ECLI:NL:GHSHE:2023:2209

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
200.318.380_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging verzoek tot toewijzing gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het civiel recht en specifiek het personen- en familierecht, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 augustus 2022 aangevochten, waarin werd bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen. De moeder betoogde dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige bij toewijzing van het gezamenlijk gezag, verwijzend naar de problematische relatie met de vader, die in het verleden betrokken is geweest bij incidenten van geweld en drugsgebruik. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft de claims van de moeder betwist en verzocht om bekrachtiging van de eerdere beschikking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseerde dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige zou zijn, ondanks de zorgen die de moeder heeft geuit. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat er geen onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in het belang van de minderjarige heeft gehandeld door naar Spanje te verhuizen zonder de toestemming van de vader en dat gezamenlijk gezag noodzakelijk is om de vader een rol in het leven van de minderjarige te geven.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in het belang van de ontwikkeling van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juli 2023
Zaaknummer: 200.318.380/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/366456 FA RK 19-6459
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. Z. Yeral,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.J.Y.M. Thomas.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 2011, hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest-Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 2 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
1.2.
Deze zaak gaat, in het kort, over het ouderlijk gezag.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 31 oktober 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing over het ouderlijk gezag, en verzocht om opnieuw rechtdoende primair te bepalen dat het inleidend verzoek van de vader tot het uitoefenen van het gezamenlijk gezag wordt afgewezen, dan wel subsidiair een raadonderzoek te gelasten naar de vraag of gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] is, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2022, heeft de vader verzocht om het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Yeral;
-de vader, bijgestaan door mr. Thomas;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 19 juli 2022;
- het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 8 mei 2023 (brief met producties 4 en 5).

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens hun relatie is de minderjarige [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 2 augustus 2022 heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitoefenen.
3.3.
Bij beschikking van 6 april 2023 heeft de rechtbank de moeder bevolen om met [minderjarige] binnen een maand na de datum van die beschikking, derhalve uiterlijk op 6 mei 2023, vanuit Spanje terug te verhuizen naar [woonplaats moeder] , dan wel naar de directe omgeving van [woonplaats moeder] , met daaraan verbonden een dwangsomregeling (€ 1.000,- per dag met een maximum van € 50.000,-).
3.4.
De moeder kan zich met de beslissing over het gezag van 2 augustus 2022 niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat er geen contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag. Er bestaat een reëel risico dat [minderjarige] bij toewijzing van het gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders. De moeder heeft de relatie met de vader in april 2019 definitief verbroken vanwege veelvuldige bedreigingen door de vader. [minderjarige] is getuige geweest van het agressieve gedrag van de vader en het alcohol- en drugsgebruik door de vader. Zij heeft aangegeven bang te zijn voor de vader. De vader is nooit bij [minderjarige] betrokken geweest. De moeder vreest voor het welzijn en de veiligheid van [minderjarige] . De vader heeft in het verleden onder invloed van verdovende middelen een auto-ongeluk veroorzaakt, waarbij [minderjarige] en twee andere minderjarigen in de auto aanwezig waren. Rondom het nieuwe gezin van de vader worden eveneens zorgen geuit over de veiligheid vanwege drugs- en alcoholgebruik en agressief gedrag door zowel de vader als zijn partner.
De moeder is in december 2022 met [minderjarige] naar Spanje verhuisd. De vader heeft hiervoor tot drie keer toe toestemming aan de moeder gegeven, maar hij is daar kennelijk op teruggekomen. Het verhaal van de vader dat zijn computer zou zijn gehackt is onwaarschijnlijk en niet geloofwaardig. Voor zover de vader aangifte tegen de moeder heeft gedaan is die zaak inmiddels geseponeerd.
Vanwege de beslissing van de rechtbank van 6 april 2023 is de moeder met [minderjarige] op 5 mei jongstleden teruggekeerd naar Nederland. In tegenstelling tot hetgeen de vader beweert was de school van [minderjarige] op de hoogte van de verhuizing en is hierover ook contact met de leerplichtambtenaar geweest.
De moeder hoopt dat ze op termijn met [minderjarige] naar Spanje terug kan. De moeder heeft er een woning en werk en [minderjarige] heeft het naar haar zin op school. [minderjarige] is niet meer angstig en ervaart rust. [minderjarige] wil absoluut geen contact met de vader. Zodra de moeder signalen opvangt dat [minderjarige] weer voor contact open staat, dan staat de moeder daar volledig achter, mits het contact veilig kan verlopen.
3.6.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
De vader betwist hetgeen de moeder naar voren heeft gebracht en verwijst in dit kader ook naar de stukken uit de eerste aanleg. Er zijn geen contra-indicaties voor gezamenlijk gezag en niet is gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders. Zelfs indien [minderjarige] tussen de ouders klem dreigt te raken, dan dient de vader het gezag te behouden, omdat dit het meest in het belang van [minderjarige] is. De vader verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533) en naar de Conclusie van de A-G bij die uitspraak. Er is sprake van een soortgelijke situatie.
