ECLI:NL:GHSHE:2023:2068

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
20-001283-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, maar zonder oplegging van straf of maatregel. De verdachte had op 10 juni 2019 twee medewerkers van een psychiatrisch ziekenhuis bedreigd met de woorden "Ik ga jullie neersteken" en "ik gooi je voor de trein". Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het delict ontoerekeningsvatbaar was door zijn psychische toestand en het gebruik van drugs. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar was, aangezien hij op de hoogte was van de effecten van drugs op zijn gedrag. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging, maar heeft besloten geen straf of maatregel op te leggen, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft ook de schending van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak geconstateerd, aangezien er meer dan twee jaar verstreken was tussen het indienen van het hoger beroep en de uitspraak.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001283-20
Uitspraak : 2 juni 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 02-224851-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de tenlastegelegde ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ bewezenverklaard en de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit ontoerekeningsvatbaar was, verdachte daarom niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2019 te [plaats] , gemeente Goes, [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jullie neersteken” en/of “en voor de trein gooien” en/of “ik gooi je voor de trein”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 juni 2019 te [plaats] , gemeente Goes, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jullie neersteken” en “en voor de trein gooien” en “ik gooi je voor de trein”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte dient te ontslaan van alle rechtsvervolging. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep diverse stukken overgelegd uit en naar aanleiding van een ander (medisch) dossier en aangevoerd dat het bewezenverklaarde verdachte niet kan worden toegerekend nu het tenlastegelegde feit mede het gevolg is van onmacht en de gemoedstoestand van de verdachte. Volgens de raadsman was de verdachte in de periode waarin het ten tenlastegelegde feit is begaan, ondanks zijn medicatie, psychotisch, waardoor bij verdachte ten tijde van het begaan van het feit sprake was van ontoerekeningsvatbaarheid.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het dossier blijkt van de volgende feiten en omstandigheden.
Beide aangevers zijn werkzaam bij de afdeling [afdeling] van [psychiatrisch ziekenhuis] te [plaats] . Op deze afdeling was verdachte ten tijde van het begane feit opgenomen met een rechterlijke machtiging. Op 10 juni 2019 tijdens de nachtdienst maakte verdachte dusdanig veel herrie, hetgeen ontwrichtend werkte, dat hij werd aangesproken door een van de aangevers ( [betrokkene 2] ) op zijn gedrag. De andere aangever ( [betrokkene 1] ) kwam er ter ondersteuning bij. Bij het verlaten van de kamer van verdachte heeft verdachte beide aangevers bedreigd door te roepen dat hij hen zou gaan neersteken en voor de trein zou gooien. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het begaan van het feit waarschijnlijk drugs op had en dat hij daar dan zo op reageert.
Het gedrag van een dader kan hem niet worden toegerekend als aan drie voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet bij de dader een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap bestaan op het moment van de delictsgedraging. In de tweede plaats dient er sprake te zijn van een causaal verband tussen de vastgestelde abnormale geestesgesteldheid en de verweten gedraging. Ten slotte moet de abnormale geestesgesteldheid zodanig zijn dat zij aan de toerekening van het feit aan de dader in de weg staat.
Het hof stelt voorop dat volledige ontoerekenbaarheid zoals dat als exceptie bij de beoordeling van de delictsgedraging kan doorwerken op grond van artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht in het algemeen wordt gereserveerd voor de verdachte die het door hem begane feit als gevolg van een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap niet kan worden toegerekend indien hij van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan is verstoken. Een situatie waarin de dader vanwege een bijzondere gemoedstoestand zijn verantwoordelijkheid niet ten volle kan dragen zonder dat kan worden gezegd dat hem geen enkel verwijt treft (verminderde toerekenbaarheid), kan onder omstandigheden van invloed zijn op de bepaling van de (modaliteit van de) sanctie. Dat een verminderde toerekenbaarheid bij de strafoplegging in aanmerking moet worden genomen, vindt echter geen steun in het recht (vgl. o.a. HR 24 juli 1967, NJ 1969, 63 m.nt Enschedé en HR 4 december 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6351).
