In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder was het niet eens met de eerdere beslissing van de rechtbank Limburg, die op 20 december 2022 het gezag van de moeder had beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad tot beëindiging van haar gezag af te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 april 2023 is de moeder, bijgestaan door haar advocaat, gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Gecertificeerde Instelling (GI). De kinderen zijn sinds 10 maart 2021 onder toezicht gesteld en zijn sinds 16 april 2021 uithuisgeplaatst. De moeder heeft aangegeven dat ze de kinderen het liefst bij zich zou willen hebben, maar erkent dat ze momenteel niet in staat is om voor hen te zorgen.
Het hof heeft overwogen dat de kinderen, die ernstig beschadigd zijn door hun eerdere thuissituatie, behoefte hebben aan stabiliteit en duidelijkheid. De moeder heeft positieve stappen gezet in haar ontwikkeling, maar het hof is van oordeel dat het gezag van de moeder moet worden beëindigd om de kinderen de noodzakelijke stabiliteit te bieden. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd, waarbij het hof benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat de moeder's wensen niet in het belang van de kinderen zijn.