Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 9285659 CV EXPL 21-2562)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
primairzijn in eerste aanleg ingestelde vordering in reconventie (tegenvordering) alsnog toe te wijzen en beroept hij zich
subsidiairop verrekening en
meer subsidiairop opschorting.
grief 1klaagt [appellant] erover dat de kantonrechter ten onrechte stukken van [appellant] buiten beschouwing heeft gelaten en niet bij de beoordeling heeft betrokken.
grief 2klaagt [appellant] erover dat in het bestreden vonnis meerdere foutieve data staan vermeld.
grief 3legt [appellant] het geschil in volle omvang voor aan het hof. [appellant]
“afgehaald”moet worden, maar daar staat tegenover dat in de opsomming van de schadeposten ook een post van € 100,- voor de afstandsbediening is opgenomen.
“voor de toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [appellant] in het kader van het gederfd huurgenot”ten bedrage van de helft van de overeengekomen huurprijs in de periode mei 2020 tot en met oktober 2020, uitmakend een bedrag van (zes maanden à (€ 500,- : 2 =) € 250,- =) € 1.500,-. [geïntimeerde] heeft in dat kader aangevoerd dat hij voornemens was om gedurende langere tijd in het gehuurde te verblijven en dat hij daarom verschillende werkzaamheden heeft verricht in of aan het gehuurde.
“de persoonlijke eigendommen van uw cliënt zijn teruggegeven”en dat hij
“Zonder nader tegenbericht”ervan uitgaat
“dat deze kwestie daarmee inmiddels is afgehandeld.”Bij e-mail van 1 juni 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan de advocaat van [appellant] te kennen gegeven dat er bij [geïntimeerde]
“geen behoefte meer bestaat om buiten de procedure om nog een inhoudelijke discussie aan te gaan”en dat [geïntimeerde] verzocht heeft
“om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan.”Bij e-mail van 23 juni 2020 heeft de advocaat van [appellant] aan de advocaat van [geïntimeerde] laten weten:
“Verder begreep ik dat de deurwaarder (…) is langs geweest bij cliënt, die (…) bevel heeft gedaan om (…) zorg te dragen dat de eigendommen van uw cliënt in goede staat worden afgeleverd (…) op straffe van een dwangsom (…). Ik schreef u echter in mijn e-mail van 12 mei 2022 (!), dat de persoonlijke spullen al bij uw cliënt zijn afgegeven en als dat niet het geval was, u mij dit omgaand diende te melden. Dat heeft u niet gedaan. (…) Nogmaals, alle spullen zijn al afgegeven. Zo niet, dan dien ik nogvandaagvan u vernemen welke spullen nog zouden ontbreken. Als de spullen al zijn afgegeven, verzoek ik u uw deurwaarder uiterlijk morgen een herstelexploot uit te brengen (…). Als ik niet vandaag van u verneem, dan zal ik een executiegeschil opstarten (…).”Bij e-mail van 1 juli 2020 heeft de advocaat van [geïntimeerde] aan de advocaat van [appellant] medegedeeld:
“Ik zal geen herstelexploot laten uitbrengen (…), aangezien cliënt te kennen heeft gegeven dat hij nog enkele persoonlijke eigendommen niet retour heeft ontvangen. Cliënt gaf te kennen dat hij 1,5 tegeldoos, cement, vier+ europalets en verschillende soorten gereedschappen ontbreken. Daarnaast gaf hij te kennen dat de spullen niet zijn overhandigd, doch op de stoep achtergelaten, hetgeen niet conform afspraak was.”Daarop heeft de advocaat van [appellant] op dezelfde dag per e-mail aan de advocaat van [geïntimeerde] geantwoord:
“Ik heb u al op 23 juni jl verzocht om aan te geven welke zaken er nog zouden ontbreken en eerst nu komt u met een opgave, die bovendien wordt betwist. Ik verzoek u aan te tonen waaruit blijkt dat uw client eigenaar zou zijn van deze zaken, ze zouden zijn achtergebleven op het perceel en ze niet zouden zijn teruggegeven door client. (…) In dit verband verzoek ik u mij omgaand te bevestigen dat er geen sprake is van het verbeuren van dwangsommen, bij gebreke waarvan uw client (…) een kortgedingprocedure tegemoet kan zien.”
grief 4komt [appellant] op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg.