ECLI:NL:GHSHE:2023:2244

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.282.246_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling en verbetering van een eerder arrest in hoger beroep inzake proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 juli 2023 een arrest gewezen dat strekt tot aanvulling en verbetering van een eerder arrest van 25 april 2023. De appellanten, [X Beheer B.V.] en [appellant], hebben verzocht om het arrest van 25 april 2023, met betrekking tot de proceskostenveroordeling, alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit verzoek is gedaan omdat het hof in het eerdere arrest verzuimd had om te oordelen over de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad-verklaring, wat door de geïntimeerden, De Veste c.s., niet was weersproken. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een kennelijke fout die zich leent voor eenvoudig herstel, en heeft daarom het arrest van 25 april 2023 aangevuld op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Daarnaast heeft het hof ambtshalve verbetering toegepast op het eerdere arrest, waarbij het hof heeft vastgesteld dat het dictum niet de door de appellanten gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure bevatte. De appellanten hebben ingestemd met de voorgestelde wijziging van het dictum, en het hof heeft besloten om het arrest van 25 april 2023 te verbeteren. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het dictum van het eerdere arrest aangepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 juli 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Zaaknummer 200.282.246/01
arrest van 11 juli 2023 strekkende tot AANVULLING in de zin van artikel 32 Rv van het arrest, gewezen op 25 april 2023, als ook tot VERBETERING daarvan in de zin van artikel 31 Rv,
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest tussen

1.[X Beheer B.V.],

gevestigd te [vestigingsplaats],

2. [appellant],

Wonende te [woonplaats] (België),

3. [appellante],

Wonende te [woonplaats] (België),
appellanten, hierna gezamenlijk aan te duiden als [appellanten],
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:

1.De Nieuwe Veste B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],
2. De Veste B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden, hierna gezamenlijk aan te duiden als De Veste c.s.,
advocaat: mr. E.L.M. van Kranenburg te Nijmegen,

1.Het verzoek van [appellanten] tot herstel dan wel aanvulling

1.1.
Met een H16-formulier heeft mr. Reinders Folmer namens [appellanten] het hof verzocht het hierboven bedoelde arrest van 25 april 2023, in elk geval voor wat de proceskostenveroordeling betreft, alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en het arrest op die manier te verbeteren dan wel aan te vullen.
1.2.
[appellanten] leggen aan dat verzoek ten grondslag, zakelijk weergegeven, dat De Veste c.s. in het hiervoor genoemde arrest onder meer in de proceskosten zijn veroordeeld, maar dat daarbij is verzuimd om het arrest voor wat betreft die proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, terwijl dit wel was gevorderd, De Veste c.s. daartegen geen verweer hebben gevoerd en de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad-verklaring niet gemotiveerd is verworpen. Het gaat hier om een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent als bedoeld in artikel 31 Rv, althans in ieder geval om een situatie waarin is verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde als bedoeld in artikel 32 Rv, waartoe [appellanten] verwijzen naar rechtspraak van de Hoge Raad.
1.3.
Bij brief van 21 mei 2023 hebben de Veste c.s. tegen het verzoek van [appellanten] ingebracht, zakelijk weergegeven zoals het hof een en ander begrijpt, dat het hof in het dictum van het arrest onder 10.5 heeft geoordeeld dat zij het meer of anders gevorderde afwijst en dat zij daarom veronderstellen dat het hof heeft bedoeld de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad-verklaring niet te honoreren. Een kennelijke fout of vergissing heeft De Veste c.s. dienaangaande in het arrest niet gelezen. Verder is mogelijk dat het arrest wordt gecasseerd, terwijl partijen elkaar naar aanleiding van het arrest van 25 april 2023 mogelijk opnieuw treffen in een schadestaatprocedure, aldus nog steeds De Veste c.s.
1.4.
Vaststaat dat het hof wat betreft de proceskostenveroordeling heeft verzuimd te oordelen over en te beslissen op de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad-verklaring. Vaststaat ook dat die vordering door De Veste c.s. niet is weersproken.
1.5.
Het hof is van oordeel dat het verzoek voor zover het is gegrond op artikel 31 Rv, niet toewijsbaar is. Het verzuim te beslissen over de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad-verklaring voor wat betreft de gegeven proceskostenveroordeling, valt, onder de omstandigheden waarvan in deze zaak sprake is, niet onder datgene wat zich op grond van artikel 31 Rv voor verbetering leent. Nu echter vaststaat dat het hof wat betreft de gegeven proceskostenveroordeling abusievelijk heeft verzuimd te oordelen over en te beslissen op de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad-verklaring en ook dat die vordering niet is weersproken, bestaat dienaangaande wel grond voor aanvulling van het arrest ex artikel 32 Rv. Daaraan staat niet in de weg wat is beslist onder 10.5 van het dictum van het arrest van 25 april 2023; het hof wijst op (onder meer) de uitspraak van de Hoge Raad van 1 oktober 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM9435). Ook de omstandigheid dat mogelijk nog een cassatieprocedure en een schadestaatprocedure volgen, staat daaraan niet in de weg.
1.6.
Het hof zal het arrest van 25 april 2023 aanvullen op de wijze als hieronder in het dictum van dit arrest weergegeven.

