Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 3] (ontbonden),voorheen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 4] (ontbonden),
[geïntimeerde 5],
[geïntimeerde 6],
[geïntimeerde 7],
[geïntimeerde 8],
[geïntimeerde 9],
[geïntimeerde 10] (ontbonden),
[geïntimeerde 11] (ontbonden),
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/394323 / HA ZA 22-60)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met incidentele exhibitievordering;
- de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerden] .
3.De beoordeling
“overlegging van een specificatie van de boekhoudkundige (kortlopende?) schulden waarin een voorziening zou zijn getroffen voor zijn betaling met alle daarbij behorende administratieve documenten; in relatie tot de jaarstukken van [geïntimeerde 4] ; waaruit blijkt welke schulden voldaan zijn en hoe de schuld aan [appellant] is geboekt en welke overige schuldeisers – buiten [appellant] – niet zijn voldaan.”.
- de eiser of verzoeker dient een rechtmatig belang te hebben;
- de vordering dient betrekking te hebben op bepaalde bescheiden en
- de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of verzoeker of zijn rechtsvoorganger partij is.