ECLI:NL:GHSHE:2023:1988

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
200.323.425_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging tussentijdse beëindiging schuldsaneringsregeling met maximale verlenging van de looptijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de schuldsaneringsregeling van de appellant. De appellant had in eerste aanleg een tussentijdse beëindiging van zijn schuldsaneringsregeling aangevochten, die door de rechtbank Limburg was uitgesproken op 21 februari 2023. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren was nagekomen, wat leidde tot de beëindiging van de regeling. De appellant heeft in hoger beroep verzocht om de schuldsaneringsregeling met een maximale verlenging van twee jaar te continueren, waarbij hij zijn verbeterde situatie en de positieve ontwikkelingen in zijn leven naar voren heeft gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2023 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, inclusief zijn strijd tegen alcoholverslaving en zijn recente werkervaring. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zijn verslavingsproblematiek onder controle heeft gekregen en dat hij een arbeidsovereenkomst heeft bij Participatiebanen. Echter, het hof oordeelde dat de positieve ontwikkelingen nog te recent waren om definitief te besluiten over de voortzetting van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft de beslissing aangehouden tot 21 september 2023, waarbij de bewindvoerder is verzocht om het hof te informeren over de voortgang van de schuldsaneringsregeling in de tussentijd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
Uitspraak : 15 juni 2023
Zaaknummer : 200.323.425/01
Zaaknummer eerste aanleg : [nummer]
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. Q.J. van Riet te Venlo.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 februari 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties (1 t/m 3), ingekomen ter griffie op 28 februari 2023, heeft [appellant] het hof verzocht voormeld vonnis te vernietigen en, als aangevuld bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep, zijn schuldsaneringsregeling met een maximale verlenging van twee jaren te continueren.
2.2.
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 24 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn [appellant] , bijgestaan door mr. Van Riet en mevrouw [bewindvoerder] , hierna te noemen: de bewindvoerder, gehoord.
Mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , hierna te noemen: de beschermingsbewindvoerder, is met
bericht van verhindering niet ter zitting in hoger beroep verschenen.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 februari 2023 en van een verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 1 maart 2022;
- de stukken van de eerste aanleg, ingestuurd door de advocaat van [appellant] d.d. 2 mei 2023;
- de inlichtingenformulieren met bijlagen van de advocaat van [appellant] , tweemaal d.d. 22 mei 2023;
- de brief met bijlagen van de curator d.d. 8 mei 2023;
- de brief van de beschermingsbewindvoerder d.d. 17 mei 2023.
- het emailbericht met bijlage (arbeidsovereenkomst Participatiebanen) van de advocaat van [appellant] d.d. 6 juni 2023 (met toestemming van het hof na afloop van de mondelinge behandeling in hoger beroep alsnog overgelegd).

3.De beoordeling

3.1.
Ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken dat over de goederen die aan [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind is ingesteld als bedoeld in artikel 1:431 lid 1 BW. Uit haar schrijven van 17 mei 2023 blijkt dat de beschermingsbewindvoerder bekend is met het hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld en in het kader daarvan in de gelegenheid is gesteld, van welke gelegenheid zij in appel ook gebruik heeft gemaakt, om haar visie over dit hoger beroep te geven (vgl. HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV4010).
3.2.
Bij vonnis van 27 oktober 2020 is ten aanzien van [appellant] de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
3.3.
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Faillissementswet (Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op verzoek van de bewindvoerder d.d. 29 december 2022 tussentijds beëindigd nu [appellant] een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakwam of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmerde dan wel frustreerde. Aangezien er baten waren voor uitdeling verkeerde [appellant] van rechtswege in staat van faillissement zodra de uitspraak in kracht van gewijsde zou zijn gegaan.
3.4.
De rechtbank heeft dit als volgt gemotiveerd:
“2.2. (…) De saniet wist, althans behoorde te weten, dat een saniet, om aan de sollicitatieverplichting te voldoen, maandelijks tenminste vier sollicitaties dient te verrichten en kopieën daarvan aan de bewindvoerder dient te versturen. De saniet heeft geen bewijsstukken van sollicitaties overgelegd aan de bewindvoerder. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat de saniet in voldoende mate heeft gesolliciteerd.
Bovendien is onvoldoende aannemelijk geworden dat de saniet (volledig) arbeidsongeschikt moet worden geacht, nu niet is gebleken dat saniet de bewindvoerder van medische
informatie heeft voorzien waaruit die arbeidsongeschiktheid kan worden afgeleid.
Aangeboden kansen om de schuldsaneringsregeling alsnog een goede wending te geven zijn
niet benut. Zo heeft saniet nagelaten de bewindvoerder te voorzien van relevante informatie,
ondanks dat hij wederom in het vijfde verslag van de bewindvoerder van 6 december 2022
uitdrukkelijk op zijn verplichtingen is gewezen en nog een nakomingstermijn heeft
gekregen. Van de werkzaamheden en het toekomstperspectief bij de gemeente, zoals
aangevoerd ter zitting, zijn geen concrete stukken overgelegd. Het blijft bij toezeggingen om
de verplichtingen vanaf nu stipt na te komen, maar die toezeggingen zijn in het verleden
meermaals gedaan en nog altijd niet nagekomen. De rechtbank heeft daarom geen
vertrouwen dat de verplichtingen nu wel zullen worden nagekomen.”
3.5.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiervan in hoger beroep gekomen. Hij heeft daartoe in het beroepschrift - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] erkent dat hij zijn kernverplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen en dat deze tekortkoming hem kan worden toegerekend. Na de aanvang van de schuldsaneringsregeling kreeg [appellant] gezondheidsklachten vanwege bovenmatig alcoholgebruik. [appellant] heeft zich vervolgens gewend tot [instantie] te [vestigingsplaats] om hem, na een detoxperiode van enkele weken, door middel van cognitieve gedragstherapie te helpen abstinent te zijn en blijven. De resultaten zijn positief. [appellant] heeft zijn zucht naar alcohol onder controle gekregen. [appellant] schaamde zich zeer voor zijn alcoholmisbruik. Hij durfde de bewindvoerder daarover niet te informeren, uit angst dat dit de schuldsaneringsregeling zou doen stoppen. [appellant] begrijpt inmiddels dat dit een slechte keuze was.
[appellant] heeft voorts van de gemeente [gemeente] de kans gekregen als medewerker
groenvoorziening arbeidsinkomen te verwerven. Het is de bedoeling dat [appellant] binnen de duur van deze overeenkomst een fulltime dienstverband zal krijgen.
[appellant] heeft, kort gezegd, zijn problemen leren erkennen, heeft hulp gezocht en gevonden en heeft nieuwe positieve perspectieven, zowel inzake zijn gezondheid als inzake zijn arbeidsinkomsten.
[appellant] heeft de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling verzocht de duur van zijn schuldsaneringsregeling te verlengen met twee jaar. Een verlenging van de schuldsaneringsregeling geeft [appellant] de kans de regeling alsnog goed, oftewel met verlening van de schone lei, na te komen. De rechtbank heeft in haar vonnis (waarvan thans beroep) zijn verzoek tot verlenging van de duur van de schuldsaneringsregeling echter niet genoemd.
3.6.
Hieraan is door en namens [appellant] ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. De advocaat van [appellant] heeft getracht om nog voor deze zitting een exemplaar van de arbeidsovereenkomst bij Participatiebanen te verkrijgen, zodat deze alsnog kon worden overgelegd. Dat is niet gelukt en [appellant] verzoekt het hof thans om toestemming om deze arbeidsovereenkomst, zodra hij deze in zijn bezit heeft, alsnog te mogen overleggen. (Hof: Het hof heeft dit toegestaan en heeft daartoe de reguliere uitspraaktermijn verlengd tot 15 juni 2023.)
Voorts erkent [appellant] dat hij de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen in het verleden niet altijd naar behoren is nagekomen, maar vanaf februari 2023 is dit wel het geval. Indien zijn schuldsaneringsregeling maximaal zou worden verlengd zou hij aan het einde van de rit per saldo ook langduriger wel dan niet aan deze verplichtingen hebben voldaan. Zoals ook uit de verklaring van GGZ blijkt heeft [appellant] zijn alcoholgebruik nu onder controle, daargelaten nog dat dit alcoholgebruik geen rol speelde bij het niet nakomen van zijn verplichtingen. Daarnaast werkt [appellant] nu en wordt hij ondersteund door een beschermingsbewindvoerder en zijn zus.
