ECLI:NL:GHSHE:2023:1922

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
20-001207-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel door alcoholgebruik en onoplettendheid

Op 13 juni 2023 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verkeersongeval dat plaatsvond op 14 juli 2018 te Rosmalen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een Renault Clio, onder invloed van alcohol een ongeval veroorzaakte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in de dood van een inzittende en zwaar lichamelijk letsel bij drie anderen. De verdachte was op het moment van het ongeval onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 1,35 mg/ml. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzegd voor de duur van 5 jaar. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001207-20
Uitspraak : 13 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 11 juni 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-860339-18, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezen verklaard, dit gekwalificeerd als ‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet en overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet, meermalen gepleegd’, de verdachte deswege strafbaar verklaard, en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Voorts is aan de verdachte de bevoegdheid ontzegd motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelast van de onder de verdachte in beslag genomen personenauto (Renault Clio met kenteken [kenteken] ).
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en – in zoverre, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden en voorts aan hem de bevoegdheid zal ontzeggen motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 september 2022 ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering – tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (Renault Clio), daarmede rijdende over de weg, A59, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- aldaar te rijden na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of
- tijdens het rijden (alcoholhoudende) drank te nuttigen en/of met zijn smartphone beeldopnamen te maken, althans handelingen te verrichten met zijn smartphone, en/of
- (ter hoogte van de afrit 50) tegen de vangrail in de middenberm van die A59 te rijden, althans de vangrail in de middenberm te schampen, en/of
- de controle over die personenauto te verliezen, althans de controle over die personenauto onvoldoende te behouden en/of
- die personenauto naar rechts te sturen en/of
- (vervolgens) van de rijbaan te geraken en/of te botsen tegen de zijkant van een droge sloot en/of tegen een hekwerk en/of een verkeerspaal,
ten gevolge van welke botsing of aanrijding een ander, genaamd [slachtoffer 1] , werd gedood en/of aan (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten
- voor die [slachtoffer 2] een gebroken bekken en/of een gebroken heiligbeen en/of een gebroken sleutelbeen en/of
- voor die [slachtoffer 3] een gebroken been en/of een gebroken arm en/of een gebroken sleutelbeen en/of gebroken ribben en/of een gescheurde long en/of gescheurde nier en/of gescheurde lever en/of
- voor die [slachtoffer 4] (een) gekneusde long(en) en/of een gebroken sleutelbeen,
althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2018 te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Renault Clio), daarmee rijdende op de weg, A59,
- tijdens het rijden (alcoholhoudende) drank heeft genuttigd en/of met zijn smartphone beeldopnamen heeft gemaakt, althans handelingen heeft verricht met zijn smartphone en/of
- (ter hoogte van afrit 50) tegen de vangrail in de middenberm van die weg is gereden, althans de vangrail in de middenberm heeft geschampt en/of
- de controle over die personenauto heeft verloren, althans de controle over die personenauto onvoldoende heeft behouden en/of
- die personenauto naar rechts heeft gestuurd en/of
- (vervolgens) van de rijbaan is geraakt en/of is gebotst tegen de zijkant van een droge sloot en/of tegen een hekwerk en/of tegen een verkeerspaal,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 14 juli 2018 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto (Renault Clio), daarmede rijdende over de weg, A59, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- aldaar te rijden na het gebruik van alcoholhoudende drank en
- tijdens het rijden alcoholhoudende drank te nuttigen en handelingen te verrichten met zijn smartphone en
- ter hoogte van de afrit 50 tegen de vangrail in de middenberm van die A59 te rijden en
- de controle over die personenauto te verliezen en
- vervolgens van de rijbaan te geraken en te botsen tegen de zijkant van een droge sloot en een verkeerspaal,
ten gevolge van welke botsing of aanrijding [slachtoffer 1] werd gedood en aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten
- voor die [slachtoffer 2] een gebroken bekken en een gebroken heiligbeen en een gebroken sleutelbeen en
- voor die [slachtoffer 3] een gebroken been en een gebroken arm en een gebroken sleutelbeen en gebroken ribben en een gescheurde long en gescheurde nier en gescheurde lever en
- voor die [slachtoffer 4] (een) gekneusde long(en) en een gebroken sleutelbeen,
zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
1.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018138556-3 d.d. 14 juli 2018 (dossierpagina’s 17-19), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 14 juli 2018 krijgen wij, verbalisanten, om 02:30 uur de melding om te gaan naar [adres 2] . Daar zou een eenzijdig ongeval hebben plaatsgevonden (…).
Wij waren omstreeks 02:47 uur ter plaatse. Wij zagen dat in de bocht van de Veedijk met de Graafsebaan een voertuig op de zijkant lag. Wij zagen dat net voor de bocht in de Veedijk voor het ongeval een personenauto stond. In dit voertuig trof ik, [verbalisant 1] , een persoon aan die totaal versuft was. Ik zag dat de persoon een flinke hoofdwond had. Ik herkende de persoon ambtshalve als [slachtoffer 4] . Ik liep naar de andere slachtoffers. Ik [verbalisant 2] , liep naar het voertuig dat op de zijkant lag. Ik zag dat in het voertuig een jonge dame bekneld zat. De brandweer heeft het slachtoffer bevrijd door het verwijderen van het dak. In het voertuig zat bekneld [slachtoffer 2] .
Ik, [verbalisant 1] , zag dat links voor het voertuig een persoon op de grond lag. Dat bleek [slachtoffer 3] te zijn. Hij had zoveel pijn dat het ambulance personeel hem pijn medicatie gaf en hij daarop van de wereld raakte en niets meer kon zeggen. Ik, [verbalisant 1] , zag dat het ambulancepersoneel ongeveer 15 meter rechts voor het voertuig aan armen en benen een persoon uit een droge sloot tilde en deze op het wegdek legde. Dit bleek [slachtoffer 1] te zijn. Zij bleek later aan haar verwondingen overleden te zijn. Ik, [verbalisant 1] , zag dat een collega ongeveer 10 meter links van het voertuig in de droge sloot op zijn knieën zat bij een persoon die daar lag. Dit betrof [verdachte] .
In totaal betrof het een aanrijding met vijf slachtoffers:
- (…) [slachtoffer 4] ;
- (…) [verdachte] ;
- (…) [slachtoffer 3] ;
- (…) [slachtoffer 2] ;
- (…) [slachtoffer 1] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2018138556-57 d.d. 30 december 2018 (dossierpagina’s 49-50), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik verbalisant heb de onderzoeksresultaten van het digitaal onderzoek bekeken. Uit de mobiele telefoon van [verdachte] komt niets relevants met betrekking tot de toedracht van het verkeersongeval naar voren. Wat wel opvalt is dat er (…) heel wat live gestreamd is door [verdachte] . Wat mij opvalt is dat het tijdschema van deze filmpjes naadloos op elkaar aansluiten wat kan duiden op ‘continue gebruik van een mobiele telefoon’ achter het stuur van een voertuig. Ik heb geconstateerd dat het live streamen op 14 juli 2018 vanachter het stuur van de Renault Clio [kenteken] niet op zichzelf staat.
Voor wat betreft het live-streamgedrag van [verdachte] (…):
- 14 juli 2018 om 1.52.30 t/m 14 juli 2018 om 1.52.34. Hierin is te zien dat er over een snelweg gereden wordt.
- 14 juli 2018 om 1.52.34 t/m 14 juli 2018 om 1.53.24. In dit filmpje is te zien dat [verdachte] achter het stuur van de betrokken Renault Clio zit voorzien van het kenteken [kenteken] . Te zien is dat er meerdere personen in de auto zitten en dat [verdachte] zichtbaar onder invloed is van alcohol en filmt. Hij geeft zijn rode drinkbeker af aan de bijrijder, terwijl hij filmt.
(…)
- 14 juli 2018 om 1.53.34 t/m 14 juli 2018 om 1.58.26 uur. In dit filmpje wordt duidelijk wie er op welke plek zit in de Renault Clio. [verdachte] zit achter het stuur. Achter [verdachte] zit [slachtoffer 4] , op de bijrijder stoel zit [slachtoffer 3] . Achter betrokkene [slachtoffer 3] zit [slachtoffer 1] en in het midden op de achterbank zit [slachtoffer 2] . Op het filmpje zie je dat [verdachte] zichzelf aan het filmen is met een selfie-camera op zijn mobiele telefoon. (…) Je ziet dat [verdachte] in de linkerhand zijn mobiele telefoon en het stuurwiel vast houdt en met de rechterhand uit een rode beker drinkt. Even later geeft hij deze drinkbeker af aan betrokkene [slachtoffer 3] en steekt hij met zijn rechterhand een sigaret op. Tijdens dit filmpje zie je ook een fles Bacardi doorgegeven worden in de auto.
3.
Het proces-verbaal aanrijding overtreding d.d. 30 december 2018 (relaasproces-verbaal, dossierpagina 3-12), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
[pagina 3]
Datum: 14 juli 2018
Omstreeks: 02:28 uur
Plaats: Rosmalen
Gemeente: ‘s-Hertogenbosch
Soort weg: Een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Bebouwde kom: Buiten
Lichtgesteldheid: Duisternis
Weersgesteldheid: Droog
Toestand van het wegdek: Droog
Wegverlichting: Wel brandend
Wegsituatie: Rechte weg
Bijzonderheden: Ter hoogte van afrit Kruisstraat A59 (afslag 50)
Betrokken voertuig: [kenteken] Renault Clio.
4.
Het proces-verbaal Verkeersongeval Analyse met nummer 2018138556 d.d. 3 december 2018, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en voor zover inhoudende:
Beknopte ongevalsbeschrijving
Op 14 juli 2018, omstreeks 02:28 uur, had er op de autosnelweg, de A59, ter hoogte van hectometeraanduiding 143,6 (afslag 50 Kruisstraat) te Rosmalen een eenzijdig verkeersongeval plaatsgevonden. Een personenauto botste tegen de midden vangrail geleideconstructie, raakte in de slip en botste tegen de rechter zijkant van een (droge) sloot, welke rechts van de rijbaan lag. De personenauto raakte hierna een verkeerspaal en kwam in de grasberm van de Graafsebaan/Veedijk tot stilstand op de rechterzijde van de personenauto. Ten gevolge van het ongeval overleed één van de inzittenden, die op de achterbank zat. De bestuurder en de overige inzittenden liepen (zwaar) lichamelijk letsel op.
Betrokken voertuig
Een personenauto, merk Renault, type Clio, kenteken [kenteken] .
Wegsituatie
De autosnelweg, de A59 was een voor het openbaar verkeer openstaande weg, ter plaatse gelegen buiten de bebouwde kom van Rosmalen, in de gemeente ’s-Hertogenbosch. De A59 bestond ter plaatse uit twee rijbanen, gescheiden door een grasberm, waarin een vangrail geleideconstructie was geplaatst. Het ongeval had plaatsgevonden op de rechterrijbaan van de A59.
De rechter rijbaan van de A59 bestond ter plaatse uit drie rijstroken. Rijstrook 1 en 2 waren bestemd voor recht doorgaand verkeer. Rijstrook 3 was bestemd voor rechts afslaand verkeer, gaande in de richting van Kruisstraat (afslag 50). Rijstrook 2 en 3 waren middels een blokmarkering van elkaar gescheiden. Rechts naast rijstrook 3 lag een vluchtstrook, een brede grasberm met (droge) sloot en een fietspad.
De openbare straatverlichting was aanwezig en in werking.
Ten tijde van het ongeval was het droog.
Het zicht ter plaatse werd voor de bestuurder ten opzichte van het wegverloop niet door vaste obstakels belemmerd.
Aangetroffen sporen op het wegdek/eindpositie personenauto
Ter plaatse troffen wij twee recente wringsporen aan, welke liepen vanaf de midden grasberm, gaande in de richting van de rechter grasberm. Uit onderzoek bleek dat deze twee wringsporen waren afgetekend door de linker banden van de personenauto. Op rijstrook 3 troffen we een 3e wringspoor aan, deze was afgetekend door de rechterachterband. In het verlengde van deze sporen zagen we dat de rechter zijkant van de sloot omgewoeld was (botsimpact). Hierna liepen de sporen door tot waar de personenauto op de rechter zijkant tot stilstand was gekomen, in de rechter grasberm. We zagen dat een verkeerspaal, welke stond in de rechter grasberm was beschadigd door de personenauto.
Ter plaatse troffen we kort voor de afgetekende wringsporen op het wegdek recente beschadigingen aan op de midden vangrail geleideconstructie. Uit onderzoek bleek dat de personenauto met de linkerzijde eerst in botsing was gekomen met de midden vangrail geleideconstructie, waarna de personenauto in de slip raakte.
Voor het botsing met de vangrail troffen wij geen sporen op de rijbaan aan. Zeer waarschijnlijk had er voor de botsing geen abrupte stuurbeweging plaats gevonden.
Oorzaak: De bestuurder van de personenauto reed door onbekende oorzaak tegen de midden vangrail geleideconstructie.
