaats] in aanwezigheid van [appellant] de Duitstalige en de Nederlandstalige overeenkomst heeft ondertekend en daarop de stempel van Happy Italy heeft geplaatst, maar dat hij het zich echt niet meer herinnert;
  • dat hij, als hij een overeenkomst ondertekent, doorgaans ook de afzonderlijke pagina’s parafeert.
[persoon A] heeft met deze verklaring belangrijke onderdelen van de verklaring van [appellant] bevestigd, en hij heeft geenszins kunnen uitsluiten dat hij de beide versies van de huurovereenkomst (Duitstalig en Nederlandstalig) inderdaad heeft ondertekend en voorzien van een stempel van Happy Italy.
6.3.4. Aan het bewijs draagt verder bij dat het zeer onwaarschijnlijk is dat een huurovereenkomst zoals de onderhavige alleen mondeling zou zijn aangegaan, zonder schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken. Dat geldt te meer nu [appellant] het pand overeenkomstig de wensen van Happy Italy heeft gerenoveerd. Het hof acht het onaannemelijk dat [appellant] onder deze omstandigheden zou hebben ingestemd met verhuur van de kamers in het pand op basis van slechts mondelinge afspraken.
6.3.5. Aan het bewijs dragen verder bij exemplaren van de huurovereenkomst (Duitstalig en Nederlandstalig) met daarop geplaatste handtekeningen en stempel van Happy Italy, die [appellant] ter griffie van het hof heeft gedeponeerd, en waarvan hij al kleurenkopieën in het geding had gebracht bij het H3-formulier van 28 maart 2023. Happy Italy heeft weliswaar betoogd dat deze stukken te laat in het geding zijn gebracht en daarom buiten beschouwing moeten blijven, maar het hof verwerpt dat betoog. [appellant] heeft al in het geding bij de kantonrechter (zwartwit-)kopieën van de huurovereenkomsten in geding gebracht. Omdat bij het tussenarrest aan [appellant] is opgedragen te bewijzen dat [persoon A] de schriftelijke huurovereenkomsten daadwerkelijk heeft ondertekend, stond het [appellant] vrij om ter levering van dat bewijs de originele huurovereenkomsten te deponeren ter griffie van het hof. Dat [appellant] dit pas na het getuigenverhoor heeft gedaan, voert niet tot een ander oordeel. Het stond [appellant] vrij om eerst af te wachten of [persoon A] als getuige onder ede de ondertekening van de overeenkomsten uitdrukkelijk zou erkennen. Toen [persoon A] dat niet uitdrukkelijk deed, stond het Happy Italy vrij om ter levering van nader bewijs de (volgens haar) originele overeenkomsten te deponeren. Happy Italy heeft zich voorts bij antwoordmemorie na getuigenverhoor over de gedeponeerde overeenkomsten kunnen uitlaten, en zij heeft dat ook gedaan. Er is dus geen sprake van strijd met het beginsel van hoor en wederhoor of met andere eisen van een goede procesorde.
6.3.6. Happy Italy heeft voorts niet betwist dat de zwartwitkopieën van de overeenkomsten die [appellant] bij de kantonrechter heeft overgelegd, kopieën zijn van de overeenkomsten met handtekeningen en stempel die [appellant] nu ter griffie van het hof heeft gedeponeerd. Het hof verwerpt daarom de suggestie van Happy Italy in haar antwoordmemorie na getuigenverhoor dat [appellant] de originele overeenkomsten zelf vervaardigd zou hebben met gebruikmaking van de handtekeningen die [persoon A] heeft geplaatst onder het proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 februari 2023 en onder de schriftelijke verklaring van 19 april 2021 die bij het schriftelijk pleidooi in hoger beroep in het geding is gebracht. De inleidende dagvaarding en de conclusie van repliek, waarbij [appellant] de kopieën van de originele overeenkomsten in het geding heeft gebracht, dateren immers van ruimschoots daarvoor (2018), en toen beschikte [appellant] nog helemaal niet over de handtekeningen die [persoon A] heeft geplaatst onder de schriftelijke verklaring van 19 april 2021 en onder de vastlegging van de door hem als getuige afgelegde verklaring. [persoon A] heeft zelf als getuige ook verklaard dat hij, misschien afgezien van de in geding zijnde huurovereenkomsten, nooit een stuk voor [appellant] heeft hoeven te ondertekenen. Het hof ziet dus geen aanleiding om aan te nemen dat [appellant] op de gedeponeerde versies van de overeenkomst, met gebruikmaking van een handtekening die [persoon A] op een ander stuk had geplaatst, een valse handtekening van [persoon A] heeft geplaatst of laten plaatsen.
6.3.7. Dat geldt te meer nu Happy Italy niet gemotiveerd heeft betwist dat de stempel die op beide versies van de huurovereenkomst is geplaatst, de stempel van Happy Italy is. Het hof heeft geen enkele aanleiding om te vermoeden dat [appellant] een stempel van Happy Italy heeft bemachtigd en die stempel zelf op de door hem gedeponeerde versies van de overeenkomst heeft geplaatst. Happy Italy heeft dat ook niet gesteld. Dit ondersteunt in belangrijke mate de verklaring van [appellant] dat [persoon A] de Duitstalige en de Nederlandstalige versie van de overeenkomst heeft ondertekend en heeft voorzien van de stempel van Happy Italy.