Desgevraagd erkent [appellant] dat hij gedurende het verhoor door de rechter-commissaris een onjuist beeld van zijn alcoholgebruik heeft geschetst. [appellant] zat naar eigen zeggen nog in een ontkenningsfase en hield feitelijk vooral zichzelf voor de gek. Hij staat nu ongeveer een half jaar “droog”. Er is in die tijd wel één keer sprake van een “uitglijder” geweest, maar nimmer van een (structurele) terugval. Ook gebruikt hij geen cannabis meer.
3.7.
De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] wil thans, gedurende de periode na het eindvonnis en de mondelinge behandeling in hoger beroep, alles op alles zetten om de schuldsaneringsregeling alsnog te mogen voortzetten door middel van een verlenging van de sanering met twee jaar. Helaas zijn ook nu weer te weinig onderbouwende stukken aangeleverd. [appellant] geeft weliswaar aan dat hij in de afgelopen periode hard gewerkt heeft binnen de werkervaringsplaats, echter de onderbouwing ontbreekt, zoals ook de tussentijdse (recente) evaluatie van de voortgang van de afgelopen werkperiode met vermelding van de concrete opbouw van uren, een (concept-) arbeidsovereenkomst en een evaluatie van zijn verslavingspsycholoog. Een en ander heeft bovendien tot nu toe niet geleid tot enige bijdrage aan de crediteuren.
3.8.
Hieraan is door de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd. De bewindvoerder hoort wederom een aantal toezeggingen, maar dat is in het verleden wel vaker het geval geweest. Er is vooralsnog geen concrete onderbouwing en de bewindvoerder ziet vooralsnog dan ook geen omstandigheden waarop zij een vertrouwen dat [appellant] ditmaal zijn toezeggingen wel na gaat komen zou kunnen baseren. De arbeidsovereenkomst bij Participatiebanen (op full time basis) zou zodra deze voorhanden is voor de bewindvoerder wel een “gamechanger” kunnen zijn.
3.9.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.9.1.
Het hof dient, gelet op het bepaalde in artikel 350 lid 3 aanhef en sub c Fw, te beoordelen of er bij [appellant] , in het licht van de overige omstandigheden van het geval, sprake is van het niet naar behoren nakomen van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen of het door zijn doen of nalaten anderszins belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
3.9.2.
Vast staat, temeer nu hij zulks zowel in zijn beroepschrift als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep ook nadrukkelijk en bij herhaling heeft erkend, dat [appellant] de voor hem uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen veelal niet naar behoren is nagekomen. Met name doch niet uitsluitend de nakoming van de (spontane) informatieplicht is tot nu uiterst gebrekkig verlopen.
3.9.3.
Daar staat tegenover dat het hof het voldoende aannemelijk acht [appellant] , zoals door hem is aangevoerd, zijn verslavingsproblematiek op dit moment ook, zij het nog maar (vrij) recent, onder controle heeft, althans (definitief) onder controle aan het krijgen is, hetgeen ook kan worden herleid, althans niet wordt weersproken, in de door [appellant] overgelegde verklaring van de aan [instantie] verbonden GZ-psycholoog en regiebehandelaar [GZ-psycholoog en regiebehandelaar] van 17 mei 2023.
3.9.4.
Voorts heeft [appellant] bij emailbericht van 6 juni 2023 het hof alsnog een exemplaar van zijn arbeidsovereenkomst bij Participatiebanen doen toekomen. Hieruit blijkt dat [appellant] op 1 juni 2023 voor de duur van 6 maanden in dienst is getreden bij [organisatie] met een aanstelling van 32,8 uur per week (werktijdfactor 0,89).
3.9.5.
Op grond van het vorengaande in combinatie met de algehele indruk die [appellant] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep gemaakt heeft is het hof van oordeel dat [appellant] op de goede weg is. Hij geeft niet alleen blijk van een realistische kijk op zijn voormalige (verslavings)problematiek en de gevolgen daarvan, ook met betrekking tot zijn toekomst lijkt [appellant] doordrongen van al hetgeen in het kader van zowel zijn nieuwe arbeidsbetrekking als zijn schuldsaneringsregeling van hem verwacht wordt.
3.9.6.
Het hof is dan ook van oordeel dat [appellant] om deze redenen nog een kans verdient, zij het
de allerlaatste. Daarbij acht het hof echter de hiervoor geschetste positieve ontwikkelingen evenwel nog te recent om reeds nu al definitief te bepalen dat de schuldsaneringsregeling van [appellant] (met een maximale verlenging van de looptijd) kan worden gecontinueerd. Het hof zal om die reden de beslissing nog drie maanden aanhouden.
Het hof verzoekt de bewindvoerder om, uiterlijk op de in het dictum van dit arrest vermelde pro-forma datum en waar mogelijk ondersteund door schriftelijke bewijzen, het hof (schriftelijk) nader te informeren over het verloop van de schuldsaneringsregeling vanaf 1 juni 2023 tot aan de eerder gememoreerde pro-forma datum. Daarbij benadrukt het hof dat gedurende deze periode alle voor [appellant] uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende kernverplichtingen onverkort voor hem van kracht zullen blijven. Gelet op de huidige aanstelling voor 32,8 uur per week geldt voor [appellant] ook een aanvullende sollicitatieplicht.
3.10.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

8.De uitspraak

Het hof:
houdt de behandeling van de zaak met het in rechtsoverweging 3.9.6. van dit arrest overwogen oogmerk aan tot 21 september 2023, PRO FORMA;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, R.R.M. de Moor en T. van der Valk en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2023.