Op grond van de in het dossier voorhanden zijnde bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde handelen onder invloed was van drugs. Het is naar het oordeel van het hof aannemelijk dat deze intoxicatie aanleiding heeft gegeven tot een kortdurende psychische ontremming bij de verdachte die van invloed is geweest op de totstandkoming van diens tenlastegelegde gedraging. De verdachte heeft verklaard dat hij op de hoogte was dat drugs bij hem een ontremmende werking hebben.
Het voorgaande brengt echter naar het oordeel van het hof, anders dan door verdediging aangevoerd, niet mee dat het bewezenverklaarde de verdachte in het geheel niet kan worden toegerekend. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is voor het hof ten eerste niet voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte in het geheel geen grip meer had op zijn impulsen en hij van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken. In de tweede plaats mag als algemeen bekend worden verondersteld dat het gebruik van drugs (de inname van geestverruimende middelen) tot een zekere ontremming kan leiden en verdachte heeft zelf ook verklaard dat het gebruik van drugs deze uitwerking bij hem heeft.
Uit bestendige rechtspraak van de Hoge Raad omtrent de strafbaarheid ter zake van feiten gepleegd onder invloed van alcohol of drugs kan worden opgemaakt dat deze feiten de verdachte kunnen worden toegerekend indien de verdachte verwijtbaar is komen te verkeren in een toestand van een psychische stoornis (vgl. o.a. HR 9 juni 1981, ECL:NL:HR:1981:AC0902, NJ 1983/412 m.nt. Van Veen en HR 12 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC3797, NJ 2008/263 m.nt. Keijzer). De keuze van de verdachte om ten tijde van het hem tenlastegelegde onder invloed van drugs met een ontremmende werking te zijn, is een bewuste keuze geweest (zogenoemde ‘vrijwillige intoxicatie’) en is hem aan te rekenen. In die zin kan de verdachte verantwoordelijk worden gehouden voor zijn onder invloed van die middelen ontstane gedraging.
Het hof is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde ontoerekeningsvatbaar was. Het hof is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde de verdachte kan worden toegerekend.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is de verdachte strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
De politierechter heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de beoordeling van de afdoeningsmodaliteit gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] door hen de dreigende woorden toe te voegen “Ik ga jullie neersteken” en “en voor de trein gooien” en “ik gooi je voor de trein”. Een bedreiging is voor slachtoffers in algemene zin zeer ingrijpend en veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid. Dat geldt in het bijzonder wanneer bedreigingen worden geuit tegen personen die slechts hun werk uitvoeren op de wijze waarop van hen wordt verlangd. Zo waren [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ten tijde van het tenlastegelegde werkzaam bij [psychiatrisch ziekenhuis] te [plaats] , op de afdeling ( [afdeling] ) waar de verdachte verbleef. Bedreiging is een feit dat in algemene zin het veiligheidsgevoel van de slachtoffers ernstig kan aantasten. Dat beide slachtoffers werkzaam waren in de verpleging op een speciale afdeling waar zich mogelijk vaker soortgelijke incidenten voordoen, betekent geenszins dat zij bedreigingen als de onderhavige dienen te tolereren. Integendeel, indien deze bedreigingen plaatsvinden tegen professionele hulpverleners als in dit geval, moet een verdachte doorgaans rekening houden met een (hogere) straf.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof is namens de verdachte naar voren gebracht dat hij momenteel niet meer in een kliniek verblijft en goed contact heeft met zijn moeder.
Gelet op het voorgaande en met name met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is begaan is het hof van oordeel dat geen straf of maatregel aan de verdachte dient te worden opgelegd. Het hof zal derhalve volstaan met de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
Redelijke termijn
Ten aanzien van de berechting binnen een redelijke termijn in hoger beroep overweegt het hof het volgende.
Voorop wordt gesteld dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Wat betreft de berechting van de zaak in hoger beroep heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld.
Tussen de datum waarop het hoger beroep is ingesteld, te weten 29 juni 2020, en de datum waarop het hof de uitspraak doet, 2 juni 2023, is een periode van ongeveer 3 jaar verstreken. Hieruit volgt dat het hof niet binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak is gekomen. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigt, is het hof niet gebleken.
Gelet op het feit dat het hof toepassing zal geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, zal het hof volstaan met de enkele constatering van de schending van de redelijke termijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. W.F. Koolen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. Koop, griffier,
en op 2 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.