6.3.8. Het hof concludeert om bovenstaande redenen dat [appellant] erin is geslaagd om te bewijzen dat [persoon A] de huurovereenkomsten heeft ondertekend. Dat [persoon A] tevens heeft verklaard dat hij bij ondertekening van een overeenkomst doorgaans ook alle pagina’s parafeert, brengt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof acht dat onderdeel van de verklaring van [persoon A] van onvoldoende gewicht tegenover het bewijsmateriaal ten voordele van [appellant] . Het hof neemt daar mede bij in aanmerking dat het – zoals hiervoor al overwogen – heel onaannemelijk is dat een pand als het onderhavige – na een met het oog op de verhuur uitgevoerde verbouwing – verhuurd zou worden op basis van alleen maar mondelinge afspraken.
6.3.9. [persoon A] heeft ook nog verklaard dat het hem eigenlijk logisch lijkt dat de huurovereenkomst, als die op het hoofdkantoor gecontroleerd is, vervolgens ook op het hoofdkantoor ondertekend zou worden. Ook dat onderdeel van de verklaring van [persoon A] brengt het hof niet tot een ander oordeel over de bewijswaardering. [persoon A] was vestigingsmanager van de Happy Italy-vestiging in [vestigingsplaats] . De partij in dit geding – Happy Italy ( [vestigingsplaats] ) – ging de kamers huren en was dus de wederpartij van [appellant] bij de huurovereenkomst. Gelet daarop acht het hof het geenszins onaannemelijk dat de vestigingsmanager van de hurende partij de huurovereenkomst heeft ondertekend.
6.3.10. Het hof verwerpt het betoog van Happy Italy dat [persoon A] niet bevoegd was om de huurovereenkomst aan te gaan. Voor zover die bevoegdheid ontbrak, moet dat voor rekening van Happy Italy blijven. [appellant] heeft op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van Happy Italy komen, mogen aannemen dat [persoon A] bevoegd was de huurovereenkomst aan te gaan en te ondertekenen. Happy Italy heeft immers [persoon A] , haar vestigingsmanager, alle onderhandelingen met [appellant] over de te sluiten huurovereenkomst laten voeren. Nooit heeft iemand van “het hoofdkantoor” rechtstreeks contact gehad met [appellant] en daarbij duidelijk gemaakt dat [persoon A] niet bevoegd zou zijn om de overeenkomst namens Happy Italy te ondertekenen. Daar komt nog het volgende bij. Happy Italy heeft zich in dit geding op het standpunt gesteld dat dat de huurovereenkomst alleen mondeling is aangegaan tussen [appellant] en Happy Italy. Uit die eigen stelling van Happy Italy volgt dat [persoon A] bevoegd was om namens Happy Italy de overeenkomst (mondeling) te sluiten. De mondelinge contacten over het aangaan van de huurovereenkomst hebben immers uitsluitend plaatsgevonden tussen [appellant] en [persoon A] . Er is niet gesteld of gebleken dat daar een andere persoon van Happy Italy bij betrokken was. Het verweer van Happy Italy dat [persoon A] niet bevoegd was om de overeenkomst te sluiten, moet ook om die reden worden verworpen.
6.3.11. [appellant] heeft bij het H3-formulier van 28 maart 2023 ook nog enige emailcorrespondentie in het geding gebracht, en (afschriften van) diezelfde emailcorrespondentie vervolgens gedeponeerd ter griffie. Happy Italy heeft in haar antwoordmemorie na tussenarrest de authenticiteit van deze e-malcorrespondentie in twijfel getrokken door te stellen dat het opvallend is dat deze nu in het geding is gebracht terwijl [appellant] als getuige verklaard niet meer over die e-mailcorrespondentie te beschikken. Het hof constateert dat [appellant] zich niet in enig processtuk op een onderdeel van de emailcorrespondentie heeft beroepen. In zoverre kan de e-mailcorrespondentie dus onbesproken blijven.
6.3.12. Happy Italy heeft in haar antwoordmemorie voorts gewezen op enkele verschillen tussen de informatie die aan de e-mailcorrespondentie valt te ontlenen en de verklaring die [appellant] als getuige heeft afgelegd. Die verschillen brengen het hof echter niet tot een ander oordeel dan het oordeel dat [appellant] in de bewijslevering geslaagd is. Wat betreft het feit dat er in de e-mailcorrespondentie sprake is van het mailen van het getekende contract door [persoon A] , merkt het hof op dat [appellant] in de daaropvolgende e-mail melding heeft gemaakt van problemen met zijn internetverbinding. Deze e-mailwisseling sluit naar het oordeel van het hof niet uit dat de Duitstalige en Nederlandstalige versie van de overeenkomst vervolgens door [appellant] en [persoon A] zijn ondertekend in [vestigingsplaats] , waarbij [persoon A] de beide versies ook van de stempel van Happy Italy heeft voorzien. De voor dit geschil relevante kern: dat [persoon A] de beide versies van de overeenkomst heeft ondertekend en gestempeld, en dat [appellant] de beschikking heeft gekregen over originelen, wordt door de e-mailwisseling niet aangetast.
