ECLI:NL:GHSHE:2023:1906

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
20-000894-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vrijspraak en opheffing van voorlopige hechtenis in drugszaken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 april 2022. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden cocaïne, maar was wel veroordeeld voor andere feiten. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van het derde feit, dat betrekking had op het voorhanden hebben van 2 kilogram en 45 kilogram cocaïne. In het hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden.

Het hof heeft het procesdossier en de argumenten van zowel de advocaat-generaal als de verdediging zorgvuldig overwogen. De verdediging heeft onder andere aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard en dat er bewijsuitsluiting zou moeten volgen vanwege onrechtmatig verkregen bewijs. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde te komen. Daarom heeft het hof de vrijspraak van de rechtbank bevestigd.

Daarnaast heeft het hof de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, aangezien de verdachte op 21 oktober 2021 in verzekering was gesteld en de voorlopige hechtenis op 3 juni 2022 was geschorst. Gezien de vrijspraak van het derde feit en het feit dat het hoger beroep tegen de andere feiten reeds onherroepelijk was geworden, heeft het hof besloten het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000894-22
Uitspraak : 7 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 7 april 2022 in de strafzaak met parketnummer 02-277708-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde, te weten het voorhanden hebben van hoeveelheden van 2 kilogram en 45 kilogram cocaïne dan wel het voorbereiden van de verkoop daarvan.
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 11 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit’ (feit 1, primair), en
  • ‘handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de rechtbank het inbeslaggenomen document verbeurdverklaard, de inbeslaggenomen hasjiesj onttrokken aan het verkeer en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van de inbeslaggenomen personenauto met het kenteken [kenteken] .
De officier van justitie heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 21 april 2022 is door de officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Bij akte van 23 mei 2023 heeft de officier van justitie in het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant het hoger beroep partieel ingetrokken, namelijk voor zover het appel zich richt tegen feit 1 en feit 2. Daarmee is het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de vrijspraak van het aan de verdachte onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat bewijsuitsluiting dient te volgen, dan wel dat strafvermindering dient te worden toegepast, onder meer vanwege het onrechtmatige gebruik en het onrechtmatig bewaren van Sky ECC-berichten. Daarnaast is vrijspraak van het onder feit 3 tenlastegelegde bepleit. Indien het hof evenwel tot een bewezenverklaring zou komen van het onder feit 3 tenlastegelegde, heeft de verdediging – in de vorm van een voorwaardelijk verzoek – het hof verzocht de gebruiker van het Sky ECC-account [nummer] te identificeren en te horen. Ten slotte heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en met de gronden waarop dit berust.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht – onder meer met betrekking tot het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde – maakt dat oordeel van het hof niet anders.
Het hof bevestigt derhalve de vrijspraak van de rechtbank van het aan de verdachte onder feit 3 tenlastegelegde. Gelet daarop behoeft het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het identificeren en het horen van de gebruiker van het Sky ECC-account [nummer] geen bespreking.
Opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdachte is op 21 oktober 2021 in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is bij beschikking van 2 juni 2022 met ingang van 3 juni 2022 geschorst tot de dag waarop de zaak inhoudelijk werd behandeld. Gelet op het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde – alsmede dat het vonnis van de rechtbank ten aanzien van feit 1 en feit 2 door het partieel ingetrokken hoger beroep door de officier van justitie reeds onherroepelijk is geworden – zal het hof het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inachtneming van het vorenoverwogene;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juni 2022 met ingang van 3 juni 2022 tot aan de dag waarop de zaak inhoudelijk werd behandeld was geschorst.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 7 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.