Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante] ,
[appellant] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 14 februari 2023,
- de akte na tussenarrest van [appellanten] ,
- de antwoordakte van [geïntimeerde] ,
- de e-mail van het hof van 22 mei 2023 aan VAGN,
- de e-mail van VAGN van 22 mei 2023 aan het hof,
- de e-mail van het hof van 30 mei 2023 aan de heer Walraad ,
- de e-mail van de heer Walraad van 1 juni 2023 aan het hof.
6.De verdere beoordeling
“Een mede-eigenaar van het mandelige terrein kan zijn aandeel daarin niet afzonderlijk van de eigendom van zijn daaraan grenzende registergoed overdragen”.Daarmee is de eigendom van perceel [sectieletter] - [sectienummer 2] onlosmakelijk gekoppeld aan de eigendom van het aangrenzende perceel [sectieletter] - [sectienummer 1] , aldus nog steeds [appellanten]
mogelijkniet beperkt is tot [geïntimeerde] , ziet onderhavig geschil op de uitoefening van de erfdienstbaarheid door [geïntimeerde] en niet op de uitoefening door derden.
7.De uitspraak
- de uitoefening van de erfdienstbaarheid moet op de voor het dienend erf minst bezwarende wijze te geschieden,
- de strook waarover de eigenaar van het heersend erf mag gaan is drie meter breed,
- voertuigen die zich in het dagelijks verkeer over een strook van drie meter kunnen verplaatsen, dienen gebruik te kunnen maken van de erfdienstbaarheid,
- geen rekening dient te worden gehouden met de plaats van de door [geïntimeerde] aangebrachte poort in het hekwerk. Het hof is het eens met wat de voorzieningenrechter hieromtrent heeft overwogen in rechtsoverweging 3.6. van het vonnis van 21 maart 2022 en verwijst daarvoor naar overweging 3.7. van het tussenarrest,
- rekening dient te worden gehouden met de op perceel [sectieletter]- [sectienummer 3] aanwezige container van zes meter,
- [appellanten] is ingevolge artikel 5:48 BW bevoegd zijn erf af te sluiten.