6.3.13. Happy Italy heeft in haar antwoordmemorie ook nog gesteld dat de datum van ondertekening op de overeenkomsten niet overeenstemt met de verklaring van [appellant] . Naar het hof begrijpt, doelt Happy Italy hier om de omstandigheid dat onderaan beide versies van de overeenkomsten, als onderdeel van de tekst van de overeenkomsten, de datum 3 april 2015 is vermeld, terwijl volgens [appellant] de ondertekening van de overeenkomsten in mei 2015 heeft plaatsgevonden. Dat onderaan de overeenkomsten de datum 3 april 2015 als onderdeel van de getypte tekst is voorgedrukt, sluit echter geenszins uit dat de ondertekening van de overeenkomsten pas in mei 2023 heeft plaatsgevonden. Dit sluit ook aan bij de informatie die uit de overgelegde e-mailwisseling naar voren komt. Volgens die gegevens heeft [appellant] de Duitstalige (concept)overeenkomst op 27 maart 2015 aan [persoon A] gemaild. Klaarblijkelijk stond op die overeenkomst toen de op dat moment in de nabije toekomst liggende datum 3 april 2015. Uit de e-mailwisseling blijkt verder dat enige tijd is verstreken voordat het hoofdkantoor van Happy Italy kenbaar maakte dat ingestemd werd met de toegezonden Nederlandse tekst van de overeenkomst. Vervolgens was er op 13 mei 2015 kennelijk sprake van de hiervoor in rov. 6.3.12 al genoemde internetproblemen, waarna de overeenkomst iets later in mei 2015 is ondertekend. Dat [appellant] als getuige heeft verklaard dat de ondertekening begin mei 2015 heeft plaatsgevonden, doet hier niet aan af. Het is begrijpelijk dat een getuige zich na verloop van jaren kan vergissen over dit soort details.
6.3.14. [appellant] is dus geslaagd in het bewijs dat [persoon A] de beide versies van de huurovereenkomst heeft ondertekend en van een stempel van Happy Italy heeft voorzien. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor in rov. 6.3.10 is overwogen, oordeelt het hof dat Happy Italy daarom aan de inhoud van de schriftelijke huurovereenkomsten is gebonden.
Dit breng mee dat [appellant] ook is geslaagd in het bewijs dat partijen de toepasselijkheid van Duits recht zijn overeengekomen. Dat staat immers uitdrukkelijk in paragraaf 15 lid 14 van de huurovereenkomst. Omdat Happy Italy bij gelegenheid van het sluiten van de huurovereenkomst niet duidelijk heeft gemaakt dat zij dit onderdeel van de huurovereenkomst niet accepteerde, mocht [appellant] erop vertrouwen dat tussen partijen de toepasselijkheid van Duits recht was overeengekomen.
Gevolgen van het leveren van het onder 1 verlangde bewijs: verwerping grief 1 in incidenteel hoger beroep en in beginsel toepasselijkheid Duits recht op het geschil over de opzegging van de huurovereenkomst en op het geschil over de oplevering van het gehuurde
6.4.1. Omdat [appellant] geslaagd is in onderdeel 1 van de bewijsopdracht, verwerpt het hof grief 1 in incidenteel hoger beroep, waarin Happy Italy onder meer heeft betoogd dat [persoon A] de huurovereenkomst niet heeft ondertekend.
6.4.2. Omdat [appellant] in de bewijslevering is geslaagd, moet ervan uit worden gegaan dat partijen in de huurovereenkomst hebben gekozen voor de toepasselijkheid van Duits recht. Dit brengt mee dat op het geschil tussen partijen over de opzegging van de huurovereenkomst en over de oplevering van het gehuurde aan het eind van de huurperiode, in beginsel Duits recht van toepassing is.
Nadere beoordeling van vordering I: € 12.150,-- aan achterstallige huurpenningen over de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 oktober 2017
6.5.1. Het hof zal nu nader oordelen over de door [appellant] ingestelde vordering I, strekkende tot veroordeling van Happy Italy tot betaling van € 12.150,-- aan achterstallige huurpenningen over de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 oktober 2017.
6.5.2. Aan deze vordering heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat de opzegging door Happy Italy van de huurovereenkomst bij e-mail van 28 april 2017 per 31 mei 2017 op grond van paragraaf 568 Abs. 1 van het Bürgerliches Gesetzbuch (BGB) niet als een geldige opzegging van de huurovereenkomst kan worden beschouwd, dat hij het gehuurde pas per 15 oktober 2017 weer heeft weten te verhuren aan een derde en dat Happy Italy dus de huur tot 15 oktober 2017 moet doorbetalen.
6.5.3. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. Daartoe heeft de kantonrechter, kort samengevat, als volgt geoordeeld.
  • Er is geen aanleiding om de vraag of de opzegging per e-mail geldig is, ondanks de keuze voor Duits recht, naar Nederlands recht te beoordelen. Die vraag moet dus naar Duits recht worden beoordeeld (diverse overwegingen in het tussenvonnis en in het eindvonnis).
  • Volgens paragraaf 568 BGB moet een huurovereenkomst schriftelijk worden opgezegd. Opzegging kan volgens paragraaf 126 lid 3 en 126a BGB alleen rechtsgeldig per e-mail als de e-mail een elektronische handtekening bevat. Daarvan is in dit geval geen sprake. De opzegging door Happy Italy per e-mail is dus niet rechtsgeldig (rov. 2.2.8 van het eindvonnis).
  • De opzegging heeft dus geen effect gehad, zodat de huurpenningen op grond van paragraaf 535 lid 2 BGB verschuldigd zijn tot de datum waarop [appellant] het gehuurde aan een derde heeft verhuurd, zijnde 15 oktober 2017 (rov. 2.2.9 van het eindvonnis).
6.5.4. Happy Italy is tegen een deel van deze oordelen en tegen de daarop gebaseerde toewijzing van vordering I opgekomen met de grieven 2 tot en met 5 in incidenteel hoger beroep. Het hof zal die grieven, voor zover gericht tegen de toewijzing van vordering I, in het navolgende behandelen.
Beoordeling van grief 2 in incidenteel hoger beroep, leidt artikel 3 lid 3 Rome I tot toepassing van dwingende bepalingen van het Nederlands huurrecht?
6.6.1. Door middel van grief 2 in incidenteel hoger beroep, voor zover betrekking hebbend op de vordering ter zake achterstallige huurpenningen, betoogt Happy Italy naar de kern genomen het volgende.
Op huurovereenkomsten is in beginsel het recht van toepassing van het land waar de gehuurde onroerende zaak gelegen is. De partijen kunnen daarop een uitzondering maken door een rechtskeuze als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Verordening (EG) Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I).
In dit geval bevinden veel aanknopingspunten zich echter in Nederland. Voor dat geval volgt uit artikel 3 lid 3 Rome I dat de door partijen gemaakte rechtskeuze de toepassing van regels van Nederlands recht waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, onverlet laat. Dwingende bepalingen van het Nederlandse huurrecht brengen mee dat de opzegging van de huurovereenkomst via de e-mail van 28 april 2017 geldig is, zodat de huurovereenkomst per 31 mei 2017 is geëindigd.
6.6.3. Het hof overweegt over deze grief het volgende. Volgens artikel 3 lid 1 Rome I wordt een overeenkomst in beginsel beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen. Artikel 3 lid 3 Rome I luidt echter als volgt:
“Indien alle overige op het tijdstip van de keuze bestaande aanknopingspunten zich bevinden in een ander land dan het land waarvan het recht is gekozen, laat de door de partijen gemaakte keuze de toepassing van de rechtsregels van dat andere land waarvan niet bij overeenkomst mag worden afgeweken, onverlet.”
Het beroep dat Happy Italy op deze bepaling heeft gedaan, moet worden verworpen. [appellant] , de verhuurder van het gehuurde, woont immers in Duitsland. Daarom kan niet worden geoordeeld dat “alle overige” aanknopingspunten (behalve het gekozen recht) zich in Nederland bevinden. Artikel 3 lid 3 Rome I leidt hier dus niet tot toepassing van bepalingen van Nederlands dwingend recht op het geschil van partijen over de opzegging van de huur. Het hof verwerpt daarom grief 2 in incidenteel hoger beroep.
Beoordeling van grief 3 in incidenteel hoger beroep, leidt artikel 9 lid 2 Rome I tot toepassing van dwingende bepalingen van het Nederlands huurrecht?
6.7.1. Door middel van grief 3 in incidenteel hoger beroep betoogt Happy Italy, kort gezegd, dat artikel 9 lid 2 Rome I in dit geval leidt tot toepasselijkheid van dwingende bepalingen van het Nederlandse huurrecht die meebrengen dat de opzegging van de huurovereenkomst via de e-mail van 28 april 2017 geldig is, zodat de huurovereenkomst per 31 mei 2017 is geëindigd. Happy Italy heeft in dit verband met name gewezen op artikel 7:271 lid 6 BW. In dat artikel is onder meer bepaald dat het feit dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden bij exploot of bij aangetekende brief, niet in de weg staat aan de geldigheid van de opzegging. Die bepaling is volgens artikel 7:271 lid 7 BW van dwingend recht.
6.7.2. Het hof overweegt over deze grief het volgende. Volgens artikel 9 lid 2 Rome I beperkt niets in de verordening Rome I de toepassing van de bepalingen van bijzonder dwingend recht van de rechter bij wie de zaak aanhangig is. De vraag wanneer sprake is van bepalingen van “bijzonder dwingend recht” wordt beantwoord in artikel 9 lid 1 Rome I, luidende als volgt:
“Bepalingen van bijzonder dwingend recht zijn bepalingen aan de inachtneming waarvan een land zoveel belang hecht voor de handhaving van zijn openbare belangen zoals zijn politieke, sociale of economische organisatie, dat zij moet worden toegepast op elk geval dat onder de werkingssfeer ervan valt, ongeacht welk recht overeenkomstig deze verordening overigens van toepassing is op de overeenkomst.”
In punt 37 van de considerans van Rome I staat over heet begrip “bijzonder dwingend recht” het volgende:
“Het begrip ‘bepalingen van bijzonder dwingend recht’ moet worden onderscheiden van de uitdrukking ‘bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken’, en dient met meer terughouding te worden gebezigd.”