De moeder laat al jarenlang na om de benodigde hulpverlening in te gaan zetten voor [minderjarige] , ondanks haar toezeggingen en het dringende advies daartoe van instanties.
Er vindt geen enkele verbetering plaats in de situatie en de vader heeft [minderjarige] al jarenlang niet gezien of gesproken. De vader wil graag een rol in het leven van [minderjarige] . De moeder heeft uit het niets aangegeven dat zij ernstig ziek is geweest en dat zij in verband met haar revalidatie voor onbepaalde duur naar Spanje wilde verhuizen. Inmiddels heeft de verhuizing plaatsgevonden, terwijl de vader met klem ontkent hiervoor toestemming te hebben gegeven. Het feit dat de zaak tegen de moeder is geseponeerd betekent niet dat haar versie van de gebeurtenissen juist is. De school van [minderjarige] bleek niet op de hoogte te zijn van de verhuizing van [minderjarige] naar Spanje. De moeder is nu terug uit Spanje, maar volgens de vader is dit slechts voor de bühne en staan de moeder en [minderjarige] nog steeds ingeschreven in Spanje. De vader ziet ook niet in waarom [minderjarige] nog niet terug is gegaan naar haar oude school hier in Nederland.
De moeder houdt niet op om de vader uit het leven van [minderjarige] te wissen. Er is sprake van ouderverstoting. Indien de vader geen gezag heeft, dan is de moeder weg en heeft de vader geen enkel recht meer.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling als volgt geadviseerd.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Het gezag geeft de vader een positie in het leven van [minderjarige] , alhoewel het voor hem lastig is om er daadwerkelijk uitvoering aan te geven. Er zijn geen signalen dat [minderjarige] klem komt te zitten indien de vader het gezag behoudt. Het is voor [minderjarige] heel jammer dat alle genomen stappen door de verhuizing van de moeder teniet zijn gedaan. De ouders zouden gaan werken aan een vorm van samenwerking, zodat er bij [minderjarige] ruimte zou ontstaan om het contact met de vader weer aan te gaan. Of de vader het gezag wel of niet behoudt, zal geen verandering brengen in deze feitelijke situatie. Er is nu geen enkele ruimte bij [minderjarige] voor enige loyaliteit naar de vader. Die loyaliteit zit ergens diep verstopt, maar er kan geen uiting aan worden geven.
Door de situatie die is ontstaan wordt [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling bedreigd en is er een grond voor een ondertoezichtstelling aanwezig. De raad zal zich hierover beraden.
Het wettelijk kader
3.8.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de andere ouder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De overwegingen van het hof
3.9.
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht het volgende.
3.10.
Voor zover de moeder heeft verzocht om een onderzoek door de raad naar het gezag, zal het hof dit verzoek afwijzen, omdat het hof zich voldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
3.11.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders of dat het eenhoofdig gezag van de moeder anderszins in haar belang noodzakelijk is.
Uit de wet volgt dat het uitgangspunt is dat de ouders gezamenlijk met het gezag over hun kind(eren) zijn belast. Op grond van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht is niet gebleken dat er contra-indicaties zijn voor gezamenlijk gezag. Integendeel, het hof ziet in het handelen van de moeder een contra-indicatie voor het eenhoofdig gezag. De moeder is naar Spanje verhuisd, terwijl er concrete afspraken waren gemaakt om het contact tussen [minderjarige] en de vader te herstellen en de hiervoor noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] in te zetten. De moeder heeft hierdoor niet in het belang van [minderjarige] gehandeld. Daar komt bij dat niet onomstotelijk vaststond dat de vader met de verhuizing akkoord was, terwijl de toestemming van de vader voor de verhuizing van [minderjarige] naar Spanje noodzakelijk is. Voor het inschrijven van [minderjarige] op de school in Spanje lijkt de moeder evenmin toestemming van de vader te hebben gekregen.
Het gezamenlijk gezag lijkt de enige manier te zijn om de vader een positie in het leven van [minderjarige] te geven. In dit kader neemt het hof in overweging dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] van belang is dat zij een onbelast contact kan hebben met haar beide ouders. Hiervan is nu geen sprake, omdat [minderjarige] de vader volledig lijkt af te wijzen en de moeder tot nu toe niet in staat is gebleken om hierin verandering te brengen.
Dat er geen sprake is van een goede communicatie tussen de ouders, kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet tot een ander oordeel leiden. De ouders zijn eerder in staat gebleken om (basale) afspraken met elkaar te maken en met elkaar te communiceren. Van hen mag worden verwacht dat zij hun ouderlijke verantwoordelijkheid jegens [minderjarige] nemen en dat zij - met de inzet van de nodige hulpverlening - de in het kader van het gezag te nemen beslissingen gezamenlijk zullen nemen.
3.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven van de moeder niet slagen. Het hof zal de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
3.13.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 2 augustus 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, H. van Winkel en
K.A. Boshouwers en is op 6 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.