ECLI:NL:GHSHE:2023:1879

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
200.320.455_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarigen met betrokkenheid van gecertificeerde instelling

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om een wijziging van de omgangsregeling met zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen staan onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en de moeder heeft het eenhoofdig gezag. De vader is van mening dat de huidige regeling, waarbij de GI de regie heeft over het contact, niet in het belang van de kinderen is en verzoekt om een meer gelijkwaardige omgangsregeling. De moeder daarentegen is van mening dat de GI noodzakelijk is voor de begeleiding van de omgang, gezien de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de vader en de angst van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling is er gesproken over de rol van de GI en de noodzaak van begeleiding. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de toevoeging dat de regie over het contact bij de GI blijft, en heeft de verzoeken van de vader afgewezen. Het hof benadrukt dat de omgangsregeling afhankelijk is van de juiste hulpverlening en dat de ouders een actieve rol moeten spelen in het proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 8 juni 2023
Zaaknummer: 200.320.455/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/365045 FA RK 20-5819
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.M. Bakker,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel.
Het hof merkt als belanghebbende aan:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over de contactregeling tussen de vader en de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016 (hierna: [minderjarige 1] ), en
  • [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2019 (hierna: [minderjarige 2] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 december 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zo nodig onder verbetering en aanvulling van feiten en gronden,
-primair het zelfstandig verzoek van de zijde van de vader (te weten dat een omgangsregeling zal plaatsvinden op basis van coouderschap waarin de moeder twee weken omgang met de kinderen heeft en daarna de vader twee weken) alsnog toe te wijzen,
-subsidiair te bepalen dat er wordt gewerkt aan een opbouwregeling waarbij de kinderen uiteindelijk eenmaal per twee weken een weekend van vrijdag tot en met zondag, alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen, bij de vader verblijven,
-dan wel zodanige voorzieningen te treffen als het hof juist acht,
-kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 10 februari 2023, heeft de moeder verzocht het hoger beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Bakker; voor de vader is de heer K. Kruk opgetreden als tolk (tolknummer 40286);
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Putten-Van den Heuvel; voor de moeder is mevrouw M. Leszczynska opgetreden als tolk (tolknummer 22646);
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het procesdossier eerste aanleg ingekomen ter griffie op 28 december 2022.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben van 2013 tot 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De vader heeft de kinderen erkend. De moeder oefent het eenhoofdig gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] staan sinds 21 oktober 2021 onder toezicht van de GI.
3.3.
Na een aantal tussenbeschikkingen heeft de rechtbank in de bestreden beschikking, voor zover in hoger beroep van belang, de volgende regeling vastgesteld betreffende het contact tussen de vader en [minderjarige 2] en [minderjarige 1] :
-
de regie over het contact tussen de vader en de kinderen berust bij de GI, waarbij de GI de aard, duur en frequentie van de contacten tussen de vader en de kinderen bepaalt.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling ‑ samengevat ‑ het volgende aan. Hoewel de rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij structureel en onbelast contact met beide ouders hebben, is er tot op heden nog steeds geen hulpverlening ingezet. Er zijn veel personeelswisselingen bij de GI geweest, waarvan de vader en de kinderen de dupe zijn. De rechtbank had zelf een regeling moeten vaststellen. Er is nu veel tijd verloren en elk gemis aan contact tussen de vader en de kinderen zorgt voor een verstoorde identiteitsontwikkeling bij de kinderen.
Omdat de vader zich in eerste aanleg niet gehoord voelde door zijn toenmalig advocaat is het verhaal van de vader niet goed naar voren gekomen. Hierdoor is een vertekend beeld ontstaan, dat alleen is gebaseerd op de verhalen van de moeder. De vader betwist dat hij overmatig alcohol en drugs gebruikt. De moeder heeft, vlak voordat de ouders uit elkaar gingen, tegenover haar huisarts verklaard dat de vader goed is voor zijn kinderen. De vader woont bij zijn moeder en in die woning is voldoende ruimte voor de kinderen. Er zou snel toegewerkt moeten worden naar omgang. De vader is bereid in eerste instantie mee te werken aan begeleide omgang, met bijvoorbeeld mevrouw [betrokkene] ( [betrokkene] ), verbonden aan [instantie] , als begeleiding. De vader staat ook open voor begeleiding via een omgangshuis, maar het is van groot belang dat er snel actie ondernomen wordt.
De vader verzoekt het hof een minimale zorgregeling vast te stellen en beroept zich daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321) waaruit naar voren komt dat het niet wenselijk is om tijdens een ondertoezichtstelling een omgangsregeling te bepalen waarbij de regie bij de GI ligt.
3.6.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat ‑ het volgende aan. De rechtbank heeft op basis van het raadsonderzoek een regeling vastgesteld, waarbij de rechtbank de regie bij de GI heeft neergelegd. De GI heeft vervolgens te kennen gegeven dat er onderzoek/observatie bij de vader thuis nodig is. De thuissituatie en de opvoedcapaciteiten van de vader dienen in kaart te worden gebracht. Bij het opstarten van de omgang dient het tempo van de kinderen gevolgd te worden. De kinderen hebben hierbij hulp en begeleiding nodig, waarbij strenge supervisie en grote voorzichtigheid dienen te worden betracht. De moeder kan zich niet vinden in begeleide omgang via een omgangshuis. Dat is een stap te ver voor nu. Er moet gekeken worden wat er in het belang van de kinderen haalbaar is.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de begeleiding onder regie van de GI te laten plaatsvinden. Er zou toegewerkt kunnen worden naar begeleide omgang, maar dan zullen de ouders zich begeleidbaar moeten opstellen. Tot dusver heeft dat belemmerend gewerkt.
3.8.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. De begeleiding van de ouders gaat erg moeizaam. Er is een taalbarrière en de vader heeft moeite om aan te sluiten bij de beleving van de kinderen. Het vertrouwen van de moeder in vaders omgang met de kinderen is erg summier. De vader zal moeten laten zien dat hij betrouwbaar is. Vervolgens kan er op het tempo van de kinderen toegewerkt worden naar een omgangsregeling.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.9.1.
De Nederlandse rechter is bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken, gelet op het feit dat de minderjarigen ten tijde van de indiening van de verzoeken de gewone verblijfplaats in Nederland hadden (artikel 8 Brussel II-bis-Verordening).
3.9.2.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de verzoeken is het Nederlands recht daarop van toepassing (artikel 15 lid 1 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Omgangsregeling
3.9.3.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.9.4.
Op dezelfde gronden die de rechtbank heeft gehanteerd en die het hof na eigen onderzoek en afweging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Het hof voegt daar nog het navolgende aan toe.
3.9.5.
Vooropgesteld kan worden dat de vader en de moeder het er in beginsel over eens zijn dat er omgang tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot stand zou moeten komen. De ouders verschillen van mening over de concrete invulling en over de wijze waarop de omgang opgebouwd zou moeten worden. Vanuit de moeder is er sprake van wantrouwen en angst jegens de vader en om die reden geeft zij aan dat er met kleine stapjes en supervisie toegewerkt zou moeten worden naar begeleide omgang tussen de vader en de kinderen. De vader wil graag dat er een concrete zorgregeling door het hof wordt vastgesteld waarbij de GI niet de regie heeft.
3.9.6.
Het is begrijpelijk dat het de vader frustreert dat de rechtbank de regie bij de GI heeft gelegd en dat er tot dusver weinig is bereikt. Hulpverlening zou de omgang moeten gaan begeleiden maar door allerlei omstandigheden heeft dat lang op zich laten wachten. Inmiddels is er een geschikte hulpverlener gevonden, te weten de door de vader ook genoemde [betrokkene] (van [instantie] ). Zowel de vader als de moeder hebben vertrouwen in deze hulpverlener en zij is ook de Poolse taal machtig.
3.9.7.
Hoewel het hof duidelijk ziet dat de omgangskwestie afhankelijk is van de juiste hulpverlening, ligt er ook een belangrijke taak bij de ouders. Gezien de angst die zowel de moeder als de kinderen voor de vader hebben, zal de vader zich aan de basisvoorwaarden moeten houden. De vader kan op dit moment niet goed aansluiten bij de beleving van de kinderen en heeft beperkt inzicht in wat de kinderen nodig hebben. De vader zal dit moeten leren en zich daartoe begeleidbaar en betrouwbaar moeten opstellen. Door mee te werken kan hij laten zien dat een omgangsregeling met de kinderen voor hem belangrijk is. Uit de stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de hulpverlening moeilijk kon communiceren vanwege de taalbarrière. Door het inzetten van een zelfstandig hulpverlener die verbonden is aan [instantie] , is nu een eerste stap gezet.
3.9.8.
Hoewel de ouders het allebei wenselijk vinden dat de kinderen op termijn hun vader weer gaan zien is het resultaat afhankelijk van de weg die moet worden afgelegd om op dat punt te komen. Het hof is met de raad van oordeel dat de regie van de GI noodzakelijk is om toe te kunnen werken naar een passende omgangsregeling. Alleen dan heeft het hof goede hoop dat er uiteindelijk een reguliere onbegeleide (tweewekelijkse) weekendomgang tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot stand zou kunnen komen. Deze regeling kan naar het oordeel van het hof nu nog niet worden opgelegd, maar dit zou wel het uiteindelijke doel moeten zijn. Het streven zou kunnen zijn dat er eind 2023 begeleide omgang tussen de vader en de kinderen plaatsvindt. Tot die tijd zal er echter nog veel moeten gebeuren en zijn nog vele stappen nodig. Het welslagen van die stappen is afhankelijk van diverse factoren, waarbij het belang van de kinderen leidend is.
3.9.9.
De advocaat van de vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:2321). Het hof merkt hierover op dat de omstandigheden in de thans voorliggende kwestie anders zijn dan die in de casus waarop voormelde uitspraak betrekking heeft, waardoor nu een ander oordeel wordt gegeven.
Afsluitende conclusie
3.10.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, onder aanvulling van de gronden, bekrachtigen en de verzoeken van de vader afwijzen.
3.11.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu het hier gaat om een omgangsregeling.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 26 september 2022 en
bepaalt aanvullend dat de regie over het contact tussen de vader en de kinderen bij de GI berust, waarbij de invulling en eventuele uitbreiding van deze contactregeling door de GI dient te worden bepaald, afhankelijk van de draagkracht van de kinderen en met inachtneming van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.9.8. is bepaald;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, A.M. Bossink en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken door mr. E.M.C. Dumoulin op 8 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.