Toedracht:
Uit onderzoek bleek dat de bestuurder van de personenauto met de linker voorzijde tegen de midden vangrail geleideconstructie was gereden (…) waarna de personenauto in de slip raakte. De personenauto reed via rijstrook 1, rijstrook 2, rijstrook 3, vluchtstrook door de rechter grasberm en botste tegen de rechter zijkant van de sloot. Door de botsing met de slootrand draaide en/of rolde de personenauto over/om zijn gieras, botste tegen een verkeerspaal en kwam op de rechter zijkant tot stilstand.
5.
Het proces-verbaal Technisch onderzoek met nummer 2018138556 d.d. 17 juli 2018, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 6] en voor zover inhoudende:
Gegevens voertuig: Renault Clio
Kenteken: [kenteken]
Het voertuig verkeerde in voldoende rij-technische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
6.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 13 augustus 2018 (dossierpagina 83), voor zover inhoudende als bevindingen van traumachirurg Theewes:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 2] , geboren [geboortedag 2] 1994
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 14 juli 2018.
Op 17 juli werd zij geopereerd aan haar bekkenbreuk.
Geschatte duur van genezing: 6 tot 12 maanden.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2018138556-37 d.d. 20 juli 2018 (dossierpagina 76-80), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van getuige [slachtoffer 2] :
V: Wat voor letsel heeft u?
A: Gebroken bekken op twee plaatsen. Doorgebroken heiligbeen. Sleutelbeen rechts gebroken.
(…) Ik moet nog zeker een jaar lang revalideren. Ik weet niet of het ooit nog helemaal goed komt met me.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 augustus 2018 (dossierpagina 85-87), voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 3] , geboren [geboortedag 3] 2000:
In Club Rodenburg waren wij op 14 juli omstreeks 00.30 uur. Wij wilden daarna door naar Tilburg (…). Wij zijn de A2 opgereden richting ’s-Hertogenbosch. [verdachte] zat achter het stuur. (…) Het viel mij op dat [verdachte] zijn rijstijl nergens op sloeg. Hij was met zijn mobiele telefoon bezig, rookte een sigaret en dronk mixdrank (Bacardi Cola) uit een rode beker. (…) Op een gegeven moment komen wij op de A59 richting Oss. Wij reden voor het ongeval op de linkerbaan. Er was geen verkeer in de buurt. [verdachte] zat nog steeds achter het stuur. [verdachte] zijn rijgedrag was nog steeds hetzelfde. Drinken, bezig zijn met de mobiele telefoon, roken en onder invloed achter het stuur zitten. (…) Toen gebeurde er iets. Dat ‘iets’ sloeg op het feit dat de auto naar rechts zwenkte. Het volgende moment werd ik wakker op de grond buiten de auto.
9.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 30 juli 2018 (dossierpagina 88), voor zover inhoudende als bevindingen van traumachirurg W.H. Bosman:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 3] , geboren [geboortedag 3] 2000.
Uitwendig waargenomen letsel: breuk bovenbeen, breuk bovenarm, ribbreuken, sleutelbeenbreuk.
Overige van belang zijnde informatie: gescheurde long, gescheurde nier, gescheurde lever.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 14 juli 2018
Geschatte duur van de genezing: 6 – 12 maanden
10.
Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring d.d. 17 juli 2018 (dossierpagina 96), voor zover inhoudende als bevindingen arts Teraa:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 4] , geboren [geboortedag 4] 2004.
Uitwendig waargenomen letsel: claviculafractuur en prac. Spinosi Th4-19.
Geschatte duur van de genezing: 6 weken.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2018 (dossierpagina’s 32-33), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op maandag 16 juli 2018 bezocht ik in het Jeroen Bosch Ziekenhuis Den Bosch slachtoffer [slachtoffer 4] . Ik vroeg aan [slachtoffer 4] wat voor letsel hij allemaal opgelopen had. Ik hoorde [slachtoffer 4] zeggen: “Ik heb een flinke hoofdwond, een longkneuzing, mijn rechtersleutelbeen is gebroken en ik heb een gebroken ruggenwervel.”
12.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse met nummers 2018202781 & 2018313981 d.d. 15 juli 2018 (dossierpagina 97-101), opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] en voor zover inhoudende:
Op zaterdag 14 juli 2018 had in Rosmalen in de gemeente ’s-Hertogenbosch een ernstig verkeersongeval plaatsgevonden. Het slachtoffer was overgebracht naar het Radboudumc te Nijmegen. Op zaterdag 14 juli 2018 op of omstreeks 05.20 uur is het slachtoffer aldaar overleden.
Op 14 juli 2018 vond de schouw plaats van het slachtoffer.
Het slachtoffer was genaamd: [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 5] 1997.