In rechtspraak wordt aangenomen dat een bepaling slechts bijzonder dwingend genoemd kan worden als zij strekt ter bescherming van een openbaar belang. Van een ‘openbaar belang’ kan uitsluitend sprake zijn als de betreffende wettelijke bepaling de strekking heeft om ook andere belangen dan alleen de belangen van de betrokken contractspartijen te beschermen.
Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat daarvan geen sprake is bij de bepalingen van het Nederlandse huurrecht ter zake de vormvoorschriften bij de opzegging van huurovereenkomsten, en meer in het bijzonder niet bij artikel 6:271 lid 6 BW (onder meer inhoudende dat een huuropzegging ook geldig is als zij niet bij exploot of aangetekende brief is gedaan). Hetgeen Happy Italy overigens in de toelichting op grief 3 incidenteel hoger beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
6.7.3. Om bovenstaande redenen verwerpt het hof grief 3 in incidenteel hoger beroep.
Beoordeling van grief 4 in incidenteel hoger beroep: volgt uit artikel 11 lid 3 Rome I dat de opzegging van de huurovereenkomst geldig is?
6.8.1. Happy Italy heeft in het geding in bij de kantonrechter en in de toelichting op grief 4 in incidenteel hoger beroep betoogd dat uit artikel 11 lid 3 Rome I volgt dat de huuropzegging van 28 april 2017 effect heeft gesorteerd.
6.8.2. Het hof oordeelt over dat betoog als volgt. Volgens artikel 11 lid 3 Rome I is een eenzijdige rechtshandeling die betrekking heeft op een reeds gesloten of nog te sluiten overeenkomst, wat de vorm betreft geldig indien zij voldoet aan de vormvereisten van het recht dat de overeenkomst zelve ingevolge deze verordening beheerst of zou beheersen, of van het recht van het land waar die rechtshandeling is verricht, of van het recht van het land waar de persoon die ze heeft verricht op dat ogenblik zijn gewone verblijfplaats had. Volgens dit artikel zou de vraag of de huuropzegging wat haar vorm betreft geldig is, dus ondanks het rechtskeuzebeding naar Nederlands recht moeten worden beoordeeld.
6.8.3. Artikel 11 lid 5 Rome I bepaalt echter – voor zover hier van belang – dat in afwijking van lid 3 de overeenkomst die de huur van een onroerend goed tot voorwerp heeft, beheerst wordt door de vormvoorschriften van het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen, voor zover:
  • a) deze voorschriften gelden ongeacht het land waar de overeenkomst wordt gesloten en ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst, en
  • b) van deze voorschriften niet bij overeenkomst kan worden afgeweken.
Artikel 11 lid 5 Rome I houdt met andere woorden voor het onderhavige geval in dat:
  • aangezien het in dit geval gaat om de huur van onroerend goed, niet artikel 11 lid 3 Rome I maar artikel 11 lid 5 Rome I van toepassing is;
  • op de huurovereenkomst – ondanks de keuze voor Duits recht – alleen Nederlands recht van toepassing is: (a) voor zover het betreft voorschriften die gelden ongeacht het land waar de overeenkomst wordt gesloten en ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst, én (b) van deze voorschriften niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Dit betreft cumulatieve eisen zodat, als aan een van de eisen niet is voldaan, Duits recht van toepassing is.
6.8.4. Het voorschrift van Nederlands recht waar Happy Italy zich op beroept, is artikel 7:271 lid 6 BW. In dat artikel is onder meer bepaald dat het feit dat de opzegging niet heeft plaatsgevonden bij exploot of bij aangetekende brief, niet in de weg staat aan de geldigheid van de opzegging. Van die bepaling mag volgens artikel 7:271 lid 7 BW niet worden afgeweken. Er is dus voldaan aan het in artikel 11 lid 5 onder b Rome 1 genoemde criterium. Naar het oordeel van het hof voldoet artikel 7:271 lid 6 BW echter niet aan het criterium van 11 lid 5 onder a Rome I. Artikel 7:271 lid 6 BW is naar het oordeel van het hof namelijk geen voorschrift dat geldt “ongeacht het land waar de overeenkomst is gesloten en ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst”. De bepaling is, met andere woorden, niet “internationaal dwingend”. Het hof acht hierbij, evenals de kantonrechter, van belang dat de rechtskeuzebevoegdheid van Rome I bij huurovereenkomsten in beginsel onverkort geldt, hetgeen mede blijkt uit het feit dat huurovereenkomsten door de Europese wetgever zijn uitgesloten van de beschermende werking van artikel 6 Rome I.
6.8.5. Hetgeen Happy Italy in de toelichting op grief 4 in incidenteel hoger beroep heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof verwerpt daarom grief 4 in incidenteel hoger beroep.
