In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 augustus 2022 aangevochten, waarin werd bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen. De moeder betoogde dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige bij toewijzing van het gezamenlijk gezag, verwijzend naar de problematische relatie met de vader, die in het verleden betrokken is geweest bij incidenten van geweld en drugsgebruik. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft de claims van de moeder betwist en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseerde dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige zou zijn, ondanks de zorgen die de moeder heeft geuit. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in het belang van de minderjarige heeft gehandeld door naar Spanje te verhuizen zonder de toestemming van de vader en dat gezamenlijk gezag noodzakelijk is om de vader een rol in het leven van de minderjarige te geven.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige.