ECLI:NL:GHSHE:2023:2122

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
20-000661-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. T. van de Woestijne
  • mr. O.A.J.M. Lavrijssen
  • mr. N.J.L.M. Tuijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal met bedreiging met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is ter zake van diefstal met bedreiging met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De tenlastelegging betrof diefstal van meerdere bankpassen en een tas, gepleegd op 1 februari 2022 te Roosendaal, waarbij de verdachte de benadeelde heeft bedreigd met geweld. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de aangever en camerabeelden. De verdediging stelde dat de verdachte enkel zijn eigen spullen wilde meenemen, maar het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk geweld heeft gebruikt om de diefstal te vergemakkelijken. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld, en het hof heeft rekening gehouden met zijn recidive. De opgelegde straf is in lijn met de oriëntatiepunten voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000661-22
Uitspraak : 29 juni 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 10 maart 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-028723-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
[adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, het bezit van het gestolene te verzekeren’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Namens de verdachte is vrijspraak bepleit. Daarnaast is, in het geval het hof tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, verzocht om de beslissing op de vordering van de benadeelde partij te bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2022 te Roosendaal een of meerdere (bank)passen en/of een tas(sen) en/of een pasjeshouder en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde] vast te pakken en/of
- die [benadeelde] te duwen en/of te trekken en/of
- (richting) die [benadeelde] te trappen en/of
- dreigend op die [benadeelde] af te lopen en/of
- achter die [benadeelde] aan te rennen en/of
- te schreeuwen tegen die [benadeelde] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2022 te Roosendaal meerdere (bank)passen en een tas en een pasjeshouder en een geldbedrag, die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- (richting) die [benadeelde] te trappen en
- dreigend op die [benadeelde] af te lopen en
- achter die [benadeelde] aan te rennen en
- te schreeuwen tegen die [benadeelde] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal, nu – kort gezegd –niet kan worden geconcludeerd dat de verdachte het oogmerk had om spullen weg te nemen en deze zich door middel van (bedreiging met) geweld wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij wordt verwezen naar een arrest van de Hoge Raad van 2 juli 2013 (ECLI:NL:HR:2013:94). De verdachte heeft zijn eigen bezittingen bij elkaar willen sprokkelen en deze mee willen nemen, en heeft daarbij per abuis de tas van aangever meegepakt, aldus de verdediging. De trap heeft de verdachte gegeven ter afwering van aangever, die dreigend op hem af zou zijn gekomen.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om de tas van aangever door bedreiging met geweld weg te nemen. Het verweer wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen.
Daarbij wijst het hof in het bijzonder op de verklaring van de aangever waarin hij te kennen heeft gegeven dat aangever zijn pasjeshouder zelf nog niet in de tas had gedaan, en dat hij vervolgens waarnam dat de verdachte diens pasjeshouder met inhoud in de tas deed. Op de camerabeelden die door omstanders zijn gemaakt, is door verbalisant [verbalisant] waargenomen dat de verdachte een rode plastic tas in zijn linkerhand hield, terwijl hij de bruine tas van aangever in zijn rechterhand vasthad. Op camerabeelden van het NS-station neemt verbalisant [verbalisant] vervolgens waar dat de verdachte, nadat hij via de uitgang naar binnen is gelopen met de tas van aangever, weer achter aangever aanrent, de stationshal in.
Het scenario van de verdediging, waarbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de verdachte slechts zijn eigen spullen heeft willen pakken, vervolgens alles bij elkaar heeft geschaard, en dit alles (inclusief tas van het slachtoffer) mee heeft genomen, wordt weerlegd door het feit dat de verdachte zijn eigen goederen in een andere hand vasthield. Daarnaast gaf de verdachte een trap in de richting van aangever, waarmee hij dreigde geweld te gebruiken richting aangever. Het geven van deze trap en het achter aangever aanrennen, ook wanneer deze naar buiten vlucht, zijn naar het oordeel van het hof kennelijk bewuste handelingen van de verdachte geweest om aangever vrees aan te jagen, op afstand te houden en de diefstal van de tas met inhoud gemakkelijk te maken en zich het bezit van het gestolene te verzekeren. Het hof leidt uit het voorgaande dan ook het bestaan van het oogmerk op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van de tas met inhoud af. Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt gekwalificeerd als:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie heeft het hof gelet op:
  • de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan;
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en
  • de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich 1 februari 2022 schuldig gemaakt aan diefstal, die werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen het slachtoffer en welke diefstal werd gepleegd in een publieke ruimte, te weten een stationshal. Daarbij is de verdachte niet enkel dreigend op het slachtoffer afgelopen, maar heeft hij ook tegen hem geschreeuwd en is hij achter hem aangerend. Daarnaast koos de verdachte ervoor om een trapbeweging te maken om het slachtoffer op afstand te houden. Met zijn gedrag heeft de verdachte getoond dat hij niet alleen geen respect heeft voor de eigendommen van een ander, maar ook dat hij de dreiging met het gebruik van geweld jegens personen om zich het eigendom van een ander toe te eigenen, niet schuwt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Bij zijn beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Deze oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij de strafoplegging. Het hof acht in dit geval de oriëntatiepunten voor een tasjesroof met een enkele duw/ruk en voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging het bewezenverklaarde het meest benaderen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2023.
Uit dit uittreksel blijkt dat de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen ter zake van andere strafbare feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen. In het bijzonder heeft het hof, ten nadele van de verdachte, meegewogen dat de verdachte in december 2021 tweemaal onherroepelijk is veroordeeld voor diefstal en schuldheling en in 2020 onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling. Aldus is sprake van recidive op zowel het gebied van vermogensfeiten als van een geweldsfeit.
In geval van recidive houdt het oriëntatiepunt voor, kortweg, een tasjesroof in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en voor, kortweg, een straatroof in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Andere strafverzwarende of strafmatigende feiten of omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden.
Naar het oordeel van het hof kan – in het bijzonder gelet op de aard en ernst van het feit – niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Alles afwegend acht het hof passend en geboden aan de verdachte een
gevangenisstrafop te leggen voor de duur van
6 maanden,met aftrek van voorarrest
.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Blijkens de kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 februari onder registratienummer PL2000-2022028930-11 zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • donkerblauwe jas met rode binnenkant, goednummer PL2000-2022028930-2425301;
  • telefoon Sony Experia, goednummer PL2000-2022028930-2425303;
  • ronde wollen sjaal/coll, goednummer PL2000-2022028930-2425304;
  • zwart jack met capuchon van het merk Pull&Bear, goednummer PL2000-2022028930-2425306.
De politierechter heeft in het vonnis geen beslissing genomen op het beslag. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken wie als rechthebbende(n) van de genoemde in beslag genomen goederen kan of kunnen worden aangemerkt. Het hof ziet derhalve aanleiding om daarvan de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) te gelasten en zal overeenkomstig beslissen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 17.957,50. De vordering bestaat uit
€ 475,50 aan materiele schade en € 17.500,00 aan immateriële schade. De gevorderde materiële schadevergoeding valt uiteen in de volgende posten:
  • nieuwe ov-kaart € 7,50;
  • contant geld portemonnee € 280,00;
  • schade aan tas € 120,00;
  • schade aan portemonnee € 50,00;
  • psycholoog (
De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Het hof heeft met betrekking tot de posten die zijn gevorderd als materiële schade geen onderbouwing aangetroffen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de benadeelde partij enkel gesteld deze schade te hebben geleden. Ook ter terechtzitting in hoger beroep is een nadere onderbouwing uitgebleven. Voor wat betreft de beoordeling van de gevorderde immateriële schade (ad € 17.500,00) geldt dat het hof is gebonden aan de geldende (strikte) juridische kaders als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende onderbouwd dat [benadeelde] door het bewezenverklaarde in zijn persoon is aangetast als bedoeld in dat wetsartikel.
Het alsnog in staat stellen van de benadeelde partij tot (nadere) onderbouwing van zijn vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder hun eigen kosten van het geding dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- donkerblauwe jas met rode binnenkant, goednummer PL2000-2022028930-2425301;
- telefoon Sony Experia, goednummer PL2000-2022028930-2425303;
- ronde wollen sjaal/coll, goednummer PL2000-2022028930-2425304;
- zwart jack met capuchon van het merk Pull&Bear, goednummer PL2000-2022028930-2425306.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. T. van de Woestijne, voorzitter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. N.J.L.M. Tuijn, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M.F. van de Ven, griffier,
en op 29 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. O.A.J.M. Lavrijssen en mr. N.J.L.M. Tuijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.