Beoordeling van grief 5 in incidenteel hoger beroep: enkele nadere verweren van Happy Italy tegen vordering I: de vordering ter zake achterstallige huur
6.9.1. Door middel van grief 5 in incidenteel hoger beroep voert Happy Italy tegen de vordering ter zake achterstallige huur nog enkele verweren. Het hof zal die verweren in het onderstaande behandelen
6.9.2. Happy Italy heeft in de toelichting op de grief allereerst aangevoerd dat – indien Duits recht moet worden toegepast – uit paragraaf 573c BGB volgt dat de huur op 28 april 2017 kon worden opgezegd per 31 juli 2017. Volgens Happy Italy moet op grond van paragraaf 140 BGB in zoverre conversie plaatsvinden van de door Happy Italy gehanteerde te korte opzegtermijn.
6.9.2. Het hof verwerpt dit onderdeel van de grief omdat de opzegging van de huur door Happy Italy ongeldig is omdat die niet in de juiste vorm heeft plaatsgevonden. Daarom kan geen conversie van de te korte opzegtermijn in de Duitse wettelijke opzegtermijn plaatsvinden.
6.9.3. Happy Italy heeft in de toelichting op de grief voorts aangevoerd dat [appellant] bij brief van 3 juni 2017 de ontvangst van de opzegging heeft bevestigd en heeft erkend dat hij het gehuurde weer tot zijn beschikking had gekregen. Volgens Happy Italy heeft [appellant] gelet hierop ten onrechte de huur tot 15 oktober 2017 – de datum van wederverhuur – toegewezen gekregen en had [appellant] het gehuurde eerder ter wederverhuur kunnen aanbieden.
6.9.4. Het hof verwerpt ook dit onderdeel van de grief omdat het onderdeel berust op een onjuiste lezing van de brief van 3 juni 2017. [appellant] heeft in de brief niet de ontvangst van de opzegging bevestigd maar:
  • meegedeeld dat hij uit berichten van de werknemers van Happy Italy die in het gehuurde wonen, opmaakt dat Happy Italy voornemens is om de huur op te zeggen;
  • dat de huidige huur (de huur over de maand juni) niet is betaald, en dat Happy Italy al enkele maanden geleden schriftelijk had moeten opzeggen om per 1 juni 2017 van de huurovereenkomst ontslagen te kunnen worden.
Voorts heeft [appellant] in de brief aan Happy Italy een termijn gesteld voor herstel van de gebreken aan het gehuurde en aangekondigd dat, indien dat herstel niet binnen die termijn plaatsvindt, alle openstaande huurtermijnen en kosten voor herstelwerkzaamheden zullen worden gevorderd. Uit deze brief volgt geen erkenning van de ontvangst van een opzegging en tevens volgt uit de brief dat er geen sprake van is dat [appellant] het gehuurde in goede staat tot zijn beschikking heeft gekregen. Happy Italy heeft in de toelichting op de grief voorts niet voldoende betwist dat zij bij deze stand van zaken de huurpenningen verschuldigd is tot de datum waarop [appellant] het gehuurde aan een derde heeft verhuurd, zijnde 15 oktober 2017. De stelling dat [appellant] het gehuurde eerder ter wederverhuur had kunnen aanbieden is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Het hof acht daarbij van belang:
  • dat Happy Italy, zoals hierna bij de behandeling van grief 2 zal blijken, het gehuurde met aanzienlijke schade heeft achtergelaten, welke schade eerst hersteld moest worden alvorens wederverhuur kon plaatsvinden;
  • doorgaans enige tijd verstrijkt tussen het moment van ter verhuur aanbieden en het daadwerkelijk ingaan van een nieuwe huurovereenkomst.
6.9.5. Happy Italy heeft in de toelichting op de grief tot slot betoogd dat zij over de periode na mei 2017, toen zij het gehuurde al op voor [appellant] kenbare wijze had verlaten, uitsluitend de kale huurprijs van € 2.200,-- per maand verschuldigd is en niet de huurprijs inclusief servicekosten van tezamen € 2.700,-- per maand.
6.9.6. [appellant] heeft dit verweer niet bestreden. Dit brengt mee dat aan achterstallige huur over de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 oktober 2017 niet (4,5 maal € 2.700,-- is) € 12.150,-- verschuldigd is, maar (4,5 maal € 2.200,-- is) € 9.900,--.
6.9.7. Happy Italy heeft in de toelichting op de grief voorts aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte niet de waarborgsom van € 5.000,-- in mindering heeft gebracht op de vordering van [appellant] . Naar het hof begrijpt, berust dit bedrag op een kennelijke verschrijving en bedoelt Happy Italy de waarborgsom van € 5.400,-- die genoemd is in paragraaf 7 van de huurovereenkomst en in punt 8 van de door Happy Italy bij de kantonrechter genomen akte.
6.9.8. [appellant] heeft niet betwist dat de borgsom nog in mindering moet worden gebracht op zijn vordering. [appellant] heeft als getuige erkend dat de borgsom is betaald. Het hof zal daarom, nadat ook is vastgesteld welk bedrag Happy Italy als schadevergoeding voor de aan het gehuurde toegebrachte schade aan [appellant] verschuldigd is, het bedrag van de betaalde waarborgsom op de vordering van [appellant] in mindering brengen.
De grief in principaal hoger beroep: is vordering II verjaard?
6.10.1. Het hof zal nu nader oordelen over de door [appellant] ingestelde vordering II, strekkende tot veroordeling van Happy Italy tot betaling van een schadevergoeding van € 31.116,79 wegens de kosten van herstel van tijdens de huurperiode door werknemers van Happy Italy aan het gehuurde toegebrachte schade.