De schouwarts deelde ons het volgende mede: ‘Deze vrouw is overleden ten gevolge van multitrauma’.
13.
Het proces-verbaal rijden onder invloed met nummer 2018138556-46 d.d. 30 december 2018, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 3] , pag. 124 – 126, voor zover inhoudende:
Op 14 juli 2018 werd ik in kennis gesteld van een verkeersongeval op de A59 nabij Rosmalen.
Naar aanleiding van verkeersongeval (…) is bloed afgenomen.
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedag 1] 1989
Ik, [verbalisant 3] , heb de bloedmonsters (…) direct verpakt en verzegeld, alsmede het bloedafnameformulier voorzien van het nummer TAAT5638NL.
14.
Een geschrift, te weten een ‘Rapport Alcohol en drugs in het verkeer’ d.d. 29 augustus 2018 (dossierpagina’s 134-135), voor zover inhoudende:
Resultaten onderzoek in bloed van [verdachte] .
SIN TAAT5638NL Omschrijving Bloed van [verdachte]
Een extract van het bloed [TAAT5638NL] werd geanalyseerd.
Aangewezen stof: alcohol.
Meetbare stof: methanol.
Eindresultaat in bloed: 1,35.
Rapportage eenheid: milligram per millimeter.
15.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 september 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 14 juli 2018 als bestuurder reed in een Renault Clio. (…) In de auto zaten twee meiden, mijn neefje en een maat van mijn neef. Het klopt dat dit waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] zat op de bijrijdersstoel en [slachtoffer 4] zat achterin. Het klopt dat ik had gedronken op het moment dat we naar [slachtoffer 2] in Oss reden. (…) Op dat moment had ik 3 tot 4 glaasjes Bacardi cola op. (…) De meiden hadden een bericht gestuurd met de vraag om te gaan stappen.
Mijn neef zei dat hij iemand kende die ons naar Tilburg kon brengen. Dat was [slachtoffer 3] . Hij is ons komen ophalen. [slachtoffer 3] heeft naar Oss gereden en daar hebben we de meiden opgehaald. Tegelijkertijd zijn wij door de politie gecontroleerd en bleek dat [slachtoffer 3] geen rijbewijs had. Ik ben daarna verder gereden. (…) Ik ben uiteindelijk vanuit Oss gaan rijden. Het klopt dat ik daarbij eerst nog bij mijn eigen woning ben langs geweest. (…) Ik ging naar huis om me om te kleden. (…) We zijn naar de Discotheek Rodenburg in Beesd gegaan. (…) Het was niet veel daar en de meiden wilden snel weg. We waren daar hooguit een uur en ik had daar 1 of 2 glaasjes Bacardi cola op.
Het klopt dat er in de auto drank aanwezig was. (…) We kwamen terug uit Beesd. In de auto had ik 1 of 2 glaasjes gedronken. (…) Niemand had een gordel om. Het klopt dat ik live gestreamd heb. Dat was ver voor het ongeluk. Ik weet niet meer waarom ik aan de linkerkant van de weg reed. Ik denk dat ik tegen de vangrail aan de linkerkant ben gekomen doordat ik niet aan het opletten was. Ik had de vangrail geraakt en was in shock.
Het klopt dat ik niet aan de linkerkant van de weg hoorde te rijden. U, oudste raadsheer, zegt me dat ik eerder heb gegist over waarom we tegen de vangrail zijn geraakt en dat ik vandaag zeg dat het komt door onoplettendheid. (…) Ik reed welbewust aan de linkerzijde van de weg, maar waarom ik daar reed weet ik niet. De weg was verder leeg.
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde en – zo begrijpt het hof – zich gerefereerd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde. Daartoe is – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. In de eerste plaats is de weg waarop het ongeval heeft plaatsgevonden een beruchte weg waar vaker ongelukken hebben plaatsgevonden, zodat daar – kennelijk – verkeerstechnisch iets niet in orde is. Verder staan de beelden die door de verdachte zijn gemaakt met zijn telefoon, niet in verband met het ongeval, nu deze ruim een half uur voorafgaand aan het ongeval zijn gemaakt en gestreamd. Ten slotte staat de oorzaak van het ongeval niet vast. Zo is voorstelbaar dat [slachtoffer 3] , nadat de door verdachte bestuurde personenauto de vangrail in de middenberm raakte, het stuur naar rechts trok en daardoor de auto is gaan draaien/slippen en van de weg is geraakt. In de kern is slechts sprake van één verkeersfout, te weten het drinken van alcohol, hetgeen door het hof dient te worden meegewogen in de beoordeling, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Juridisch kader
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of – en zo ja in hoeverre – voormeld ongeval aan verdachtes schuld te wijten is in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van ‘schuld’ aan een verkeersongeval in de zin van dat artikel komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan van en de overige omstandigheden van het geval. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding(en) en de omstandigheden waaronder die overtreding(en) is/zijn begaan. Daarbij komt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Daarbij geldt tevens dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. In dergelijke gevallen dient sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waaruit kan blijken dat verdachte tenminste aanmerkelijk tekort is geschoten in hetgeen van hem als verkeersdeelnemer in het individuele concrete geval mocht worden verwacht.
