ECLI:NL:GHSHE:2023:1558

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
200.299.163/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, geboren in 2011, bij hem te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige voorlopig contact zou hebben met de vader, maar de vader is bezorgd over de situatie van de minderjarige en de naleving van afspraken door de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 maart 2023 zijn de advocaten van beide partijen, de raad en de gecertificeerde instelling (GI) gehoord, maar de ouders zijn niet verschenen. De GI heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige is verlengd en dat er zorgen zijn over de omgang tussen de vader en de minderjarige. De bijzondere curator heeft ook zorgen geuit over het welzijn van de minderjarige, die aangeeft dat zij zich niet veilig voelt bij de vader. Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 31 augustus 2023, in afwachting van aanvullende informatie van de GI over de situatie van de minderjarige. Het hof heeft grote zorgen over het welzijn van de minderjarige en de ontwikkeling daarvan, en heeft de GI verzocht om schriftelijk te rapporteren over de situatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 11 mei 2023
Zaaknummer: 200.299.163/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/356851/ FA RK 20-1249
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.J. Hos,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. H. Sanli.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , ook kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
Mr. L. Stam, kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

10.De beschikking d.d. 22 december 2022

Bij die beschikking heeft het hof bepaald dat [minderjarige] voorlopig, met ingang van 3 december 2022, met de vader contact zal hebben, waarbij de vader [minderjarige] om de week op zaterdag om 12.00 uur op het station [woonplaats moeder] zal ophalen en op zondag om 18.00 uur op het station [woonplaats moeder] zal terugbrengen en waarbij de vader voorlopig, zolang deze regeling loopt, geen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] verschuldigd is. Het hof heeft verder bepaald dat de mondelinge behandeling wordt voortgezet op 30 maart 2023 om 11:00 uur en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

11.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

11.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de advocaat van de vader mr. Hos;
- de advocaat van de moeder mr. Sanli;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad];
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI];
- de bijzondere curator.
11.2.
De ouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.
11.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van de brief met bijlagen van de GI d.d. 28 maart 2023.

12.De verdere beoordeling

12.1.
Aan het hof ligt nog voor het verzoek van de vader om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 mei 2021 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat
primair:
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem wordt bepaald;
  • de minderjarige een weekend per twee weken bij de moeder verblijft, waarbij de vader ervoor zal zorgen dat de minderjarige om 10.00 uur op het station van [woonplaats moeder] zal zijn en de moeder de minderjarige op zondag om 17.00 uur naar het station van [woonplaats vader] zal brengen, waarbij het tempo en de opbouw van de zorgregeling onder regie van de gezinsvoogd zal plaatsvinden.
subsidiair:
- de zorgregeling zoals beschreven in de bestreden beschikking in stand wordt gelaten en de vader wordt gemachtigd om de tenuitvoerlegging van deze zorgregeling te bewerkstelligen door gijzeling van de moeder gedurende twee dagen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft om aan de zorgregeling te voldoen.
meer subsidiair:
- de zorgregeling zoals beschreven in de bestreden beschikking in stand wordt gelaten en de moeder te veroordelen om aan de vader een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze zorgregeling voldoet.
12.2.
Uit het voornoemde plan van aanpak van de GI volgt onder meer dat de ondertoezicht-stelling is verlengd met ingang van 2 februari 2023 voor de duur van twaalf maanden. Verder volgt uit dit plan dat er een aantal omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] hebben plaatsgevonden na de beschikking van het hof van 22 december 2022.
De laatste keer vond dit plaats in het weekend van 11 maart 2023. De GI heeft verder benoemd dat de moeder de afspraken, die de GI met haar heeft gemaakt, niet nakomt en er daarom door de GI aan de moeder een vooraankondiging is gestuurd van een schriftelijke aanwijzing.
12.3.
Ter mondelinge behandeling is door de bijzondere curator desgevraagd verklaard dat zij contact heeft gehad met [minderjarige] en de moeder. Zij werd door zowel [minderjarige] als de moeder benaderd via what’s app over het verloop van de omgangsmomenten van [minderjarige] bij de vader. [minderjarige] zou geen eten krijgen bij de vader en uren alleen worden gelaten door hem. Zij kwam volgens de moeder uitgeput terug na de bezoeken aan de vader. In een bericht van [minderjarige] aan de bijzondere curator benoemt zij onder meer dat zij wordt uitgescholden door de vader en dat de vader kwaad spreekt over de moeder en de stiefvader. Dit maakt [minderjarige] heel erg verdrietig en zij wil dat dit stopt. Zij benadrukt dat de moeder goed voor haar zorgt.
Door de GI is daaraan toegevoegd dat [minderjarige] tijdens de omgang bij de vader op 11 maart 2023 de politie heeft gebeld en de politie bij de vader thuis is gaan kijken. Een vrouwelijke agente heeft [minderjarige] gesproken. De politie zag dat er voldoende eten in huis was en heeft geen signalen van onveiligheid gezien. De advocaat van de vader heeft verklaard dat toen de vader [minderjarige] weer met de trein naar huis bracht, hij door de stiefvader is aangevallen op het station. Hij heeft daarvan aangifte gedaan.
Het hof overweegt het volgende.
12.4.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 januari 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 2 februari 2024.
12.5.
Het hof maakt zich grote zorgen om het welzijn en de ontwikkeling van [minderjarige] . Deze zorgen worden bevestigd door de toelichting van de bijzondere curator ter mondelinge behandeling en hetgeen namens de GI naar voren is gebracht. Positief is dat er na de beschikking van dit hof van 22 december 2022 omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] hebben plaatsgevonden. Feit is echter ook dat de omgang sinds 11 maart 2023 weer stilligt, dat de GI geen contact krijgt met de moeder, niet wordt toegelaten in de woning waar [minderjarige] woont en de moeder de eerder gemaakte afspraken niet nakomt. Bovendien zijn beide ouders niet op de mondelinge behandeling verschenen om de gang van zaken rondom de omgangsweekenden tussen de vader en [minderjarige] toe te lichten en bestaat er veel onduidelijkheid over hoe het nu met [minderjarige] gaat.
Er zijn zorgen over het gedrag dat [minderjarige] op school laat zien en de vraag is of een uithuisplaatsing van [minderjarige] , al dan niet bij de vader, helpend zou zijn.
Namens de raad is benoemd dat er in feite ook geen zicht is op de situatie bij de vader thuis.
Vanuit de GI is benoemd dat zij het verhandelde ter mondelinge behandeling van het hof wil bespreken met de gedragswetenschapper van de GI om te bepalen welke vervolgstappen op dit moment in het belang van [minderjarige] zijn.
12.6.
Het hof acht zich nog onvoldoende geïnformeerd om op de verzoeken in hoger beroep te kunnen beslissen. Gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken gaat het hof er van uit dat de GI en de raad zich -ook samen- zullen beraden omtrent de vraag of en wanneer [minderjarige] bij de vader of elders uit huis geplaatst moet worden. Het hof zal de GI in de gelegenheid stellen om het hof uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum nader schriftelijk te informeren over de uitkomsten van dat beraad en de verdere ontwikkelingen in dat verband.
12.7.
In afwachting van bedoelde informatie houdt het hof de verdere behandeling van de onderhavige zaak pro forma aan tot 31 augustus 2023.

13.De beslissing

Het hof:
verzoekt de GI, onder gelijktijdige toezending aan partijen, de bijzondere curator en de raad, het hof nader schriftelijk te informeren zoals hiervoor onder 12.6 beschreven;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
31 augustus 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, H. van Winkel, E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.