6.10.2. De kantonrechter heeft in rov. 2.3.3 van het eindvonnis geoordeeld dat vordering II is verjaard. [appellant] is tegen dat oordeel opgekomen met zijn enige grief in principaal hoger beroep.
6.10.3. Het hof heeft in rov. 3.13 van het tussenarrest van 17 mei 2022 het beroep op verjaring verworpen. De grief in principaal hoger beroep heeft dus doel getroffen.
De hoogte van vordering II
6.11.1. Omdat het beroep op verjaring is verworpen, moet het hof nader oordelen over vordering II. Het hof stelt met betrekking tot de hoogte van die vordering het volgende voorop.
6.11.2. [appellant] heeft ter onderbouwing van de vordering een factuur overgelegd van Gebäudeservice [persoon B] van 23 september 2017 ten bedrage van € 32.116,79. In het petitum van de inleidende dagvaarding heeft [appellant] onder II echter slechts veroordeling van Happy Italy gevorderd tot betaling van € 31.116,79. Dienovereenkomstig heeft de rechtbank in rov. 3.1 van het tussenvonnis en in rov. 2.3.1 van het eindvonnis overwogen dat Happy Italy onder II een schadevergoeding van € 31.116,79 vordert. Happy Italy heeft in hoger beroep niet gesteld dat dat bedrag op een verschrijving berust. In het petitum van de dagvaarding in hoger beroep en in het petitum van de memorie van grieven heeft zij ter zake vordering II wederom € 31.116,79 gevorderd. In overeenstemming daarmee is dit bedrag ook genoemd in rov. 3.2 van het tussenarrest. Het hof zal er daarom van uitgaan dat vordering II strekt tot betaling van een schadevergoeding van € 31.116,79 (en niet van € 32.116,79).
Moet op vordering II Duits recht worden toegepast?
6.12.1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat op vordering II Duits recht van toepassing is.
6.12.2. Naar het hof begrijpt, is Happy Italy met de grieven 2 en 3 in incidenteel hoger beroep opgekomen tegen het oordeel dat op vordering II Duits recht moet worden toegepast.
6.12.3. Het hof verwerpt deze grieven en verwijst daartoe naar hetgeen hiervoor in rov. 6.6.1 tot en met 6.7.3 is overwogen. Hetgeen daar is geoordeeld over de toepasselijkheid van Duits recht op het vormvoorschrift bij de opzegging van de huurovereenkomst, geldt evenzeer voor de toepasselijkheid van Duits recht op de regels over de oplevering van de gehuurde woonruimte bij het eind van de huur.
Ten aanzien van onderdeel 2 van de bewijsopdracht: staat van het gehuurde bij aanvang van de huur
6.13.1. Volgens onderdeel 2 van de bij het tussenarrest aan [appellant] gegeven bewijsopdracht, diende [appellant] in verband met vordering II te bewijzen dat het gehuurde zich bij de aanvang van de huurovereenkomst in goede staat bevond.
6.13.2. [appellant] heeft als partijgetuige verklaard dat hij het pand in de eerste maanden van 2015, dus voorafgaand aan het ingaan van de huurovereenkomst, helemaal heeft laten moderniseren en renoveren door Gebaudeservice [persoon B] . Deze verklaring komt er naar de kern genomen op neer dat het gehuurde zich bij de aanvang van de huurovereenkomst in goede staat bevond.
6.13.3. Omdat [appellant] partijgetuige is, geldt ten aanzien van zijn verklaring hetgeen het hof hiervoor in rov. 6.3.2 heeft overwogen.
6.13.4. Naar het oordeel van het hof is er in dit geval aanvullend bewijs beschikbaar dat de verklaring van [appellant] voldoende geloofwaardig maakt. Dat bewijs is allereerst te vinden in de getuigenverklaring van [persoon A] . [persoon A] heeft immers onder meer verklaard:
  • dat hij in het pand van [appellant] is geweest om dat te bekijken, dat de begane grond toen nog een grote lege ruimte was en dat daar kamers gerealiseerd moesten worden;
  • dat [appellant] die kamers vervolgens heeft laten realiseren;
  • dat de gerealiseerde kamers “basic” waren, maar compleet;
  • dat hij zich niet kan herinneren dat hij [appellant] ooit heeft benaderd vanwege gebreken aan het pand die verholpen moesten worden.
6.13.5. Aanvullend bewijs is bovendien te vinden in paragraaf 9 lid 1 van de huurovereenkomst, waarin staat dat de huurder de woning in gerenoveerde staat aanvaardt.
6.13.6. Het hof concludeert dat er meerdere bewijsmiddelen zijn die erop wijzen dat het gehuurde zich bij aanvang van de huur in goede staat bevond. Concrete aanwijzingen voor het tegendeel zijn er niet. Het hof oordeelt daarom dat [appellant] is geslaagd in onderdeel 2 van de hem gegeven bewijsopdracht.
6.13.7. Het hof verwerpt daarom het verweer van Happy Italy dat vordering II niet toewijsbaar is omdat het gehuurde bij aanvang van de huur al in zeer slechte staat verkeerde en veel gebreken had.