Toepassing
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 14 juli 2018 omstreeks 02.28 uur als bestuurder van een personenauto (Renault Clio, met kenteken [kenteken] ) onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol (1,35 milligram per milliliter bloed) op de A59 nabij afrit 50 tegen de vangrail is gereden die zich in de middenberm bevond, waarna de personenauto in een slip raakte en uiteindelijk door de botsing met een naastgelegen slootrand en een verkeerspaal op de zijkant tot stilstand kwam. Ten gevolge van het ongeval is één van de inzittenden van de auto, [slachtoffer 1] , komen te overlijden. De drie andere inzittenden liepen zwaar lichamelijk letsel op.
Het hof is in de eerste plaats – met de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat geen sprake is van ‘roekeloosheid’, nu niet is voldaan aan de vereisten die daaraan blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad worden gesteld. Het hof zal de verdachte daarvan derhalve (partieel) vrijspreken.
Zoals hierboven weergegeven stelt het hof vast dat verdachte op 14 juli 2018 als bestuurder van de personenauto onder invloed van alcohol was terwijl het ongeval plaatsvond en terwijl hij een verkeersovertreding heeft begaan. Verdachte had niet alleen gedronken, voordat hij eerder in de avond van 13 juli 2018 het stuur overnam van slachtoffer [slachtoffer 3] , maar vervolgens ook in de discotheek waar hij met de medepassagiers is geweest en daarna nog tijdens de rit richting ’s-Hertogenbosch/Oss. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt en de waarneming slechter wordt. Het is tevens een feit van algemene bekendheid dat – ook nadat men is gestopt met het nuttigen van alcoholhoudende dranken – de alcohol enige tijd in het bloed aanwezig blijft en de effecten daarvan merkbaar blijven. Het besturen van een auto vergt onder meer concentratie en alertheid. Het gebruik van (te veel) alcohol verenigt zich om die reden niet met het besturen van motorvoertuigen. Verdachte heeft door zijn voortdurende alcoholgebruik die avond en nacht zichzelf en zijn medepassagiers bewust in gevaar gebracht.
Naar het oordeel van het hof staat verder vast dat de verdacht op enig moment tijdens het rijden handelingen heeft verricht op zijn telefoon. Echter, nu hij laatstelijk ongeveer een half uur voor het ongeval heeft gefilmd en gestreamd, kan het hof niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte ook heeft gestreamd op (c.q. direct voorafgaand aan) het moment dat het ongeval plaatsvond. Derhalve kan evenmin worden vastgesteld dat dit gedrag (mede) heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, zodat het hof de verdachte (partieel) zal vrijspreken van het filmen met zijn telefoon. Op grond van de getuigenverklaring van [slachtoffer 3] staat volgens het hof wel voldoende vast dat de verdachte tijdens het rijden handelingen heeft verricht met zijn telefoon.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte sneller reed dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. Echter, de verdachte heeft wel verklaard dat hij ter plaatse welbewust aan de linkerzijde van de weg (en aldus op de linkerrijstrook) reed. Het hof constateert dat hij hier rechts had behoren te rijden. Daar komt bij dat het een rechte en verlichte weg betrof en niet is gebleken van weersomstandigheden die het zicht zouden kunnen hebben belemmerd. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 6 september 2022 verklaard dat de weg verder leeg was. Anders dan de verdediging heeft bepleit, is dus niet slechts sprake van één (verkeers)fout, nu de verdachte niet alleen te veel alcohol had gedronken (voorafgaand én tijdens het rijden) maar tevens links reed waar hij rechts hoorde te rijden en bovendien handelingen verrichte met zijn telefoon. Vervolgens heeft de verdachte door onoplettendheid de vangrail in de middenberm geraakt, waarna hij de controle over het stuur (en de auto) is verloren als gevolg waarvan de auto rechts van de weg is geraakt.
