De bewindvoerder heeft in haar brief - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd. [appellant] is meerdere malen gewezen op zijn plicht om de bewindvoerder te informeren over de stand van zaken ten aanzien van de huurschuld. Iedere keer meldde [appellant] dat hierover nog geen duidelijkheid was en dat de curator van zijn vriendin nog in onderhandeling was met de verhuurder over de verrekening van de borg. Tot aan de dag voor de behandeling van de eindzitting overlegde [appellant] de vordering van de verhuurder ingediend als boedelvordering in het faillissement van zijn vriendin. Uit de stukken blijkt het bedrag dat als boedelvordering is ingediend maar niet of [appellant] ontslagen is uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze vordering. Op dit moment is hierover nog steeds geen duidelijkheid.
Ook over de loonvordering op [betrokkene] was [appellant] geïnformeerd en wist hij dat er sprake was van niet uitbetaald salaris. Hierover is niet gecommuniceerd met de bewindvoerder. De vriendin van [appellant] was zijn werkgever. De beschermingsbewindvoerder heeft op 27 maart 2023 de loonvordering ingediend bij de curator. [appellant] heeft na de toelatingszitting aangegeven dat hij naast de baan bij de nieuwe werkgever zijn vriendin in de keuken zou helpen.
Hierdoor was hij in staat om meer inkomsten te verwerven. De voormalig bewindvoerder heeft [appellant] op 5 mei 2020 medegedeeld dat zijn vriendin inzicht diende te geven in de stand van zaken, wat [appellant] op dat moment doet in het restaurant en wat de omzet is. Volgens [appellant] is hij niet extra gaan werken bij [betrokkene] omdat dit niet rendabel was en dus niet nodig. Enige bewijslast hiervan is niet te achterhalen. Of sprake is van een benadeling van de boedel is hierdoor niet inzichtelijk.
Ook bij de huidige werkgever, [werkgever] , werd het arbeidscontract op 3 november 2020 tussentijds verlaagd van 38 naar 30 uur per week. Het jaarcontract werd tussentijds omgezet. Niet blijkt dat de urenvermindering heeft plaatsgevonden met wederzijds goedvinden en lijkt het een eenzijdige wijziging vanuit de werkgever. Mogelijk dat [appellant] niet anders kon, maar met de bewindvoerder is niet vooraf overlegd. De wijziging heeft in dat geval er ook toe geleid dat er geen recht op WW-uitkering bestond en de boedel hierdoor inkomsten is misgelopen. Ook heeft [appellant] door de verminderde uren niet voldaan aan de daaruit aanstonds voortvloeiende (aanvullende) sollicitatieplicht in de periode november 2020 tot aan de opmaak van het 3de verslag. Per 1 juli 2021 is de arbeidsovereenkomst bij de huidige werkgever weer omgezet naar een fulltime dienstverband. De nakoming van de informatieplicht is dus niet verlopen zoals werd verwacht.
Op 6 juli 2022 heeft een verhoor bij de rechter-commissaris plaatsgevonden waar onder andere ook de informatieplicht is besproken. De rechter-commissaris heeft daarbij duidelijk aangegeven dat een beëindiging van de schuldsaneringsregeling met schone lei mogelijk is indien [appellant] zich vanaf 6 juli 2022 goed aan de regels houdt en er geen onvoorziene zaken meer opduiken.
Gebleken is echter dat [appellant] , ondanks diverse aanschrijvingen van de bewindvoerder, over de periode augustus 2022 t/m oktober 2022 wederom niet heeft voldaan aan de informatieplicht. Naar aanleiding hiervan heeft de rechter-commissaris op 15 november 2022 [appellant] een waarschuwingsbrief gestuurd.
[appellant] heeft een actieve informatieplicht zowel richting de beschermingsbewindvoerder als de bewindvoerder. Voordat [appellant] de huurovereenkomst ondertekende had hij contact met
de beschermingsbewindvoerder hierover dienen op te nemen. Dit heeft hij niet gedaan. Pas nadat de huurovereenkomst was getekend heeft hij de beschermingsbewindvoerder en
bewindvoerder geïnformeerd. Daarnaast betreft het een particuliere verhuurder. Ten aanzien hiervan kan ook aan [appellant] verweten worden dat hij heeft nagelaten de verhuurder te informeren dat hij onder bewind staat en heeft nagelaten de huurovereenkomst, alvorens deze te ondertekenen, eerst met de beschermingsbewindvoerder (en met de bewindvoerder) te bespreken. Immers weet [appellant] heel goed dat hij ten aanzien van financiële handelingen eerst overleg moet plegen en de toestemming van de beschermingsbewindvoerder dient te krijgen. Uit de huurovereenkomst blijkt eveneens dat zowel [appellant] als zijn vriendin beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de verschuldigde huurpenningen. Bij het ondertekenen van de huurovereenkomst had [appellant] er weet van kunnen hebben dat hij deze overeenkomst niet alleen voor het verkrijgen van de sleutels ondertekende. Omdat op dit moment nog steeds niet duidelijk is of de verhuurder [appellant] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze vordering heeft ontslagen is er nog steeds sprake van een huurschuld.
De bewindvoerder is tot slot van mening dat [appellant] de loonvordering in overleg met de
beschermingsbewindvoerder had kunnen indienen bij de curator. Immers was [appellant] ervan op de hoogte dat er sprake was van onbetaald salaris van restaurant [betrokkene] en hadden er ook van zijn kant enige inspanningen gedaan kunnen worden.