Was er bij het einde van de huur sprake van schade aan het gehuurde en heeft [appellant] in verband daarmee de door hem gestelde herstelkosten moeten maken?
6.14.1. Het hof komt nu toe aan de vraag in hoeverre bij het einde van de huur sprake was van schade aan het gehuurde en aan de vraag in hoeverre [appellant] in verband daarmee de door hem gestelde herstelkosten heeft moeten maken.
6.14.2. [appellant] heeft gesteld dat Happy Italy het gehuurde zeer verwaarloosd, vervuild en beschadigd heeft achtergelaten. In de punten 5 tot en met 12 van de inleidende dagvaarding heeft [appellant] de diverse schades nader omschreven. Die schades hebben betrekking op, kort gezegd:
  • de kamers op de begane grond;
  • de badkamer op de begane grond;
  • de binnenplaats en de hal;
  • het appartement op de tweede verdieping;
  • het trappenhuis van de tweede verdieping;
  • de kamers op de zolderverdieping.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [appellant] bij de inleidende dagvaarding 29 bladzijdes met elk twee foto’s overgelegd. In het door [appellant] aan het hof overgelegde procesdossier betreft dit zwartwitkopieën van de betreffende foto’s. Daarnaast heeft [appellant] een factuur van Gebäudeservice [persoon B] van 23 september 2017 overgelegd. Deze factuur betreft het gehuurde en bevat (in de Nederlandse vertaling) als onderwerpsaanduiding:
“Object Jos-Francotteweg
Herstel van de uitgewoonde en beschadigde ruimtes”
Op de factuur staat voorts de volgende specificatie:
“1. Woning BG achterzijde 5.604,55 €

2. Hal/binnenplaats 1.121,00 €

3. Woning BG voorzijde 8.499,75 €

4. Trappenhuis 749,00 €

5. Kamer tweede verdieping 2.183,00 €

6. Woning zolderverdieping 8.831,50 €

_____________________________________________________
Nettobedrag 29.988,90 €
excl. 19% btw 5.127,89 €
Brutobedrag 32.116,79 €”
Bij de factuur is voorts een uitgebreide specificatie in 101 deelposten gevoegd.
6.14.3. Happy Italy heeft als verweer onder meer aangevoerd dat [appellant] niet heeft aangetoond dat de gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd en betaald. Happy Italy heeft dit verweer gevoerd bij conclusie van antwoord, bij de conclusie van dupliek, bij akte na tussenvonnis en bij memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep. Het hof zal [appellant] in de gelegenheid stellen om zich hierover uit te laten. Het hof wenst gemotiveerd van [appellant] te vernemen of hij de factuur van Gebäudeservice [persoon B] van 23 september 2017 wel of niet heeft voldaan. Als [appellant] de factuur heeft voldaan, moet hij daarvan een bewijsstuk (een bankafschrift) in het geding brengen. Het hof zal de zaak in verband hiermee naar de rol verwijzen voor een akte aan de zijde van [appellant] . Happy Italy zal daarna nog de gelegenheid krijgen om een antwoordakte te nemen
6.14.4. Het hof zal elk verder oordeel over vordering II aanhouden tot na de aktewisseling.
Tussenconclusie en afwikkeling
6.15.1. Uit het bovenstaande volgt dat [appellant] in beide onderdelen van de hem gegeven bewijsopdracht is geslaagd.
6.15.2. Het hof heeft voorts de grieven 1 tot en met 4 in incidenteel hoger beroep verworpen. Grief 5 in incidenteel hoger beroep heeft wel ten dele doel getroffen. Dit brengt mee dat aan achterstallige huur over de periode van 1 juni 2017 tot en met 15 oktober 2017 (vordering I) niet € 12.150,-- maar € 9.900,-- verschuldigd is.
6.15.3. Grief 5 in incidenteel hoger beroep heeft voorts in die zin doel getroffen dat de waarborgsom van € 5.400,-- alsnog in mindering moet worden gebracht op hetgeen [appellant] van Happy Italy te vorderen heeft.
6.15.4. In het tussenarrest van 17 mei 2022 heeft het hof het beroep van Happy Italy op verjaring van vordering II (strekkende tot veroordeling van Happy Italy tot betaling van een schadevergoeding van € 31.116,79 wegens de kosten van herstel van tijdens de huurperiode door werknemers van Happy Italy aan het gehuurde toegebrachte schade) verworpen. Dat brengt mee dat de grief in principaal hoger beroep gegrond is.
6.15.5. In afwachting van de aktewisseling houdt het hof elk verder oordeel aan. Dat geldt ook voor het oordeel over het verweer van Happy Italy dat de kleurenfoto’s die [appellant] bij memorie na getuigenverhoor in het geding heeft gebracht, buiten beschouwing moeten blijven omdat zij te laat in het geding zijn gebracht.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 15 augustus 2023 voor een akte aan de zijde van [appellant] met het hiervoor in rov. 6.14.3 omschreven doel (waarna antwoordakte door Happy Italy);
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, M.G.W.M. Stienissen en J.J.M. Saelman en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 juli 2023.
griffier rolraadsheer