Op basis van het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte door zeer onoplettend en onvoorzichtig te rijden de controle over de personenauto heeft verloren en een (eenzijdig) verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Voor zover door de verdediging is gesuggereerd dat het ongeval mogelijk is ontstaan door gebreken aan de personenauto en/of de infrastructuur en/of de inrichting van de weg, is het hof van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden. Zo blijkt uit het proces-verbaal ‘Technisch Onderzoek’ dat de personenauto in voldoende rij-technische staat van onderhoud verkeerde en geen gebreken vertoonde die de oorzaak van of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. Voorts is evenmin gebleken dat de infrastructuur van de weg of de inrichting van de weg, dan wel de omgeving of omgevingsfactoren, van invloed waren op de toedracht en/of de oorzaak van het ongeval. De stukken die door de verdediging ter onderbouwing zijn overgelegd scheppen gelet op de overige omstandigheden van het ongeval en de ongevalsanalyse (opnieuw) geen ander licht op de zaak.
Voor zover de verdediging heeft bepleit dat niet duidelijk is of het ongeval mogelijk is veroorzaakt doordat [slachtoffer 3] het stuur naar rechts zou hebben getrokken, overweegt het hof als volgt.
Geen van de inzittenden heeft hierover verklaard. [slachtoffer 3] – die ter terechtzitting van het hof d.d. 6 september 2022 als getuige is gehoord – heeft dit zelfs nadrukkelijk ontkend.
Op de zitting van het hof van 6 september 2022 heeft de verdachte verklaard dat een verbalisant die hij in maart/april 2021 naar aanleiding van een melding trof tegen hem heeft verteld dat [slachtoffer 3] zou hebben gezegd dat hij aan het stuur had getrokken. Deze verbalisant is als getuige opgeroepen door het hof.
Ter terechtzitting d.d. 30 mei 2023 heeft deze getuige, verbalisant [verbalisant 1] , verklaard dat hij, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 17 van het politiedossier, na het ongeval ter plaatse was en dat hij, zoals daarin beschreven is, zowel [slachtoffer 3] als de verdachte daar heeft aangetroffen, maar dat hij zich niet kan herinneren dat [slachtoffer 3] tegen hem heeft gezegd dat hij aan het stuur had getrokken en evenmin dat hij dat tegen de verdachte zou hebben verteld, maar ook dat hij – als [slachtoffer 3] daarover wel iets zou hebben verklaard – dit zou hebben onthouden nu dat zaaksinhoudelijke informatie is die van belang is voor het onderzoek.
Gelet op het vorenstaande blijft de verklaring van de verdachte op zichzelf staan en acht het hof dan ook niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer 3] aan het stuur heeft getrokken. Het hof kan echter evenmin vaststellen of het aan de rechterzijde van de weg raken van de door de verdachte bestuurde personenauto, is veroorzaakt door een stuurcorrectie van de verdachte zelf. Het hof zal de verdachte daarom eveneens (partieel) vrijspreken van het naar rechts sturen van de personenauto. Dat is naar het oordeel van het hof echter niet relevant voor de schuldvraag van de verdachte nu het van de rijbaan afraken van de personenauto met als gevolg de dood van een inzittende en zwaar lichamelijk letsel van andere inzittenden, niet zou hebben plaatsgevonden als de verdachte niet tegen de vangrail was aangereden, in een slip was geraakt en daardoor de controle over het stuur (en voertuig) zou zijn verloren. Derhalve kunnen zowel het ongeval als de gevolgen daarvan redelijkerwijs worden toegerekend aan de gedragingen van de verdachte.
Resumé
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het – tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde strekkende – verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en is het hof van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde, waarbij de mate van schuld wordt aangemerkt als ‘zeer onvoorzichtig en onoplettend’.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet

en

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft bepleit dat het hof een aanzienlijk lagere straf aan de verdachte zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, waarbij het hof het opleggen van een taakstraf zou kunnen overwegen. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte geconfronteerd wordt met enorme claims van de slachtoffers, dat ook de verdachte blijvende fysieke en psychische schade heeft geleden, dat het feit inmiddels zo’n 5 jaren geleden heeft plaatsgevonden, en dat in vergelijkbare zaken, in het bijzonder ECLI:NL:GHSHE:2022:161, lagere straffen worden opgelegd, aldus de verdediging.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, door zich – als bestuurder van een personenauto – zeer onvoorzichtig en onoplettend te hebben gedragen terwijl de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, als gevolg waarvan een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door welk ongeval één persoon (de dan 21-jarige [slachtoffer 1] ) is komen te overlijden en – naast de verdachte zelf – drie personen ( [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) lichamelijk letsel hebben bekomen. Dit artikel strekt tot bescherming van de verkeersveiligheid.
Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte niet alleen leed toegebracht aan de slachtoffers zelf, maar ook aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] . Daarbij heeft hij zich allerminst gedragen zoals van een bestuurder mag worden verwacht, hetgeen blijkt uit het feit dat hij op verschillende momenten voorafgaand aan het rijden heeft gedronken en ook tijdens het rijden is blijven drinken terwijl de inzittenden (inclusief de verdachte) geen gordel droegen. De inzittenden [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] waren destijds respectievelijk 14 en 17 jaar oud. Verdachte was toen 29 jaar oud en beschikte sinds 2007 over een rijbewijs. Het lag – gelet op zijn leeftijd, zijn rijervaring en zijn verantwoordelijkheid als bestuurder – op zijn weg om zijn medepassagiers veilig te vervoeren en de risico’s op een ongeluk en letsels tot het uiterste te beperken. De verdachte heeft dat door zijn handelen nagelaten. Het hof rekent het de verdachte dan ook ernstig aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2023, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies betreffende de persoon van de verdachte d.d. 30 april 2020, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico door de reclassering wordt ingeschat als ‘gemiddeld’.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte sinds begin 2023 werkt als schoonmaker samen met zijn partner en daarvoor vijf dagen per week op verschillende locaties werkt. Voorts gebruikt de verdachte extra medicatie naar aanleiding van het ongeval. Daarnaast heeft de verdachte aangevoerd dat hij hoge schulden heeft.
Ten slotte heeft het hof bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het ‘Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht’ (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Volgens deze oriëntatiepunten geldt – voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van ernstige schuld, een alcoholgehalte van meer 570 μg/l, en welk feit de dood tot gevolg heeft gehad – als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren. Onder diezelfde omstandigheden, maar waarbij geen sprake is van de dood van het slachtoffer maar van zwaar lichamelijk letsel, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Gelet op voormelde oriëntatiepunten en de gevolgen die het bewezenverklaarde handelen voor de verschillende slachtoffers en nabestaanden heeft gehad, acht het hof in beginsel – als hoofdstraf – passend een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Nu het echter een oud feit betreft en de verdachte ook zelf fysiek en mentaal letsel heeft bekomen, ziet het hof aanleiding om een gedeelte daarvan, groot 10 maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaren.
Met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof kan dus gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, in beginsel niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierboven vermelde duur met zich brengt.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
Voorts acht het hof passend en geboden om – ter bescherming van de verkeersveiligheid – aan de verdachte de bevoegdheid te ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren. Ook hierbij heeft het hof acht geslagen op voormelde oriëntatiepunten.
Daarbij zal het hof bepalen dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van voormelde ontzegging in mindering zal worden gebracht ingevolge artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
In het feit dat de verdachte voor zijn werk over een auto zou moeten kunnen beschikken ziet het hof – in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu het hof het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder vindt wegen dan het belang van de verdachte bij het behoud van zijn rijbewijs.
Redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof geconstateerd dat de redelijke termijn is overschreden. In eerste aanleg is geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is wel sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Immers, de redelijke termijn in hoger beroep is aangevangen op 17 juni 2020 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en eindigt heden, 13 juni 2023, met het wijzen van het onderhavige arrest. Derhalve is de redelijke termijn met bijna 12 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren, passend en geboden zijn geweest. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn acht het hof echter een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren, passend en geboden.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten – voor zover zulks nog niet is gebeurd – van het hierna te melden in beslag genomen voorwerp aan [betrokkene] , [adres 3] nu er geen strafvorderlijk belang mee is gediend om het beslag op deze voorwerpen te laten voortduren en hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de
teruggaveaan [betrokkene] , [adres 3] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK personenauto (Renault Clio, kenteken [kenteken] ), goednummer PL2100-2018138556-1352436.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 13 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het einddossier van de politie, Eenheid Oost-Brabant, Dienst regionale operationele samenwerking, afdeling infrastructuur, team verkeer, registratienummer PL2100-2018138556, gesloten d.d. 3 januari 2019 door verbalisant [verbalisant 3] , medewerker van politie Eenheid Oost-Brabant (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 164 en het daarachter opgenomen Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse met bijlagen, waaronder het Proces-verbaal Technisch onderzoek en het Proces-verbaal (nader) technisch onderzoek). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.