2.Ambtshalve verbetering ex artikel 31 Rv

2.1.
Bij brieven aan de raadslieden van partijen van 2 juni 2023 heeft het hof onder andere bij partijen onder de aandacht gebracht, enigszins verkort weergegeven, dat [appellanten] in het geding onder meer hebben gevorderd (petitum onder II):
“De Veste en De Nieuwe Veste hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door [appellant] en [appellant] Schoenen geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;”
Verder is daarbij onder de aandacht gebracht dat in het dictum van het hiervoor bedoelde arrest van 25 april 2023 onder 10.3 als volgt is beslist:
“veroordeelt De Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en te lijden schade wat betreft de door hen verrichte eerste en tweede belegging en De Nieuwe Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en te lijden schade wat betreft de door hen verrichte derde belegging;”.
Het hof heeft daarnaast gewezen op wat verder in het arrest van 25 april 2023 is overwogen, onder meer over de betekenis van de nog te volgen schadestaatprocedure, en opgemerkt dat tegen die achtergrond en in het licht van wat door [appellanten] is gevorderd, het dictum van het arrest van 25 april 2023 onder 10.3 had moeten luiden:
“veroordeelt De Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en nog te lijden schade wat betreft de door hen verrichte eerste en tweede belegging en De Nieuwe Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en te lijden schade wat betreft de door hen verrichte derde belegging, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;”
Het hof heeft daarbij verder gewezen op het bepaalde in artikel 31 lid 1 Rv op grond waarvan het hof ook ambtshalve kan verbeteren en partijen laten weten dat het voorshands meent dat, nu wat in het dictum onder 10.3 is beslist niet de door [appellanten] gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure bevat, sprake is van een ‘andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent’ als bedoeld in artikel 31 lid 1 Rv. Het hof heeft vervolgens partijen in de gelegenheid gesteld zich over een en ander schriftelijk uit te laten, en wel uiterlijk tot en met 19 juni 2023, en aangekondigd dat zij daarna zal beslissen, ook bij gebreke van een (tijdige) reactie.
2.2.
Bij e-mail van mr. Reinders Folmer van 12 juni 2023 hebben [appellanten] bericht dat zij de door het hof beoogde wijziging van het dictum juist achten en daarmee kunnen instemmen. Van de zijde van De Veste c.s. is binnen de gegeven termijn geen reactie ontvangen.
2.3.
Het hof ziet termen voor verbetering van het arrest van 25 april 2023 op de gronden en wijze zoals voorshands uiteen is gezet in zijn brief van 2 juni 2023. Het hof blijft bij wat het in die brief uiteen heeft gezet. Het hof zal het arrest van 25 april 2023 verbeteren op de wijze als hieronder in het dictum van dit arrest zal zijn weergegeven.

3.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat het dictum van het tussen bovenvermelde partijen gewezen arrest van 25 april 2023 als volgt dient te luiden:
“10.1. vernietigt het bestreden vonnis voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen;
en opnieuw rechtdoende:
10.2.
verklaart voor recht dat De Veste en/of De Nieuwe Veste onrechtmatig jegens [appellant] en [X Beheer B.V.] hebben/heeft gehandeld en/of dat zij toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen tegenover [appellant] en [X Beheer B.V.];
10.3.
veroordeelt De Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en nog te lijden schade wat betreft de door hen verrichte eerste en tweede belegging en De Nieuwe Veste tot vergoeding van de door [appellant] respectievelijk [X Beheer B.V.] geleden en te lijden schade wat betreft de door hen verrichte derde belegging, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
10.4.
veroordeelt De Veste c.s. in de kosten van de procedure bij de rechtbank zoals hierboven onder 9.44. begroot, vermeerderd met de nakosten aan de zijde van [appellant] en [X Beheer B.V.] bepaald op € 157,00 voor (na)salaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met € 82,00 voor (na)salaris advocaat en de wettelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een dagvaarding;
10.5.
verklaart dit arrest voor wat betreft de onder 10.4 opgenomen proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
10.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.”
Dit arrest is gewezen door mrs. B.E.L.J.C. Verbunt, Z.D. van Heesen-Laclé en Chr.F. Kroes, en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 juli 2023.
griffier rolraadsheer