Bij brief van 4 april 2019 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] onder meer het
volgende geschreven aan [appellante] :
“(...) U werkzaamheden hebben ervoor gezorgd dat de beschoeiing van de sloot compleet
is vernield. De beschoeiing, bestaande uit houten palen met dwarslatten, heeft u vervolgens
uit de sloot geschept en op het perceel van [geïntimeerde] gedumpt, waardoor [geïntimeerde]
haar perceel minder goed kan gebruiken voor de landbouw. Ook de betonnen en pvc
drainagebuizen die onderdeel vormden van de drainage van het perceel van [geïntimeerde]
heeft u compleet vernield. Daarmee heeft u het drainagesysteem van [geïntimeerde] effectief
onbruikbaar gemaakt, waardoor [geïntimeerde] schade heeft geleden en lijdt. Ook de
vernielde (delen van de) drainage heeft u uit de sloot geschept en onrechtmatig op het
perceel van [geïntimeerde] gedumpt. (...) Door het vernielen van de beschoeiing en de
drainage spoelt de sloot in en verzakken de wanden van die sloot, waardoor de
afvoercapaciteit van de sloot wordt verminderd en waardoor de grond van het perceel van
[geïntimeerde] deels wegzakt (...) [geïntimeerde] stelt u hierbij aansprakelijk voor de geleden en te lijden schade als gevolg van het onrechtmatige verdiepen en verbreden van de sloot.”